EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CJ0330

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 12 juni 2014.
Lukoyl Neftohim Burgas AD tegen Nachalnik na Mitnicheski punkt Pristanishte Burgas Tsentar pri Mitnitsa Burgas.
Verzoek van de Administrativen sad Burgas om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk douanetarief – Gecombineerde nomenclatuur – Indeling van goederen – Goederen omschreven als ‚zware oliën, smeerolie; andere oliën - bestemd om een aangewezen behandeling te ondergaan’ – Posten 2707 en 2710 – Aromatische bestanddelen en niet-aromatische bestanddelen – Verhouding tussen de gecombineerde nomenclatuur en het geharmoniseerd systeem.
Zaak C‑330/13.

Court reports – general

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2014:1757

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer)

12 juni 2014 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Gemeenschappelijk douanetarief — Gecombineerde nomenclatuur — Indeling van goederen — Als ‚zware oliën, smeerolie; andere oliën — bestemd om een aangewezen behandeling te ondergaan’ omschreven goederen — Posten 2707 en 2710 — Aromatische bestanddelen en niet-aromatische bestanddelen — Verhouding tussen de gecombineerde nomenclatuur en het geharmoniseerd systeem”

In zaak C‑330/13,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Аdministrativen sad Burgas (Bulgarije) bij beslissing van 28 mei 2013, ingekomen bij het Hof op 18 juni 2013, in de procedure

Lukoyl Neftohim Burgas AD

tegen

Nachalnik na Mitnicheski punkt Pristanishte Burgas Tsentar pri Mitnitsa Burgas,

wijst

HET HOF (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: A. Borg Barthet, kamerpresident, S. Rodin en F. Biltgen (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: N. Wahl,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Lukoyl Neftohim Burgas AD, vertegenwoordigd door S. Andronov, raadsman,

de Bulgaarse regering, vertegenwoordigd door E. Petranova en J. Atanasov als gemachtigden,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door P. Mihaylova en B.‑R. Killmann als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de posten 2707 en 2710 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”), die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie van 27 september 2011 (PB L 282, blz. 1).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Lukoyl Neftohim Burgas AD (hierna: „Lukoyl”) en de Nachalnik na Mitnicheski punkt Pristanishte Burgas Tsentar pri Mitnitsa Burgas (hoofd van het douanekantoor „Burgas-centrum Haven”; hierna: „Nachalnik”) betreffende de tariefindeling van als „zware oliën, smeerolie, andere oliën – bestemd om een aangewezen behandeling te ondergaan” omschreven goederen.

Toepasselijke bepalingen

Geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen

3

Het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”) en het daarbij behorende protocol van wijziging van 24 juni 1986 zijn namens de Europese Economische Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1).

4

De Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie (WDO), die is opgericht bij het op 15 december 1950 te Brussel gesloten Verdrag houdende instelling ervan, keurt onder de voorwaarden van artikel 8 van het in het vorige punt genoemde GS-verdrag de door het comité voor het GS vastgestelde toelichtingen en indelingsadviezen goed.

5

De algemene opmerkingen bij de GS-toelichtingen op hoofdstuk 27 luiden als volgt:

„[...]

De uitdrukking ‚aromatische bestanddelen’ die gebezigd is in aantekening 2 op dit hoofdstuk en in post 2707 wordt geacht betrekking te hebben op gehele moleculen met een aromatisch gedeelte, ongeacht het aantal en de lengte van de zijketens en niet uitsluitend op de aromatische gedeelten van zulke moleculen.

[...]”

6

Aantekening 2 op hoofdstuk 27 van het GS preciseert het volgende:

„De uitdrukkingen ‚aardolie’ en ‚olie uit bitumineuze mineralen’, die gebezigd zijn in de tekst van post 2710, worden geacht niet alleen betrekking te hebben op aardolie en op olie uit bitumineuze mineralen, doch eveneens op soortgelijke olie en op hoofdzakelijk uit gemengde onverzadigde koolwaterstoffen bestaande olie, waarin het gewicht van de niet-aromatische bestanddelen dat van de aromatische bestanddelen overtreft, ongeacht de wijze waarop deze producten zijn verkregen.

[...]”

7

De GS-toelichtingen op post 2707 luiden als volgt:

„Deze post omvat:

[...]

2)

soortgelijke oliën en producten, waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestanddelen overtreft en die verkregen zijn door distillatie van lage-temperatuur-steenkoolteer of van andere minerale teersoorten bij het kraken van aardolie, door afscheiding uit steenkoolgas of volgens een andere werkwijze.

[...]”

8

In titel I, B, van de GS-toelichtingen op post 2710 wordt het volgende uiteengezet:

„[...]

Deze post omvat:

[...]

B)

soortgelijke oliën, waarin het gewicht van de niet-aromatische bestanddelen dat van de aromatische bestanddelen overtreft, en die verkregen zijn door distillatie van lage-temperatuur-steenkoolteer, door hydrogenering of volgens andere werkwijze (kraken, reforming, enz.).

Hieronder worden onder meer ingedeeld alkylenen van gemengde samenstelling, zoals tripropyleen, tetrapropyleen, di-isobutyleen, tri-isobutyleen, enz. Dit zijn mengsels van onverzadigde acyclische koolwaterstoffen (bv. octylenen, nonylenen, homologen en isomeren daarvan) en verzadigde acyclische koolwaterstoffen.

Zij worden verkregen hetzij door het polymeriseren (tot een zeer lage polymerisatiegraad) van propyleen, van isobutyleen of van andere ethyleenkoolwaterstoffen, hetzij door afscheiding (bv. door gefractioneerde distillatie) uit bepaalde producten die afkomstig zijn van het kraken van minerale oliën.

[...]

Van deze post zijn eveneens uitgezonderd oliën, waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestanddelen overtreft, ook indien die oliën zijn verkregen door het kraken van aardolie of volgens een andere werkwijze (post 2707).”

GN

9

De tariefindeling van goederen die in de Europese Unie worden ingevoerd, wordt geregeld door de GN, die is gebaseerd op het GS. Ten tijde van de feiten in het hoofdgeding gold de versie van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1006/2011.

10

Het eerste deel van de GN bevat een geheel van inleidende bepalingen. In titel I ervan, houdende de algemene regels, voorziet afdeling A in algemene regels voor de interpretatie van deze nomenclatuur op grond waarvan goederen in de GN worden ingedeeld. Hierin heet het met name dat de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken wettelijk bepalend zijn voor de indeling, terwijl de tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden.

11

Hoofdstuk 27 van het tweede deel („Tabel der rechten”) van de GN betreft „minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten daarvan; bitumineuze stoffen; minerale was”.

12

GN-post 2707, die in dit hoofdstuk is opgenomen, omvat:

„2707

Olie en andere producten, verkregen bij het distilleren van hoge-temperatuur-steenkoolteer; soortgelijke producten waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische overtreft”.

13

GN-post 2710 omvat:

„2710

Aardolie en olie uit bitumineuze mineralen andere dan ruwe; preparaten bevattende als basisbestanddeel 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen, elders genoemd noch elders onder begrepen; afvalolie”.

14

De GN-toelichtingen op de postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99, beide getiteld „andere”, luidden in de versie die van toepassing was ten tijde van de feiten in het hoofdgeding (PB 2011, C 137, blz. 1) als volgt:

„Tot deze onderverdelingen behoren bijvoorbeeld producten uit mengsels van koolwaterstoffen.

Van deze producten kunnen worden genoemd:

1.

zware oliën (andere dan ruwe oliën) verkregen bij de distillatie van hoge-temperatuur-steenkoolteer, alsmede soortgelijke producten als deze oliën, voor zover:

a)

minder dan 65 % van hun volume overdistilleert [methode ASTM D 86‑67 (reapproved 1972)] bij 250 °C of lager, en

b)

de dichtheid bij 15 °C hoger is dan 1,000 g/cm3, en

c)

de naaldpenetratie (methode ASTM D 5) bij 25 °C 400 of meer bedraagt, en

d)

zij andere kenmerken vertonen dan de producten van post 2715 00 00.

Producten die niet aan een van de voorwaarden, vermeld sub a t/m d hiervoor voldoen, moeten al naargelang van hun kenmerken worden ingedeeld onder de onderverdelingen 2707 10 10 t/m 2707 30 90, 2707 50 10, 2707 50 90, post 2708, de onderverdelingen 2710 19 31 t/m 2710 19 99, 2713 20 00 of post 2715 00 00;

[...]”

15

In de GN-toelichtingen op post 2707 staat te lezen:

„Zie voor de bepaling van het gehalte aan aromatische bestanddelen de toelichting op aantekening 2 op dit hoofdstuk.”

16

Aantekening 2 van de algemene opmerkingen bij de GN-toelichtingen op hoofdstuk 27 luidt als volgt:

„Voor de bepaling van het gehalte aan aromatische bestanddelen moeten onderstaande methoden worden gebruikt:

producten waarvan het distillatie-eindpunt niet boven 315 °C ligt: methode ASTM D 1319‑70;

producten waarvan het distillatie-eindpunt boven 315 °C ligt: zie bijlage A bij de toelichting op dit hoofdstuk.”

17

In bijlage A bij de GN-toelichtingen op hoofdstuk 27, met als opschrift „Methode voor de bepaling van het gehalte aan aromatische bestanddelen in producten waarvan het distillatie-eindpunt boven 315 °C ligt”, wordt het volgende uiteengezet:

„Principe van de methode

Het in n-pentaan opgeloste monster wordt in een speciale, met silicagel gevulde chromatografiekolom gepercoleerd. De met n-pentaan geëlueerde niet-aromatische koolwaterstoffen worden vervolgens opgevangen en na verdamping van het oplosmiddel door weging kwantitatief bepaald.

[...]

Werkwijze

[...]

Het aantal gewichtspercenten niet-aromatische koolwaterstoffen (A) wordt berekend met de volgende formule:

Image

waarbij G1 het gewicht van het onderzochte monster voorstelt.

Het verschil ten opzichte van 100 geeft dan het aantal gewichtspercenten aan van de door het silicagel geabsorbeerde aromatische koolwaterstoffen.

[...]”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

18

Bij vereenvoudigde douaneaangifte van 2 mei 2012 heeft Lukoyl goederen gedeclareerd voor het vrije verkeer en voor eindverbruik. De betrokken goederen worden daarin omschreven als „zware oliën, smeerolie; andere oliën – bestemd om een aangewezen behandeling te ondergaan”, en aangegeven onder GN-post 2710 19 71.

19

De douaneaangifte vermeldt een prijs van 24269509 Amerikaanse dollar (USD). Op 10 mei 2012 heeft Lukoyl 7250758,54 Bulgaarse lev (BGN) aan belasting over de toegevoegde waarde voldaan; douanerechten en accijnzen zijn volgens haar niet verschuldigd.

20

Bij controle van de geleidedocumenten van de betrokken goederen en van de aangifte hebben de bevoegde douaneautoriteiten vervolgens vastgesteld dat op basis van de overgelegde certificaten en documenten geen eenduidige tariefindeling mogelijk is. Teneinde de toepasselijke GN-code te bepalen, hebben zij bijgevolg monsters van de goederen genomen.

21

Die monsters zijn onderzocht door het douanelaboratorium te Ruse (Bulgarije), dat in zijn rapport tot de slotsom komt dat het bij de onderzochte goederen gaat om stookolie, meer bepaald rechtstreeks gedistilleerde aardolie die een mengsel van koolwaterstoffen bevat waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestanddelen overtreft. Deze olie bevat geen benzol, toluol, xylol, naftaleen, andere mengsels van aromatische koolwaterstoffen, creosootolie of ruwe oliën, noch zwavelhoudende tops, teeroliebasen, antraceen of fenolen. Het onderzoek is verricht volgens de in bijlage A bij de GN-toelichtingen op hoofdstuk 27 uiteengezette methode (hierna: „methode van bijlage A”).

22

Bij brief van 28 september 2012 heeft het waarnemend hoofd van het douanekantoor Sofia (Bulgarije) de Nachalnik ter kennis gebracht dat de betrokken goederen, gelet op de conclusie van het douanelaboratorium te Ruse en de punten 1 en 6 van de algemene regels voor de interpretatie van de GN, de bewoordingen van GN-post 2707 en de GS-toelichtingen op die post, moeten worden ingedeeld onder GN-postonderverdeling 2707 99 99.

23

Derhalve heeft de Nachalnik op 26 oktober 2012 een besluit vastgesteld waarbij Lukoyl wordt gelast de tariefindeling van de betrokken goederen te rectificeren – dat wil zeggen ze in te delen onder GN-post 2707 99 99, op basis waarvan een douanerecht van 1,7 % verschuldigd is – en de Staat een douaneschuld te betalen van 616314,48 BGN, vermeerderd met 123262,90 BGN aan belasting over de toegevoegde waarde.

24

Lukoyl heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij de Administrativen sad Burgas.

25

Die rechterlijke instantie heeft een expert belast met een chemisch onderzoek, waarvan de uitkomst de conclusie van het douanelaboratorium te Ruse in wezen bevestigt. De expert is echter van mening dat de door het douanelaboratorium te Ruse gebruikte methode van bijlage A niet geschikt is om de verhouding te bepalen tussen het gewicht van de aromatische bestanddelen en dat van de niet-aromatische bestanddelen in een product als dat in het hoofdgeding.

26

Daarop heeft de Administrativen sad Burgas de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Is de in bijlage A bij de toelichting op hoofdstuk 27 van de GN genoemde methode voor het bepalen van [het gehalte aan] aromatische bestanddelen in producten die vallen onder hoofdstuk 27 van de GN in strijd met de definitie van aromatische bestanddelen die is opgenomen in de algemene opmerkingen voor hoofdstuk 27 van het GS? Zo ja: hoe moet dan [het gehalte aan] deze bestanddelen worden bepaald, en is dan methode АSТМ D 2007 daarvoor geschikt en toelaatbaar?

2)

Welke betekenis heeft het in de toelichting op hoofdstuk 27 van de GN en in de toelichting op hoofdstuk 27 van het GS alsmede in aantekening 2 bij hoofdstuk 27 van het GS gehanteerde begrip ‚niet-aromatische bestanddelen’? Komt deze betekenis overeen met de betekenis van het begrip ‚niet-aromatische koolwaterstoffen’, of is zij ruimer? Indien zij ruimer is dan de betekenis van laatstgenoemd begrip, omvat zij dan alle bestanddelen die, gelet op hun gewicht, niet vallen onder het begrip ‚aromatische bestanddelen’, of gaat het om bestanddelen van een product, zoals dat in het hoofdgeding, die, gelet op het gewicht, onder geen van beide categorieën – te weten ‚aromatische bestanddelen’ en ‚niet-aromatische bestanddelen’ – vallen?

3)

Is het toelaatbaar om voor het bepalen van zowel [het gehalte aan] aromatische bestanddelen als [het gehalte aan] niet-aromatische bestanddelen, in de zin van hoofdstuk 27 van de GN en hoofdstuk 27 van het GS, een en dezelfde methode te hanteren en zo ja, welke methode is dat dan? Indien dit niet toelaatbaar is, welke methode moet dan worden gebruikt om [het gehalte aan] aromatische bestanddelen te bepalen en welke methode om [het gehalte aan] niet-aromatische bestanddelen te bepalen?

4)

Welke van de twee posten 2707 en 2710 van hoofdstuk 27 van de GN omschrijft het meest nauwkeurig een product met kenmerken als die van het product in het hoofdgeding?

5)

Voor het geval dat beide posten een product met kenmerken als die van het product in het hoofdgeding even nauwkeurig omschrijven, kan dan het feit dat het gewicht aan aromatische bestanddelen overweegt, worden aangemerkt als het kenmerk dat dit product zijn wezenlijke karakter verleent?

6)

Welke van de twee posten 2707 en 2710 heeft betrekking op producten met eigenschappen die de meeste overeenkomst vertonen met de kenmerken van het product in het hoofdgeding?

7)

Is er een tegenstrijdigheid tussen een deel van de GN-toelichting op postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99, enerzijds, en aantekening 2 bij hoofdstuk 27 van het GS, anderzijds, of is laatstgenoemde aantekening niet alomvattend doch dient zij slechts als voorbeeld?

Volgens de GN-toelichting op postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99 moeten ‚zware oliën (andere dan ruwe oliën) verkregen bij de distillatie van hoge-temperatuur-steenkoolteer, alsmede soortgelijke producten als deze oliën’ – indien niet is voldaan aan de vier cumulatieve voorwaarden die zijn genoemd in de GN-toelichting op deze postonderverdelingen – overeenkomstig hun kenmerken worden ingedeeld onder de postonderverdelingen ‚2710 19 31 t/m 2710 19 99’.

Overeenkomstig aantekening 2 bij hoofdstuk 27 van het GS moeten de uitdrukkingen ‚aardolie’ en ‚olie uit bitumineuze mineralen’, die gebezigd zijn in de tekst van post 2710, worden geacht niet alleen betrekking te hebben op aardolie en op olie uit bitumineuze mineralen, doch eveneens op soortgelijke olie en op hoofdzakelijk uit gemengde onverzadigde koolwaterstoffen bestaande olie, waarin het gewicht van de niet-aromatische bestanddelen dat van de aromatische bestanddelen overtreft, ongeacht de wijze waarop deze producten zijn verkregen.

8)

Is er een tegenstrijdigheid tussen de GN-toelichting op postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99 [...] en de toelichting op post 2710 van het GS, deel I, B, waarnaar de toelichting op hoofdstuk 27 van de GN verwijst [...]?

9)

Wat is de authentieke tekst en wat is de authentieke betekenis van de tweede zin van de GN-toelichting op postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99, die in het Bulgaars luidt: ‚mezhdu tezi produkti mogat da se upomenat’ (‚Van deze producten kunnen worden genoemd’), en in het Engels ‚These products are’?

10)

Hoe moet een product met kenmerken als die van het product in het hoofdgeding worden ingedeeld, wanneer in dit product het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestanddelen overtreft, doch het product niet voldoet aan alle vier de cumulatieve voorwaarden van punt 1 van de GN-toelichting op postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

27

Om te beginnen zij eraan herinnerd dat het Hof, wanneer het wordt verzocht om een prejudiciële beslissing op het gebied van de tariefindeling, veeleer tot taak heeft de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan deze de betrokken producten correct in de GN kan indelen, dan zelf deze indeling te verrichten, temeer daar het Hof niet altijd over alle daartoe noodzakelijke gegevens beschikt. De nationale rechter lijkt hiertoe in ieder geval beter toegerust (arresten Lohmann en Medi Bayreuth, C‑260/00–C‑263/00, EU:C:2002:637, punt 26; Lecson Elektromobile, C‑12/10, EU:C:2010:823, punt 15, en Digitalnet e.a., C‑320/11, C‑330/11, C‑382/11 en C‑383/11, EU:C:2012:745, punt 61).

28

Het staat dus aan de verwijzende rechter de in het hoofdgeding aan de orde zijnde producten in te delen in het licht van het antwoord van het Hof op de door hem gestelde vragen.

29

Voorts zij erop gewezen dat het volgens vaste rechtspraak in het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde procedure van samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof, aan het Hof staat om de nationale rechter een nuttig antwoord te geven aan de hand waarvan deze het bij hem aanhangige geding kan beslechten. Daartoe dient het Hof de voorgelegde vragen in voorkomend geval te herformuleren (arresten Krüger, C‑334/95, EU:C:1997:378, punten 22 en 23, en Byankov, C‑249/11, EU:C:2012:608, punt 57).

30

In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de nationale rechter met zijn tien vragen in feite wenst te vernemen hoe de GN-posten 2707 en 2710 moeten worden uitgelegd met het oog op de tariefindeling van producten met kenmerken als die van de producten in het hoofdgeding, die worden omschreven als „zware oliën, smeerolie; andere oliën – bestemd om een aangewezen behandeling te ondergaan”.

31

Teneinde de verwijzende rechter een zinvol antwoord te geven, dienen die vragen aldus te worden geherformuleerd en te worden gehergroepeerd dat de tweede vraag na de vierde tot en met de zesde vraag wordt onderzocht, en vervolgens wordt ingegaan op de eerste en de derde vraag, gevolgd door de zevende tot en met de tiende vraag.

Vierde tot en met zesde vraag

32

Met zijn vierde tot en met zesde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen op basis van welk criterium een product met kenmerken als die van het product in het hoofdgeding moet worden ingedeeld onder GN-post 2707 dan wel onder GN-post 2710.

33

Ter beantwoording van deze vraag zij enerzijds opgemerkt dat overeenkomstig de algemene regels voor de interpretatie van de GN de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken bepalend zijn voor de indeling van goederen, terwijl de tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden.

34

Anderzijds zij in herinnering geroepen dat volgens vaste rechtspraak in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen of de hoofdstukken zijn omschreven (zie met name arresten Peacock, C‑339/98, EU:C:2000:573, punt 9; Intermodal Transports, C‑495/03, EU:C:2005:552, punt 47; Kamino International Logistics, C‑376/07, EU:C:2009:105, punt 31, en British Sky Broadcasting Group en Pace, C‑288/09 en C‑289/09, EU:C:2011:248, punt 60).

35

Aangaande de toelichtingen op het GS zij daaraan toegevoegd dat die weliswaar niet bindend zijn, maar toch belangrijke instrumenten vormen ter verzekering van de uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief, die als zodanig nuttige gegevens bevatten voor de uitlegging daarvan (arresten Kloosterboer Services, C‑173/08, EU:C:2009:382, punt 25, en Agroferm, C‑568/11, EU:C:2013:407, punt 28). Hetzelfde geldt voor de toelichtingen op de GN (zie arresten Develop Dr. Eisbein, C‑35/93, EU:C:1994:252, punt 21, en British Sky Broadcasting Group en Pace, EU:C:2011:248, punt 92).

36

In het onderhavige geval omvat GN-post 2707 blijkens de bewoordingen ervan „olie en andere producten [...]; soortgelijke producten waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische overtreft”.

37

Verder preciseert aantekening 2 bij hoofdstuk 27 van de GN – in dezelfde bewoordingen als de GS-toelichtingen op post 2710 – dat de uitdrukkingen „aardolie” en „olie uit bitumineuze mineralen”, die worden gebruikt in de tekst van post 2710, ook betrekking hebben op „hoofdzakelijk uit gemengde onverzadigde koolwaterstoffen bestaande olie, waarin het gewicht van de niet-aromatische bestanddelen dat van de aromatische bestanddelen overtreft”. In deze toelichtingen heet het voorts dat van post 2710 zijn uitgezonderd „oliën, waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestanddelen overtreft”.

38

Zoals de Bulgaarse regering en de Europese Commissie terecht opmerken, blijkt dus uit de GN-posten 2707 en 2710, geïnterpreteerd in het licht van aantekening 2 bij hoofdstuk 27 van de GN en de GS-toelichtingen op post 2710, dat het beslissende criterium voor de indeling van een product onder GN-post 2707 het overwegende gewicht aan aromatische bestanddelen is. Omgekeerd is het beslissende criterium voor producten die onder GN-post 2710 vallen, het overwegende gewicht aan niet-aromatische bestanddelen.

39

Bijgevolg moet op de vierde tot en met de zesde vraag worden geantwoord dat als criterium voor de indeling van een product met kenmerken als die van het product in het hoofdgeding onder GN-post 2707 dan wel onder GN-post 2710, het gewicht aan aromatische bestanddelen in verhouding tot dat van de niet-aromatische bestanddelen in aanmerking moet worden genomen.

Tweede vraag

40

Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de betekenis van het in hoofdstuk 27 van de GN en in de GN- en de GS-toelichtingen op dat hoofdstuk gebruikte begrip „aromatische bestanddelen” overeenkomt met de betekenis van het begrip „aromatische koolwaterstoffen”.

41

Dienaangaande zij erop gewezen dat het antwoord op deze vraag duidelijk kan worden afgeleid uit de bewoordingen van hoofdstuk 27 van de GN en de GN- en de GS-toelichtingen daarop, ook al bevat de GN geen definitie van de term „aromatische bestanddelen”.

42

Blijkens de bewoordingen ervan omvat GN-post 2707 namelijk producten „waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische overtreft”. Uit de bewoordingen van de GN-postonderverdelingen 2707 10 tot en met 2707 99 blijkt dat tot die producten onder meer benzol, toluol, xylol, naftaleen, andere mengsels van aromatische koolwaterstoffen, creosootolie en ruwe oliën behoren.

43

Zoals voorts terecht wordt opgemerkt door de Bulgaarse regering, blijkt uit de bewoordingen die worden gebruikt in de verschillende taalversies van het opschrift van GN-postonderverdeling 2707 50 – met name in de Bulgaarse („Drugi smesi na aromatni vuglevodorodi”), de Spaanse („Las demás mezclas de hidrocarburos aromáticos”), de Duitse („andere Mischungen aromatischer Kohlenwasserstoffe”), de Engelse („Other aromatic hydrocarbon mixtures”), de Franse („autres mélanges d’hydrocarbures aromatiques”) en de Italiaanse taalversie („altre miscele d’idrocarburi aromatici”) – dat de GN een onderscheid maakt tussen de begrippen „aromatische bestanddelen” en „aromatische koolwaterstoffen”.

44

Vastgesteld moet worden dat dit onderscheid ook blijkt uit de GN-toelichtingen op de GN-postonderverdelingen 2707 99 11 en 2707 99 19. Daarin staat dat onder deze postonderverdelingen „soortgelijke producten [vallen,] waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische overtreft”, en wordt gepreciseerd dat die producten „een geringer gehalte aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen [kunnen bezitten]”. Voorts vermelden de GN-toelichtingen op GN-postonderverdeling 2707 99 30 dat „[a]ls zwavelhoudende tops in de zin van deze onderverdeling [...] alleen [worden] aangemerkt [...] producten [...] die zowel zwavelverbindingen [...] bevatten als koolwaterstoffen waarin het gewicht van de niet-aromatische bestanddelen dat van de aromatische bestanddelen overtreft”.

45

Dit onderscheid komt ook terug in de GS-toelichtingen op post 2707. Volgens deze toelichtingen omvat deze post namelijk „oliën en andere producten [...] [die] voornamelijk [bestaan] uit mengsels van aromatische koolwaterstoffen en andere aromatische verbindingen”.

46

Bijgevolg dient te worden geconcludeerd dat in de bewoordingen van die bepalingen kennelijk een onderscheid wordt gemaakt tussen de begrippen „aromatische bestanddelen” en „aromatische koolwaterstoffen”, en dat het begrip „aromatische bestanddelen” derhalve aldus moet worden uitgelegd dat het een ruimere betekenis heeft dan het begrip „aromatische koolwaterstoffen”.

47

Die uitlegging wordt bevestigd door de formulering van de algemene opmerkingen bij de GS-toelichtingen op hoofdstuk 27, volgens welke „[d]e uitdrukking ‚aromatische bestanddelen’ die gebezigd is in aantekening 2 op dit hoofdstuk en in post 2707 wordt geacht betrekking te hebben op gehele moleculen met een aromatisch gedeelte, ongeacht het aantal en de lengte van de zijketens en niet uitsluitend op de aromatische gedeelten van zulke moleculen”.

48

Gelet op het voorgaande moet op de tweede vraag worden geantwoord dat het in hoofdstuk 27 van de GN gebruikte begrip „aromatische bestanddelen” aldus moet worden uitgelegd dat het een ruimere betekenis heeft dan het begrip „aromatische koolwaterstoffen”.

Eerste en derde vraag

49

Met zijn eerste en derde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen hoe het gehalte aan aromatische bestanddelen in een bepaald product moet worden vastgesteld met het oog op de indeling van dat product onder GN-post 2707 dan wel onder GN-post 2710.

50

Dienaangaande zij erop gewezen dat volgens aantekening 2 van de algemene opmerkingen bij de GN-toelichtingen op hoofdstuk 27 de methode van bijlage A moet worden toegepast op producten waarvan het distillatie-eindpunt boven 315 °C ligt.

51

Zoals in punt 35 van het onderhavige arrest is uiteengezet, zijn de GN-toelichtingen echter rechtens niet bindend (zie arresten Develop Dr. Eisbein, EU:C:1994:252, punt 21, en British Sky Broadcasting Group en Pace, EU:C:2011:248, punt 92). Bijgevolg moet met de Commissie worden opgemerkt dat de methode van bijlage A niet kan worden geacht de enige toepasselijke te zijn ter bepaling van het gehalte aan aromatische bestanddelen in een bepaald product.

52

Voorts moet onder de aandacht worden gebracht dat de GN-toelichtingen volgens de rechtspraak van het Hof terzijde moeten worden geschoven indien blijkt dat zij in strijd zijn met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken (zie in die zin arresten Sunshine Deutschland Handelsgesellschaft, C‑229/06, EU:C:2007:239, punt 31; JVC France, C‑312/07, EU:C:2008:324, punt 34, en Kamino International Logistics, EU:C:2009:105, punten 49 en 50).

53

Hieruit volgt dat de douaneautoriteiten van een lidstaat of een marktdeelnemer die bij toepassing van de GN-toelichtingen op een geval tot een met de GN onverenigbaar resultaat komen, beroep moeten kunnen instellen bij de bevoegde instantie.

54

Zoals de Commissie opmerkt, kunnen de douaneautoriteiten van een lidstaat of een marktdeelnemer zich derhalve tot de bevoegde instantie wenden, indien zij van mening zijn dat de methode van bijlage A leidt tot een resultaat dat niet in overeenstemming is met de GN.

55

Het staat dus aan de aangezochte rechter om te beoordelen welke methode het meest geschikt is ter bepaling van het gehalte aan aromatische bestanddelen in het betrokken product.

56

Bijgevolg moet op de eerste en de derde vraag worden geantwoord dat het in beginsel aan de nationale rechter staat om vast te stellen welke methode het meest geschikt is ter bepaling van het gehalte aan aromatische bestanddelen in een bepaald product met het oog op de indeling ervan onder GN-post 2707 dan wel onder GN-post 2710.

Zevende tot en met tiende vraag

57

Met zijn zevende tot en met tiende vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen hoe punt 1 van de GN-toelichtingen op de GN-postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99 moet worden uitgelegd.

58

Dienaangaande zij er meteen op gewezen dat in de Engelse taalversie van de tweede zin van de GN-toelichtingen op de GN-postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99, anders dan de verwijzende rechter uiteenzet, „these products include” staat, en niet „these products are”.

59

Om de verwijzende rechter een zinvol antwoord te geven, zij in herinnering gebracht dat volgens vaste rechtspraak bij de uitlegging van een Unierechtelijke bepaling niet enkel rekening moet worden gehouden met de bewoordingen en het doel van die bepaling, maar ook met de context ervan en de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt (zie met name arresten TNT Express Nederland, C‑533/08, EU:C:2010:243, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en Brain Products, C‑219/11, EU:C:2012:742, punt 13 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

60

Voorts brengt het vereiste van een uniforme uitlegging van de Unieverordeningen mee dat de tekst van een bepaling in geval van twijfel niet op zichzelf kan worden beschouwd, maar moet worden uitgelegd en toegepast in het licht van de tekst in de andere officiële talen (zie in die zin arrest Eschig, C‑199/08, EU:C:2009:538, punt 54 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

61

In het onderhavige geval blijkt de tweede zin van de GN-toelichtingen op de GN-postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99, bij vergelijking van verschillende taalversies ervan, dezelfde betekenis te hebben in zowel de Bulgaarse („mezdu tezi produkti mogat da se upomenat”) en de Engelse taalversie („these products include”), als in de Spaanse („Entre esos productos se pueden citar”), de Duitse („Von diesen Erzeugnissen sind z. B. zu nennen”), de Franse („Parmi ces produits, on peut citer”) en de Italiaanse taalversie („Fra questi prodotti si possono citare”). Bijgevolg moet die bepaling aldus worden opgevat dat zij geen exhaustief karakter heeft.

62

Deze uitlegging wordt bevestigd door de laatste alinea van punt 1 van de GN-toelichtingen op de GN-postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99. Uit de bewoordingen daarvan, en met name die van de Bulgaarse, de Engelse, de Spaanse, de Duitse, de Franse en de Italiaanse taalversie, blijkt namelijk dat de erin vervatte opsomming van GN-posten en GN-postonderverdelingen waaronder producten kunnen worden ingedeeld waarin het gewicht aan aromatische bestanddelen overweegt, en die dus onder GN-post 2707 vallen, maar niet voldoen aan de voorwaarden van punt 1, sub a tot en met d, van die toelichtingen, niet exhaustief is.

63

Voorts moet worden benadrukt dat de GN-toelichtingen de interpretatie van de GN beogen te vergemakkelijken met het oog op de tariefindeling van producten, en derhalve op een zodanige wijze moeten worden uitgelegd dat de nuttige werking van de GN-postonderverdelingen wordt gewaarborgd.

64

Indien punt 1 van de GN-toelichtingen op de GN-postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99 aldus zou moeten worden uitgelegd dat de in de laatste alinea ervan vervatte opsomming exhaustief is, zouden die toelichtingen in strijd zijn met dat doel, wat ertoe zou leiden dat een product als dat in het hoofdgeding, waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestanddelen overtreft en dat dus onder GN-post 2707 valt, onder geen enkele onderverdeling van die post kan worden ingedeeld.

65

Verder wordt de uitlegging volgens welke onder GN-postonderverdeling 2707 99 99 producten vallen die aan de voorwaarden voor indeling onder GN-post 2707 voldoen, maar onder geen enkele andere onderverdeling van deze post kunnen worden gebracht, gestaafd door het feit dat het opschrift van deze postonderverdeling „andere” luidt, alsook door het feit dat het om de laatste onderverdeling van post 2707 gaat. De Commissie heeft dit terecht onderstreept.

66

Gelet op een en ander moet op de zevende tot en met de tiende vraag worden geantwoord dat punt 1 van de GN-toelichtingen op de GN-postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99 aldus moet worden uitgelegd dat het niet exhaustief is, zodat een product dat onder GN-post 2707 valt, maar niet onder een specifieke onderverdeling daarvan kan worden gebracht, moet worden ingedeeld onder GN-postonderverdeling 2707 99 99.

Kosten

67

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Zesde kamer) verklaart voor recht:

 

1)

Als criterium voor de indeling van een product met kenmerken als die van het product in het hoofdgeding onder post 2707 dan wel onder post 2710 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie van 27 september 2011, moet het gewicht aan aromatische bestanddelen in verhouding tot dat van de niet-aromatische bestanddelen in aanmerking worden genomen.

 

2)

Het begrip „aromatische bestanddelen” in hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1006/2011, moet aldus worden uitgelegd dat het een ruimere betekenis heeft dan het begrip „aromatische koolwaterstoffen”.

 

3)

Het staat in beginsel aan de nationale rechter om vast te stellen welke methode het meest geschikt is ter bepaling van het gehalte aan aromatische bestanddelen in een bepaald product met het oog op de indeling ervan onder post 2707 dan wel onder post 2710 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1006/2011.

 

4)

Punt 1 van de toelichtingen op de postonderverdelingen 2707 99 91 en 2707 99 99 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1006/2011, moet aldus worden uitgelegd dat het niet exhaustief is, zodat een product dat onder post 2707 van die gecombineerde nomenclatuur valt, maar niet onder een specifieke onderverdeling daarvan kan worden gebracht, moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 2707 99 99 van die gecombineerde nomenclatuur.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Bulgaars.

Top