EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CJ0017

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 27 maart 2014.
Alpina River Cruises GmbH en Nicko Tours GmbH tegen Ministero delle infrastrutture e dei trasporti – Capitaneria di Porto di Chioggia.
Verzoek van de Consiglio di Stato om een prejudiciële beslissing.
Zeevervoer – Verordening (EEG) nr. 3577/92 – Begrip ‚cabotage in het zeevervoer’ – Cruisediensten – Cruise door de lagune van Venetië, over de Italiaanse territoriale zee en de Po – Vertrek en aankomst in dezelfde haven.
Zaak C‑17/13.

Court reports – general

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2014:191

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

27 maart 2014 ( *1 )

„Zeevervoer — Verordening (EEG) nr. 3577/92 — Begrip ‚cabotage in het zeevervoer’ — Cruisediensten — Cruise door de lagune van Venetië, over de Italiaanse territoriale zee en de Po — Vertrek en aankomst in dezelfde haven”

In zaak C‑17/13,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) bij beslissing van 20 november 2012, ingekomen bij het Hof op 14 januari 2013, in de procedure

Alpina River Cruises GmbH,

Nicko Tours GmbH

tegen

Ministero delle infrastrutture e dei trasporti – Capitaneria di Porto di Chioggia,

wijst HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: M. Ilešič (rapporteur), kamerpresident, C. G. Fernlund, A. Ó Caoimh, C. Toader en E. Jarašiūnas, rechters,

advocaat-generaal: P. Cruz Villalón,

griffier: A. Impellizzeri, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 24 oktober 2013,

gelet op de opmerkingen van:

Alpina River Cruises GmbH en Nicko Tours GmbH, vertegenwoordigd door A. Clarizia, A. Veronese en R. Longanesi Cattani, avvocati,

de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door M. Salvatorelli, avvocato dello Stato,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Conte en L. Nicolae als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 19 december 2013,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad van 7 december 1992 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten (cabotage in het zeevervoer) (PB L 364, blz. 7).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de vennootschap naar Zwitsers recht Alpina River Cruises GmbH en de vennootschap naar Duits recht Nicko Tours GmbH (hierna samen: „Alpina en Nicko Tours”) enerzijds en het Ministero delle infrastrutture e dei trasporti – Capitaneria di Porto di Chioggia (ministerie van Infrastructuur en Vervoer – havenautoriteit van Chioggia) anderzijds, over de weigering van deze autoriteit om Alpina en Nicko de Italiaanse territoriale zee te laten bevaren met een onder de Zwitserse vlag varend toeristenschip.

Toepasselijke bepalingen

Verordening nr. 3577/92

3

Artikel 1, lid 1, van verordening nr. 3577/92 luidt:

„Met ingang van 1 januari 1993 wordt het vrij verrichten van zeevervoerdiensten binnen een lidstaat (cabotage in het zeevervoer) ingevoerd voor reders uit de Gemeenschap die met in een lidstaat geregistreerde schepen varen welke de vlag van een lidstaat voeren, mits die schepen voldoen aan alle eisen voor toelating tot cabotage van die lidstaat [...]”

4

Artikel 2 van deze verordening bepaalt:

„In deze verordening:

1)

wordt onder ‚zeevervoerdiensten binnen een lidstaat (cabotage in het zeevervoer)’ verstaan: diensten die gewoonlijk tegen vergoeding worden verricht en met name het volgende omvatten:

a)

cabotage met het vasteland: het vervoer over zee van passagiers of goederen tussen havens op het vasteland of het hoofdgrondgebied van een lidstaat, waarbij geen eilanden worden aangedaan;

b)

‚offshore’-bevoorradingsdiensten: het vervoer over zee van passagiers of goederen tussen een haven in een lidstaat en installaties of bouwwerken op het continentale plat van die lidstaat;

c)

cabotage met eilanden: het vervoer over zee van passagiers of goederen tussen:

havens op het vasteland en op een of meer eilanden van een lidstaat;

havens op eilanden van een lidstaat.

[...]”

5

Volgens artikel 3, lid 1, van deze verordening „[behoren] [a]lle aangelegenheden in verband met de bemanning van schepen die cabotage met het vasteland verrichten en van cruiseschepen, [...] tot de verantwoordelijkheid van de staat waar het schip geregistreerd is (vlagstaat), behalve in geval van schepen van minder dan 650 bruto ton, waarop de voorwaarden van de staat van ontvangst mogen worden toegepast”.

6

Artikel 6, lid 1, van verordening nr. 3577/92 luidt:

„Bij wijze van uitzondering worden de volgende zeevervoerdiensten in de Middellandse Zee en langs de kust van Spanje, Portugal en Frankrijk, tijdelijk uitgesloten van de toepassing van deze verordening:

cruisediensten, tot 1 januari 1995;

[...]”

Italiaans recht

7

Artikel 224 van het wetboek van zee- en binnenvaart, dat is vastgesteld bij koninklijk decreet nr. 327 van 30 maart 1942, zoals gewijzigd (hierna: „CIN”), bepaalt:

„1.   Cabotage tussen de havens van de Republiek is, in overeenstemming met [verordening nr. 3577/92], voorbehouden aan reders uit de Gemeenschap die met in een lidstaat van de Europese Unie geregistreerde schepen varen welke de vlag van die lidstaat voeren, mits die schepen voldoen aan alle eisen voor toelating tot cabotage in die lidstaat.

2.   De bepalingen van lid 1 zijn van toepassing op schepen die cabotage tussen havens, reden en stranden verzorgen.”

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

8

Alpina en Nicko Tours zijn respectievelijk de rederij en de gebruikster van het toeristenschip MS Bellissima, dat onder de Zwitserse vlag vaart.

9

Deze ondernemingen hadden een ongeveer een week durende cruise georganiseerd, met vertrek op 16 maart 2012 vanuit Venetië (Italië), met vaart door de lagune van Venetië naar Chioggia (Italië), oversteek van de territoriale zee tussen Chioggia en Porto Levante (Italië), vervolgens ongeveer 60 kilometer over de rivier de Po (Italië) tot in Polesella (Italië) en langs dezelfde route terug naar Venetië.

10

De oversteek van het stuk Italiaanse territoriale zee tussen de havens van Chioggia en Porto Levante was noodzakelijk omdat de MS Bellissima wegens zijn tonnage het kanaal dat Chioggia met de Po verbindt, niet kon bevaren.

11

Vóór de reis hadden Alpina en Nicko Tours het Ministero delle infrastrutture e dei trasporti – Capitaneria di Porto di Chioggia om toestemming voor het bevaren van dat stuk zee verzocht. Bij beschikking van 12 maart 2012 heeft die autoriteit dat verzoek afgewezen op grond dat cabotage in het zeevervoer voorbehouden is aan schepen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren.

12

Alpina en Nicko Tours zijn tegen die beschikking opgekomen bij het Tribunale amministrativo regionale per il Veneto (bestuursrechter van de regio Veneto). Dat heeft hun beroep bij vonnis van 12 april 2012 verworpen op grond dat de betrokken dienst onder het begrip „cabotage in het zeevervoer” van verordening nr. 3577/92 valt en dus overeenkomstig artikel 224 CIN is voorbehouden „aan reders uit de Gemeenschap die met in een lidstaat van de Europese Unie geregistreerde schepen varen welke de vlag van die lidstaat voeren”.

13

Alpina en Nicko Tours hebben dat vonnis aangevochten bij de Consiglio di Stato met het betoog dat het begrip „cabotage in het zeevervoer” alleen van toepassing is op diensten waarbij het vervoer daadwerkelijk over zee plaatsvindt. De cruise in kwestie impliceert geen dergelijk vervoer, aangezien zij, de korte doorvaart over de territoriale zee tussen Chioggia en Porto Levante buiten beschouwing gelaten, over binnenwateren verloopt.

14

De Consiglio di Stato heeft de tenuitvoerlegging van dat vonnis opgeschort, de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Moet [verordening nr. 3577/92] aldus worden uitgelegd dat zij van toepassing is op cruises tussen havens in een lidstaat die beginnen en eindigen met het inschepen en uitschepen van dezelfde passagiers in dezelfde haven van de lidstaat, waarbij de passagiers die in deze havens worden in‑ en uitgescheept dus niet van elkaar verschillen?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

15

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of een cruise die begint en eindigt met dezelfde passagiers in dezelfde haven van de lidstaat waarin zij plaatsvindt, onder het begrip „cabotage in het zeevervoer” in de zin van verordening nr. 3577/92 valt.

16

Terwijl de Italiaanse regering en de Europese Commissie het Hof in overweging geven om die vraag bevestigend te beantwoorden, zijn Alpina en Nicko Tours van mening dat zij niet hoeft te worden beantwoord. Zij wijzen erop dat verordening nr. 3577/92 betrekking heeft op vervoer over zee en dus niet van toepassing is op een riviercruise als die in het hoofdgeding. Derhalve behoeft de uitlegging waarom de verwijzende rechter verzoekt, niet te worden verstrekt, maar dient voor recht te worden verklaard dat verordening nr. 3577/92 in geen geval ziet op cruises waarvan de route hoofdzakelijk over niet-maritieme wateren voert.

17

Uit artikel 1, lid 1, van verordening nr. 3577/92 blijkt inderdaad dat deze verordening uitsluitend ziet op binnen een lidstaat verrichte vervoerdiensten (cabotage) met een maritiem karakter. Zoals Alpina en Nicko Tours terecht opmerken, worden vervoerdiensten die over de binnenwateren van een lidstaat en niet over zee worden verricht, bijgevolg niet door deze verordening geregeld. Dergelijke diensten vallen daarentegen onder verordening (EEG) nr. 3921/91 van de Raad van 16 december 1991 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot binnenlands goederen- en personenvervoer over de binnenwateren in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn (PB L 373, blz. 1).

18

Anders dan Alpina en Nicko Tours stellen, blijkt echter niet dat de cruise in het hoofdgeding hoofdzakelijk niet-maritiem van aard is.

19

Het in verordening nr. 3577/92 bedoelde begrip „zee” is namelijk niet beperkt tot de territoriale zee in de zin van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, dat op 10 december 1982 te Montego Bay (Jamaica) is ondertekend, op 16 november 1994 in werking is getreden en namens de Europese Gemeenschap bij besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 (PB L 179, blz. 1) is goedgekeurd, maar omvat tevens de maritieme binnenwateren aan de landzijde van de basislijn van de territoriale zee (zie in die zin arrest Commissie/Spanje, C‑323/03, EU:C:2006:159, punten 25‑27).

20

Ook al zouden Alpina en Nicko Tours terecht aanvoeren dat de oversteek van het stuk zee tussen Chioggia en Porto Levante op zich te kort is om de cruise in het hoofdgeding als een zeecruise te kunnen aanmerken, is bijgevolg hun stelling dat die cruise hoofdzakelijk een niet-maritiem karakter heeft – onder voorbehoud van controle door de verwijzende rechter – hoe dan ook kennelijk ongegrond, aangezien, naast de voormelde strook, andere stukken van de route, zoals de vaarwegen in de lagune van Venetië en in de monding van de Po, tot de maritieme binnenwateren van de Italiaanse Republiek behoren.

21

Voorts wordt aan de relevantie van de door de verwijzende rechter verlangde uitlegging van verordening nr. 3577/92 niet afgedaan door het feit dat het schip waarmee de in het hoofdgeding aan de orde zijnde cruise wordt gemaakt, de Zwitserse vlag voert.

22

De beslechting van dat geding hangt namelijk af van de vraag of aan Alpina en Nicko Tours in het kader van de cruise met dat onder de Zwitserse vlag varende schip rechtmatig kon worden tegengeworpen dat cabotage tussen de Italiaanse havens overeenkomstig artikel 224 CIN is voorbehouden „aan reders uit de Gemeenschap die met in een lidstaat van de Europese Unie geregistreerde schepen varen welke de vlag van die lidstaat voeren”. Zoals in de verwijzingsbeslissing wordt bevestigd, blijkt uit artikel 224 CIN dat het daarin vervatte voorbehoud enkel geldt voor cabotagediensten als bedoeld in verordening nr. 3577/92. Om te kunnen beoordelen of een cruise die in dezelfde haven begint en eindigt, een cabotagedienst in de zin van artikel 224 CIN is, dient de verwijzende rechter dan ook eerst te weten of een dergelijke cruise onder de cabotagediensten van verordening nr. 3577/92 valt.

23

Gelet op het voorgaande dient het Hof de door de verwijzende rechter gevraagde uitlegging te verstrekken, zonder dat de strekking van de prejudiciële vraag in de door Alpina en Nicko Tours voorgestelde zin hoeft te worden gewijzigd of uitgebreid.

24

Ter beantwoording van de gestelde vraag zij van meet af aan opgemerkt dat uit de vermelding van „cruiseschepen” in artikel 3, lid 1, van verordening nr. 3577/92 en uit de uitzondering waarin artikel 6, lid 1, daarvan tot 1 januari 1995 voor bepaalde cruisediensten voorzag, ondubbelzinnig volgt dat cruises behoren tot de soorten vervoer waarop die verordening betrekking heeft.

25

Aangezien verordening nr. 3577/92 alleen „cabotage in het zeevervoer” regelt, vallen evenwel uitsluitend cruises die onder dat begrip kunnen worden gebracht, binnen de werkingssfeer van die verordening.

26

Daar dat begrip in de artikelen 1, lid 1, en 2, punt 1, van verordening nr. 3577/92 wordt omschreven als „zeevervoerdiensten binnen een lidstaat”, moet worden vastgesteld dat alle cruisediensten die gewoonlijk tegen vergoeding worden verricht in maritieme wateren van een lidstaat, onder deze verordening vallen.

27

Wanneer een dergelijke cruise begint en eindigt met dezelfde passagiers in dezelfde haven, kan het feit dat de vertrekhaven en de aankomsthaven niet van elkaar verschillen en dat de passagiers gedurende de hele reis dezelfde blijven, niet ertoe leiden dat verordening nr. 3577/92 geen toepassing vindt.

28

De in artikel 2, punt 1, sub a tot en met c, van verordening nr. 3577/92 genoemde vervoerdiensten zijn weliswaar aldus beschreven dat zij onderscheiden havens van vertrek en aankomst hebben, maar die opsomming, die wordt ingeleid met het woord „met name”, is niet uitputtend en kan niet tot gevolg hebben dat vervoerdiensten die alle wezenlijke kenmerken van cabotage in het zeevervoer vertonen die in de bovenvermelde uitdrukking „zeevervoerdiensten binnen een lidstaat” zijn vervat, van de werkingssfeer van deze verordening worden uitgesloten (zie in die zin arrest Commissie/Griekenland, C‑251/04, EU:C:2007:5, punten 28 en 32).

29

Bijgevolg moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat een zeevervoerdienst in de vorm van een cruise die begint en eindigt met dezelfde passagiers in dezelfde haven van de lidstaat waarin zij plaatsvindt, onder het begrip „cabotage in het zeevervoer” in de zin van verordening nr. 3577/92 valt.

Kosten

30

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

 

Een zeevervoerdienst in de vorm van een cruise die begint en eindigt met dezelfde passagiers in dezelfde haven van de lidstaat waarin zij plaatsvindt, valt onder het begrip „cabotage in het zeevervoer” in de zin van verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad van 7 december 1992 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten (cabotage in het zeevervoer).

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Italiaans.

Top