This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62012TN0247
Case T-247/12: Action brought on 6 June 2012 — Argo Group International v OHIM — Arisa Assurances (ARIS)
Zaak T-247/12: Beroep ingesteld op 6 juni 2012 — Argo Group International/BHIM — Arisa Assurances (ARIS)
Zaak T-247/12: Beroep ingesteld op 6 juni 2012 — Argo Group International/BHIM — Arisa Assurances (ARIS)
PB C 243 van 11.8.2012, p. 25–26
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
11.8.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 243/25 |
Beroep ingesteld op 6 juni 2012 — Argo Group International/BHIM — Arisa Assurances (ARIS)
(Zaak T-247/12)
2012/C 243/45
Taal van het verzoekschrift: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Argo Group International Holdings Ltd (Hamilton, Bermuda) (vertegenwoordigers: R. Hoy, S. Levine en N. Edbrooke, solicitors)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Arisa Assurances SA (Luxemburg, Luxemburg)
Conclusies
— |
de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 9 maart 2012 in zaak R 193/2011-2 vernietigen of herzien, zodat verzoeksters merk wordt ingeschreven; |
— |
het BHIM verwijzen in verzoeksters kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekende partij
Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk in kleur „ARIS” voor waren en diensten van klasse 36 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 7390404
Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep
Oppositiemerk of -teken: gemeenschapsbeeldmerk in kleur nr. 307470 „ARISA ASSURANCES S.A.” voor waren en diensten van klasse 36
Beslissing van de oppositieafdeling: afwijzing van de gemeenschapsmerkaanvraag in haar geheel
Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep
Aangevoerde middelen: Verzoekster voert aan dat het BHIM en de kamer blijk van een onjuiste rechtsopvatting hebben gegeven door te concluderen dat de merken overeenstemmen in de zin van het merkenrecht en door noodzakelijkerwijs te concluderen dat bij het relevante publiek verwarringsgevaar bestaat.