Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0531

    Zaak C-531/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 23 november 2012 door Commune de Millau en Société d'économie mixte d'équipement de l'Aveyron (SEMEA) tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 19 september 2012 in de gevoegde zaken T-168/10 en T-572/10, Europese Commissie/SEMEA en Commune de Millau

    PB C 32 van 2.2.2013, p. 6–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    2.2.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 32/6


    Hogere voorziening ingesteld op 23 november 2012 door Commune de Millau en Société d'économie mixte d'équipement de l'Aveyron (SEMEA) tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 19 september 2012 in de gevoegde zaken T-168/10 en T-572/10, Europese Commissie/SEMEA en Commune de Millau

    (Zaak C-531/12 P)

    2013/C 32/08

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Rekwirantes: Commune de Millau, Société d'économie mixte d'équipement de l'Aveyron (SEMEA) (vertegenwoordiger: F. Bleykasten, avocat)

    Andere partij in de procedure: Europese Commissie

    Conclusies

    het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 19 september 2012 vernietigen,

    Opnieuw uitspraak doend,

    verklaren dat het Gerecht niet bevoegd is kennis te nemen van het door de Commissie tegen Commune de Millau gerichte verzoekschrift in zaak T-572/10;

    de Commissie verwijzen naar de bevoegde Franse rechterlijke instanties;

    het door de Commissie tegen SEMEA gerichte verzoekschrift in zaak T-168/10 niet-ontvankelijk verklaren;

    Ten gronde,

    vaststellen dat de verplichting die aan de vordering van de Commissie ten grondslag ligt naar Frans recht is verjaard;

    de verzoeken van de Commissie gericht tegen Commune de Millau en SEMEA afwijzen;

    Subsidiair,

    voor recht verklaren dat de Commissie de beginselen van de rechtszekerheid en behoorlijk bestuur heeft geschonden;

    voor recht verklaren dat dit de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie ten opzichte van Commune de Millau en SEMEA heeft doen intreden;

    de Commissie veroordelen tot betaling aan Commune de Millau en SEMEA van het primaire bedrag van 41 012 EUR, te vermeerderen met rente en nevenkosten die naar Frans recht worden berekend en op de datum van het te wijzen arrest vervallen;

    In ieder geval,

    voor recht verklaren en oordelen dat de Commissie de proceskosten draagt.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Rekwirantes voeren vier middelen aan tegen het arrest van het Gerecht.

    In de eerste plaats stelt Commune de Millau dat het Gerecht niet bevoegd is kennis te nemen van het tegen haar gerichte verzoekschrift. Volgens rekwirante is het sluiten van een arbitragebeding via een derdenbeding niet mogelijk voor een rechtspersoon naar Frans publiekrecht. Verzoekster meent dat er geen overeenkomst is in het kader waarvan Commune de Millau een arbitragebeding ten gunste van de Commissie heeft kunnen sluiten.

    In de tweede plaats stelt SEMEA dat zij met de overdracht van haar vermogen aan een nog steeds solvabele publiekrechtelijke rechtspersoon (Commune de Millau) toen zij zelf had opgehouden te betalen, haar rechten en plichten van vennootschappelijke aard rechtsgeldig heeft vereffend.

    In de derde plaats stellen rekwirantes dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in strijd te handelen met de toepasselijke wettelijke bepaling inzake verjaring. De litigieuze vordering is ontstaan in de handelsbetrekkingen tussen SEMEA en de Commissie. Niettegenstaande de bestuursrechtelijke aard van het tussen SEMEA en de Commissie gesloten contract, is de in casu toepasselijke regel volgens rekwirantes artikel 189 bis, thans artikel 110-4, van de Franse code de commerce [wetboek van koophandel]. Rekwirantes menen dan ook dat de vordering van de Commissie is verjaard.

    In de laatste plaats verwijten rekwirantes het Gerecht dat het niet de aansprakelijkheid van de Commissie heeft erkend, ondanks dat het feit dat zij gedurende twaalf jaar niets heeft ondernomen met het oog op de inning van haar vordering, een onrechtmatigheid oplevert en in strijd is met artikel 41, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De hoogte van de door de Commissie gevorderde rente houdt ook verband met het feit dat zij heeft nagelaten haar vordering te innen, zodat er wel degelijk een causaal verband tussen de gestelde schade en het gedrag van de Commissie is. Rekwirantes stellen tot slot dat de schade verband houdt met het feit dat zij niet tijdig maatregelen hebben kunnen treffen aan de vordering van de Commissie te voldoen.


    Top