Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0388

    Zaak C-388/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale per le Marche (Italië) op 16 augustus 2012 — Comune di Ancona/Regione Marche

    PB C 319 van 20.10.2012, p. 4–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.10.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 319/4


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale per le Marche (Italië) op 16 augustus 2012 — Comune di Ancona/Regione Marche

    (Zaak C-388/12)

    2012/C 319/06

    Procestaal: Italiaans

    Verwijzende rechter

    Tribunale Amministrativo Regionale per le Marche

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Comune di Ancona

    Verwerende partij: Regione Marche

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet artikel 30, lid 4, van verordening (EG) nr. 1260/1999 (1) aldus worden uitgelegd, dat de vraag of de concessie geen relevante opbrengsten voor de concessiegever noch ongerechtvaardigde voordelen voor de concessiehouder oplevert, pas kan worden beoordeeld nadat is nagegaan of het werk een belangrijke verandering heeft ondergaan?

    Indien de vraag sub 1 bevestigend wordt beantwoord:

    a)

    Heeft dat artikel enkel betrekking op fysieke wijzigingen — in de zin dat het tot stand gebrachte werk niet overeenstemt met het werk in het gefinancierde project — of ook op functionele wijzigingen, en in het tweede geval, is er sprake van een belangrijke verandering als het werk „mede” — maar niet in overheersende mate — wordt gebruikt voor andere activiteiten dan in de oproep tot het indienen van subsidieaanvragen en/of de subsidieaanvraag zijn genoemd?

    Indien de vraag sub 1 ontkennend wordt beantwoord:

    b)

    Is dat artikel, in gevallen waarin de openbare financiering wordt benut voor de uitvoering van werken waarvan het beheer mogelijk van economisch belang is, enkel van toepassing op de fase van de totstandbrenging van het werk of vindt de verplichting de voorschriften voor openbare procedures in acht te nemen ook nog toepassing op de gunning van het beheer?

    2)

    Moet artikel 30, lid 4, van verordening (EG) nr. 1260/1999 aldus worden uitgelegd dat de vaststelling dat de gunning aan derden van het beheer geen netto-opbrengsten van betekenis of ongerechtvaardigde voordelen oplevert voor een onderneming of publiekrechtelijk collectief lichaam, een stap is die logisch en juridisch volgt op de prejudiciële vraag (naar de verplichting van een openbare procedure) of moet bij de beoordeling van de vraag of een aanbestedingsprocedure moet worden gehouden ook rekening worden gehouden met de concrete concessieregeling?


    (1)  Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (PB L 161, blz. 1).


    Top