Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0338

    Zaak C-338/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 16 juli 2012 door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 8 mei 2012 in zaak T-331/10, Yoshida Metal Industry Co. Ltd/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

    PB C 295 van 29.9.2012, p. 19–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.9.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 295/19


    Hogere voorziening ingesteld op 16 juli 2012 door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 8 mei 2012 in zaak T-331/10, Yoshida Metal Industry Co. Ltd/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

    (Zaak C-338/12 P)

    2012/C 295/34

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Rekwirant: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)

    Andere partijen in de procedure: Yoshida Metal Industry Co. Ltd en Pi-Design AG, Bodum France, Bodum Logistics A/S

    Conclusies

    Rekwirant verzoekt het Hof:

    de hogere voorziening geheel toe te wijzen;

    het bestreden arrest te vernietigen;

    Yoshida Metal Industry Co. Ltd te verwijzen in de kosten die het Bureau heeft gemaakt.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Rekwirant voert aan dat het Gerecht het betreden arrest niet heeft gemotiveerd voor zover het niet heeft geantwoord op het in punt 18 van het bestreden arrest uiteengezette argument van het Bureau.

    Rekwirant voert ook aan dat het Gerecht artikel 7, lid 1, sub e-ii, van verordening nr. 207/2009 van de Raad inzake het gemeenschapsmerk heeft geschonden. Het had moeten vaststellen dat een tweedimensionaal teken niet alleen kan worden aangebracht op, maar ook kan worden verwerkt in een driedimensionaal voorwerp. De toepassing van artikel 7, lid 1, sub e-ii, van verordening nr. 207/2009 vereist dus dat rekening wordt gehouden met alle manieren waarop men zich op de datum van indiening kan voorstellen dat het betrokken teken in een driedimensionaal voorwerp zou kunnen worden opgenomen. Het Gerecht heeft de bewijzen onjuist opgevat door te oordelen dat de kamer van beroep haar onderzoek uitsluitend had gebaseerd op de daadwerkelijk in de handel gebrachte waren. In feite heeft de kamer van beroep verduidelijkt dat haar conclusie hoofdzakelijk is gebaseerd op de door Pi-Design aangevraagde octrooien. Hoe dan ook mag een verwijzing naar bijkomend materiaal, met inbegrip van octrooien en de daadwerkelijk in de handel gebrachte waren, niet worden verboden wanneer dergelijk materiaal de conclusie bevestigt dat door de kenmerken van het betwiste teken, zoals dit werd aangevraagd, een technische uitkomst kan worden verkregen na de verwerking ervan in een driedimensionaal voorwerp. Dit is de enige gepaste benadering ter vrijwaring van de rechtszekerheid en het algemeen belang die aan artikel 7, lid 1, sub e-ii, van verordening nr. 207/2009 ten grondslag liggen.


    Top