This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62012CN0227
Case C-227/12: Reference for a preliminary ruling from the Rechtbank Amsterdam (Netherlands) lodged on 14 May 2012 — Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV, TUI Airlines Nederland BV, handelend onder de naam ArkeFly v Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Zaak C-227/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Amsterdam (Nederland) op 14 mei 2012 — Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV, TUI Airlines Nederland BV, handelend onder de naam van ArkeFly, tegen Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Zaak C-227/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Amsterdam (Nederland) op 14 mei 2012 — Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV, TUI Airlines Nederland BV, handelend onder de naam van ArkeFly, tegen Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
PB C 250 van 18.8.2012, p. 8–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
18.8.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 250/8 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Amsterdam (Nederland) op 14 mei 2012 — Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV, TUI Airlines Nederland BV, handelend onder de naam van ArkeFly, tegen Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
(Zaak C-227/12)
2012/C 250/14
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Rechtbank Amsterdam
Partijen in het hoofdgeding
Verzoeksters: Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV, TUI Airlines Nederland BV, handelend onder de naam van ArkeFly
Verweerder: Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Prejudiciële vragen
1) |
Moeten de artikelen 7 en 16 van de verordening (1), gevoegd bij het beginsel van Unietrouw, zo worden uitgelegd dat deze artikelen (in samenhang met de nationale wet) voor een overheidsorgaan als verweerder de bevoegdheid of de verplichting scheppen tot handhavend optreden jegens luchtvervoerders wegens het niet aan passagiers betalen van een vergoeding voor vertraging, ook al staat die passagiers zelf daarvoor de in artikel 33 van het Verdrag van Montreal (2) neergelegde gang naar de rechter ter beschikking? |
2) |
Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, maakt van de mogelijkheid tot handhaving ook deel uit de oplegging van bestuurlijke lasten onder dwangsom als hier in geding? |
3) |
Maakt het daarbij nog verschil of:
|
(1) Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46, blz. 1).
(2) Op 28 mei 1999 te Montreal gesloten Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, dat op 9 december 1999 door de Europese Gemeenschap is ondertekend en in haar naam is goedgekeurd bij besluit 2001/539/EG van de Raad van 5 april 2001 (PB L 194, blz. 38).