EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0165

Zaak C-165/12: Beroep ingesteld op 3 april 2012 — Europese Commissie/Raad van de Europese Unie

PB C 157 van 2.6.2012, p. 6–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 157/6


Beroep ingesteld op 3 april 2012 — Europese Commissie/Raad van de Europese Unie

(Zaak C-165/12)

2012/C 157/10

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Bouquet en E. Paasivirta, gemachtigden)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2012/19/EU (1) van de Raad van 16 december 2011 houdende goedkeuring, namens de Europese Unie, van een verklaring inzake de toekenning van vangstmogelijkheden in wateren van de EU aan vissersvaartuigen die de vlag van de Bolivariaanse Republiek Venezuela voeren in de exclusieve economische zone voor de kust van Frans Guyana, nietig verklaren, voor zover dit is gebaseerd op artikel 218, lid 6, punt b, VWEU juncto artikel 43, lid 3, VWEU;

de gevolgen van het nietig verklaarde besluit handhaven tot de inwerkingtreding van een nieuw besluit dat binnen een redelijke termijn wordt vastgesteld op basis van de juiste rechtsgrondslag, te weten artikel 218, lid 6, punt a, VWEU juncto artikel 43, lid 2, VWEU, of, indien het Parlement weigert goedkeuring te geven, tot het verstrijken van redelijke korte termijn na het besluit van het Parlement tot weigering van de goedkeuring, en

de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie vordert nietigverklaring, onder handhaving van de gevolgen tot de vaststelling van een nieuwe handeling, van besluit 2012/19/EU van de Raad, voor zover de keuze van de rechtsgrondslag fundamenteel afwijkt van die welke door de Commissie was voorgesteld, te weten artikel 218, lid 6, punt a, (in verbinding met artikel 43) VWEU, met goedkeuring van het Parlement.

De Commissie betoogt dat de Raad door aldus te handelen een fout heeft begaan, en dat hij overeenkomstig het voorstel van de Commissie goedkeuring van het Parlement had moeten vragen alvorens de betrokken handeling vast te stellen.

Tot staving van haar beroep voert de Commissie drie middelen aan: het eerste, dat uit drie onderdelen bestaat, is ontleend, enerzijds, aan schending van de artikelen 218, lid 6, punt a, VWEU en 43, lid 2, VWEU, voor zover de Raad de artikelen 218, lid 6, punt b, VWEU en 43, lid 3, VWEU als rechtsgrondslag voor de bestreden handeling heeft gekozen, en, anderzijds, aan schending van artikel 296, tweede alinea, VWEU, voor zover de Raad de keuze van zijn rechtsgrondslag op tegenstrijdige wijze heeft gemotiveerd.

Het tweede middel, dat voortvloeit uit het eerste, is eveneens ontleend aan schending van artikel 218, lid 6, punt a, VWEU, voor zover de Raad voorbij is gegaan aan de institutionele prerogatieven van het Europees Parlement door niet diens goedkeuring te verkrijgen hoewel dit op grond van genoemd artikel vereist is.

Het derde middel betreft schending van artikel 17 VEU en artikel 218, lid 6, VWEU voor zover de Raad het voorstel van de Commissie verkeerd heeft opgevat.


(1)  PB 2012, L 6, blz. 8.


Top