Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CJ0512

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 13 maart 2014.
    Octapharma France SAS tegen Agence nationale de sécurité du médicament et des produits de santé (ANSM) en Ministère des Affaires sociales et de la Santé.
    Verzoek van de Conseil d’État (Frankrijk) om een prejudiciële beslissing.
    Harmonisatie van de wetgevingen – Richtlijn 2001/83/EG – Richtlijn 2002/98/EG – Werkingssfeer – Labiel bloedproduct – Plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd – Gelijktijdige of exclusieve toepassing van richtlijnen – Mogelijkheid voor een lidstaat om voor plasma een strengere regeling vast te stellen dan voor geneesmiddelen.
    Zaak C‑512/12.

    Court reports – general

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2014:149

    ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

    13 maart 2014 ( *1 )

    „Harmonisatie van wetgevingen — Richtlijn 2001/83/EG — Richtlijn 2002/98/EG — Werkingssfeer — Labiel bloedproduct — Plasma dat door middel van industrieel procedé wordt vervaardigd — Gelijktijdige of exclusieve toepassing van richtlijnen — Mogelijkheid voor lidstaat om voor plasma strengere regeling vast te stellen dan voor geneesmiddelen”

    In zaak C‑512/12,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Conseil d’État (Frankrijk) bij beslissing van 26 oktober 2012, ingekomen bij het Hof op 13 november 2012, in de procedure

    Octapharma France SAS

    tegen

    Agence nationale de sécurité du médicament et des produits de santé (ANSM),

    Ministère des Affaires sociales et de la Santé,

    wijst HET HOF (Eerste kamer),

    samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, A. Borg Barthet (rapporteur), C. G. Fernlund, E. Levits en M. Berger, rechters,

    advocaat-generaal: N. Jääskinen,

    griffier: V. Tourrès, administrateur,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 10 juli 2013,

    gelet op de opmerkingen van:

    Octapharma France SAS, vertegenwoordigd door C. Smits, M. Anahory, F. Briard en F. Beauthier, avocats,

    de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues, D. Colas en S. Menez, als gemachtigden,

    de Europese Commissie, vertegenwoordigd door O. Beynet, P. Mihaylova en M. Šimerdová, als gemachtigden,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 7 november 2013,

    het navolgende

    Arrest

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 168 VWEU, van artikel 2, lid 2, van richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311, blz. 67), zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 (PB L 136, blz. 34), en van artikel 4, lid 2, van richtlijn 2002/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het inzamelen, testen, bewerken, opslaan en distribueren van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong en tot wijziging van richtlijn 2001/83 (PB L 33, blz. 30).

    2

    Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen, enerzijds, Octapharma France SAS (hierna: „Octapharma”) en, anderzijds, Agence nationale de sécurité du médicament et des produits de santé (Nationaal agentschap voor de veiligheid van geneesmiddelen en gezondheidsproducten) (ANSM), voorheen Agence française de sécurité sanitaire des produits de santé (Afssaps) (hierna: „Agentschap”) en het ministère des Affaires sociales et de la Santé (ministerie van Sociale Zaken en Gezondheid) over het besluit van 20 oktober 2010 van het Agentschap tot vaststelling van de lijst en de kenmerken van labiele bloedproducten (hierna: „besluit van 20 oktober 2010”) omdat bij dat besluit plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd, zoals met name vers ingevroren, gedeleukocyteerd en door een behandeling met solvent detergent virus-geïnactiveerd plasma (hierna: „SD-plasma”), in die lijst is opgenomen.

    Toepasselijke bepalingen

    Unierecht

    3

    Artikel 168 VWEU luidt:

    „1.   Bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie wordt een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid verzekerd.

    Het optreden van de Unie, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid, is gericht op verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Dit optreden omvat de bestrijding van grote bedreigingen van de gezondheid, door het bevorderen van onderzoek naar de oorzaken, de overdracht en de preventie daarvan, alsmede door het bevorderen van gezondheidsvoorlichting en gezondheidsonderwijs, en de controle van, de alarmering bij en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid.

    [...]

    4.   In afwijking van artikel 2, lid 5, en artikel 6, sub a, en overeenkomstig artikel 4, lid 2, sub k, dragen het Europees Parlement en de Raad [...], bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, om gemeenschappelijke veiligheidskwesties het hoofd te bieden, door:

    a)

    maatregelen aan te nemen waarbij hoge kwaliteits- en veiligheidseisen worden gesteld aan organen en stoffen van menselijke oorsprong, bloed en bloedderivaten; deze maatregelen beletten niet dat een lidstaat maatregelen voor een hogere graad van bescherming handhaaft of treft;

    [...]

    7.   Het optreden van de Unie eerbiedigt de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot de bepaling van hun gezondheidsbeleid, alsmede de organisatie en de verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging. De verantwoordelijkheden van de lidstaten omvatten het beheer van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging, alsmede de allocatie van de daaraan toegewezen middelen. De in lid 4, sub a, bedoelde maatregelen doen geen afbreuk aan de nationale voorschriften inzake donatie en geneeskundig gebruik van organen en bloed.”

    4

    Punt 7 van de considerans van richtlijn 2004/27 luidt als volgt:

    „Met name wegens de wetenschappelijke en technische vooruitgang moeten de definities en de werkingssfeer van richtlijn 2001/83/EG worden verduidelijkt, teneinde te waarborgen dat de kwaliteit, de veiligheid en de werkzaamheid van geneesmiddelen voor menselijk gebruik van een hoog niveau zijn. Om rekening te houden met de opkomst van nieuwe behandelingen en het toenemend aantal producten dat zich bevindt in het grensgebied tussen de geneesmiddelensector en andere sectoren, dient de definitie van ‚geneesmiddel’ te worden gewijzigd, teneinde iedere twijfel omtrent de toepasbare wetgeving uit te sluiten ingeval een product weliswaar volledig onder de definitie van geneesmiddel valt, maar mogelijk ook binnen de definitie van andere gereguleerde producten valt. [...]”

    5

    Artikel 1 van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, bepaalt:

    „Voor de doeleinden van de onderhavige richtlijn wordt verstaan onder:

    [...]

    2)

    Geneesmiddel:

    a)

    elke enkelvoudige of samengestelde substantie, aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij de mens; of

    b)

    elke enkelvoudige of samengestelde substantie die bij de mens kan worden gebruikt of aan de mens kan worden toegediend om hetzij fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen, hetzij om een medische diagnose te stellen.

    3)

    Substantie:

    elke stof, ongeacht haar oorsprong zijnde:

    menselijke oorsprong, zoals:

    menselijk bloed en daarvan afgeleide producten;

    [...]

    10)

    Uit menselijk bloed of van menselijk plasma bereid geneesmiddel:

    geneesmiddel op basis van bloedbestanddelen die door openbare en particuliere bedrijven op industriële wijze worden bereid; tot dit geneesmiddel behoren inzonderheid albumine, stollingsfactoren en immoglobulinen van menselijke oorsprong.

    [...]”

    6

    Artikel 2 van die richtlijn, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, luidt:

    „1.   Deze richtlijn is van toepassing op geneesmiddelen voor menselijk gebruik, bestemd om in de lidstaten in de handel te worden gebracht, die industrieel of door middel van een industrieel procedé worden vervaardigd.

    2.   In geval van twijfel, wanneer een product, gezien zijn kenmerken, aan de definitie van een geneesmiddel en aan de definitie van een product dat onder de toepassing van andere communautaire wetgeving valt, beantwoordt, zijn de bepalingen van deze richtlijn van toepassing.

    [...]”

    7

    In artikel 3 van die richtlijn, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, heet het:

    „Deze richtlijn is niet van toepassing op:

    [...]

    6)

    volledig bloed, plasma of bloedcellen van menselijke oorsprong met uitzondering van plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd.

    [...]”

    8

    Artikel 6, lid 1, van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, luidt:

    „Een geneesmiddel mag in een lidstaat slechts in de handel worden gebracht wanneer door de bevoegde autoriteit van die lidstaat een vergunning voor het in de handel brengen is afgegeven [...]

    [...]”.

    9

    Artikel 109 van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2002/98, bepaalt:

    „Voor het inzamelen en testen van menselijk bloed en menselijk plasma is richtlijn 2002/98 [...] van toepassing.”

    10

    De punten 2, 3 en 5 van de considerans van richtlijn 2002/98 luiden als volgt:

    „(2)

    De beschikbaarheid van bloed en bloedbestanddelen voor therapeutische doeleinden is grotendeels afhankelijk van de bereidheid van de burgers van de Gemeenschap om bloed af te staan. Om de volksgezondheid te beschermen en de overdracht van infectieziekten te voorkomen, moeten bij het inzamelen, bewerken, distribueren en gebruiken ervan alle voorzorgsmaatregelen worden genomen, waarbij op passende wijze gebruikgemaakt wordt van de vooruitgang van de wetenschap op het gebied van het opsporen, inactiveren en elimineren van via transfusie overdraagbare ziekteverwekkers.

    (3)

    De eisen inzake de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van op industriële wijze vervaardigde, uit menselijk bloed of plasma bereide farmaceutische specialiteiten zijn geregeld bij richtlijn 2001/83 [...]. Volbloed, plasma en bloedcellen van menselijke oorsprong zijn echter uitdrukkelijk van die richtlijn uitgesloten, met als gevolg dat er voor de kwaliteit en veiligheid van die producten, voor zover zij voor transfusie bestemd en niet verder verwerkt zijn, geen bindende communautaire voorschriften bestaan. Het is daarom essentieel dat er communautaire bepalingen komen om te waarborgen dat de kwaliteit en veiligheid van bloed en bloedbestanddelen, ongeacht het beoogde gebruik, in de hele bloedtransfusieketen in alle lidstaten op een vergelijkbaar peil staan, mede gelet op het vrije verkeer van personen binnen de Gemeenschap. Dankzij de vaststelling van hoge kwaliteits- en veiligheidsnormen zal bij de bevolking het vertrouwen groeien dat bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong, afkomstig van donaties in een andere lidstaat, aan dezelfde voorwaarden voldoen als die uit hun eigen land.

    [...]

    (5)

    Om te waarborgen dat er, ongeacht het beoogde gebruik, een gelijkwaardig veiligheids- en kwaliteitsniveau voor bloedbestanddelen geldt, moeten bij deze richtlijn eisen voor het inzamelen en testen van bloed en bloedbestanddelen, met inbegrip van basismateriaal voor medicijnen, worden vastgesteld. Richtlijn 2001/83 [...] moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.”

    11

    Artikel 1 van richtlijn 2002/98 luidt:

    „Deze richtlijn legt normen vast voor de kwaliteit en de veiligheid van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong teneinde een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de mens te waarborgen.”

    12

    In artikel 2, lid 1, van deze richtlijn is bepaald:

    „Deze richtlijn is van toepassing op het inzamelen en testen van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong, ongeacht het beoogde gebruik, en op het bewerken, opslaan en distribueren ervan indien zij voor transfusie bestemd zijn.”

    13

    Artikel 3 van richtlijn 2002/98 luidt:

    „Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

    a)

    ‚bloed’: volbloed dat bij een donor is afgenomen en behandeld is met het oog op transfusie of verdere verwerking;

    b)

    ‚bloedbestanddeel’: een therapeutisch bestanddeel van bloed (rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes, plasma) dat door middel van verschillende methoden kan worden bereid;

    c)

    ‚bloedproduct’: elk therapeutisch product dat is afgeleid van menselijk bloed of plasma;

    [...]”

    14

    In artikel 4, lid 2, van deze richtlijn is bepaald:

    „Deze richtlijn belet niet dat een lidstaat op zijn grondgebied strengere beschermende maatregelen handhaaft of treft die in overeenstemming zijn met het Verdrag.

    Een lidstaat kan meer bepaald voorschriften inzake vrijwillige, onbetaalde donaties invoeren, waaronder het verbieden of beperken van de invoer van bloed en bloedbestanddelen, teneinde een hoog niveau van bescherming van de gezondheid te waarborgen en de doelstelling in artikel 20, lid 1, van deze richtlijn te verwezenlijken, mits voldaan is aan de voorwaarden van het Verdrag.”

    15

    Artikel 5, lid 1, van deze richtlijn luidt als volgt:

    „De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat werkzaamheden met betrekking tot het inzamelen en testen van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong, ongeacht de bestemming ervan, en het bewerken, opslaan en distribueren daarvan indien zij voor transfusie bestemd zijn, uitsluitend worden verricht door bloedinstellingen die door de bevoegde autoriteit zijn aangewezen of van die autoriteit toestemming, erkenning of vergunning hebben verkregen.”

    Frans recht

    16

    Artikel L. 1221‑8 van de code de la santé publique (Frans wetboek van volksgezondheid) luidt:

    „Met bloed of bloedbestanddelen kunnen worden vervaardigd:

    labiele bloedproducten, waaronder met name volledig bloed, plasma of bloedcellen van menselijke oorsprong. Met uitzondering van labiele bloedproducten voor biomedisch onderzoek mogen alleen labiele bloedproducten worden gedistribueerd of voor therapeutische doeleinden afgeleverd waarvan de lijst en de kenmerken zijn vastgesteld bij besluit van het [Agentschap], na advies van het Établissement du sang [hierna: ‚Frans bloedinstituut’], en waarvan de lijst is bekendgemaakt in het Journal officiel de la République française.

    [...]

    industrieel toebereide stabiele producten die uit bloed bereide geneesmiddelen zijn en worden geregeld door de bepalingen van boek 1 van deel V;

    [...]”

    17

    Artikel L. 1221‑10 van die code bepaalt:

    „Labiele bloedproducten voor direct therapeutisch gebruik worden met het oog op de distributie en de aflevering ervan bewaard in bloedinstellingen. Daarnaast mogen deze producten met het oog op de aflevering ervan ook worden bewaard door gezondheidsinstellingen die daartoe onder de bij decreet vastgestelde voorwaarden door de bestuursrechtelijke instantie na advies van het Franse bloedinstituut zijn gemachtigd, alsook door de samenwerkingsverbanden op het gebied van gezondheidszorg bedoeld in artikel L. 6133‑1 die volgens dezelfde procedure en onder de bij decreet vastgesteld voorwaarden zijn gemachtigd. [...]”

    18

    Artikel L. 1221‑13 van die code luidt als volgt:

    „De hemovigilantie omvat het geheel van procedures voor de controle en de beoordeling van voorvallen en van ongewenste effecten bij donors of ontvangers van labiele bloedproducten. Zij bestrijkt de gehele transfusieketen vanaf de inzameling van de labiele bloedproducten tot de controle van de ontvangers. De hemovigilantie omvat tevens de epidemiologische controle van de donors.

    [...]”

    19

    In artikel L. 5121‑3 van de code de la santé publique is bepaald:

    „Uit bloed en bloedbestanddelen bereide stabiele producten zijn uit bloed bereide geneesmiddelen en worden geregeld door de bepalingen van de onderhavige titel [die met name voorziet in het beginsel dat een vergunning voor het in de handel brengen is vereist], onverminderd de op hen toepasselijke specifieke bepalingen.”

    Hoofdgeding en prejudiciële vragen

    20

    Bij op basis van artikel L. 1221‑8 van de code de la santé publique vastgesteld besluit van 20 oktober 2010 is SD-plasma geklasseerd als labiel bloedproduct. Alle voor transfusie bestemde bloedproducten worden als labiele bloedproducten geklasseerd.

    21

    Op 30 mei 2011 heeft Octapharma, die in verschillende lidstaten het product Octaplas, een voor transfusies gebruikt SD-plasma, produceert en verkoopt, bij de Conseil d’État beroep ingesteld tot nietigverklaring van het besluit van 20 oktober 2010 en het stilzwijgende besluit van het Agentschap van 28 maart 2011 houdende afwijzing van haar bezwaar tegen dat besluit.

    22

    Octapharma betwist deze classificatie en betoogt dat het product moet worden gekwalificeerd als geneesmiddel.

    23

    Op producten die vallen binnen de categorie van de „labiele bloedproducten” is immers een bijzondere, in de artikelen L. 1220‑1 en volgende van de code de la santé publique vastgestelde regeling van toepassing, welke afwijkt van de voor geneesmiddelen geldende regeling. Die regeling bepaalt dat het Frans bloedinstituut het monopolie heeft om bloed in te zamelen en labiele bloedproducten toe te bereiden en te distribueren.

    24

    Doordat het Agentschap SD-plasma heeft ingedeeld in de categorie van de labiele bloedproducten zijn de producten van Octapharma dus van de Franse markt buitengesloten, aangezien alleen het Franse bloedinstituut labiele bloedproducten mag distribueren.

    25

    Octapharma is echter van mening dat de werkingssfeer van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, ook plasma omvat dat door middel van een industrieel procedé is vervaardigd. Hieruit volgt dat dit soort plasma, waarom het gaat bij het product Octaplas, zou moeten worden beschouwd als een uit bloed bereid geneesmiddel in de zin van de code de la santé publique en niet als een labiel bloedproduct dat onder het monopolie van het Franse bloedinstituut valt. Artikel L. 1221‑8, 1°, van de code de la santé publique, dat alle soorten plasma aan de regeling inzake labiele bloedproducten onderwerpt, zonder dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt bereid en ander plasma, en het besluit van 20 oktober 2010 druisen volgens Octapharma in tegen de doelstellingen van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27.

    26

    Het Agentschap betoogt dat de indeling van alle voor transfusies bestemde producten in de categorie van de labiele bloedproducten, ongeacht de wijze waarop zij worden vervaardigd, beantwoordt aan de doelstellingen van richtlijn 2002/98, die in artikel 2 bepaalt dat de bepalingen van deze richtlijn van toepassing zijn op voor transfusies bestemd plasma, ook wanneer een industrieel procedé wordt gebruikt voor de bereiding ervan.

    27

    Van oordeel dat de beslechting van het bij hem aanhangige geding afhangt van de uitlegging van het Unierecht, heeft de Conseil d’État de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

    „1)

    Kan voor transfusie bestemd plasma dat is bereid uit volbloed en door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd, tegelijkertijd vallen onder de bepalingen van richtlijn [2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27,] en van richtlijn 2002/98 [...], en dit niet alleen met betrekking tot het inzamelen en testen van dit plasma, maar ook met betrekking tot het bewerken, opslaan en distribueren ervan; kan in dat verband de regel van artikel 2, lid 2, van richtlijn [2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27,] aldus worden uitgelegd dat de communautaire regeling voor geneesmiddelen slechts als enige wordt toegepast op een product dat ook binnen de werkingssfeer van een andere communautaire regeling valt, indien deze andere regeling minder streng is dan de regeling voor geneesmiddelen?

    2)

    Moet artikel 4, lid 2, van richtlijn 2002/98 [...], in voorkomend geval tegen de achtergrond van artikel 168 [VWEU], aldus worden uitgelegd dat op basis van deze bepaling nationale voorschriften kunnen worden gehandhaafd of ingevoerd die voor plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd, voorzien in een strengere regeling dan die welke geldt voor geneesmiddelen, en daarom rechtvaardigen dat alle of een gedeelte van de bepalingen van richtlijn [2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27,] buiten toepassing worden gelaten, in het bijzonder de bepalingen op grond waarvan de enige voorwaarde voor de verkoop van geneesmiddelen de voorafgaande afgifte van een vergunning voor het in de handel brengen is, en, zo ja, welke voorwaarden gelden in dat verband en in welke mate is dat het geval?”

    Beantwoording van de prejudiciële vragen

    Eerste vraag

    28

    Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, en richtlijn 2002/98 aldus moeten worden uitgelegd dat voor transfusie bestemd plasma dat is bereid uit volbloed en door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd, moet worden beschouwd als een uit bloed bereid geneesmiddel dat valt binnen de werkingssfeer van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, als een onder richtlijn 2002/98 vallend labiel bloedproduct, of nog als een product dat tegelijkertijd kan vallen binnen de werkingssfeer van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, en binnen die van richtlijn 2002/98. Zou er twijfel bestaan over de toepasselijke richtlijn, vraagt de verwijzende rechter zich voorts af of de regel van artikel 2, lid 2, van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, aldus moet worden uitgelegd dat hij enkel van toepassing is wanneer de voorschriften van een andere regeling van de Unie minder streng zijn dan die voor geneesmiddelen.

    29

    Vastgesteld moet worden dat artikel 2, lid 1, van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, in wezen bepaalt dat deze richtlijn van toepassing is op geneesmiddelen voor menselijk gebruik, bestemd om in de lidstaten in de handel te worden gebracht, die industrieel worden vervaardigd.

    30

    De werkingssfeer van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, is zodoende beperkt tot producten die industrieel vervaardigde geneesmiddelen zijn, met uitsluiting van producten die niet beantwoorden aan één van de twee definities van geneesmiddelen die in artikel 1, punt 2, sub a en b, van voormelde richtlijn zijn neergelegd.

    31

    Richtlijn 2004/27, waarbij richtlijn 2001/83 is gewijzigd, bepaalt in punt 7 van de considerans ervan, dat „de definities en de werkingssfeer van richtlijn 2001/83 [...] [moeten] worden verduidelijkt, teneinde te waarborgen dat de kwaliteit, de veiligheid en de werkzaamheid van geneesmiddelen voor menselijk gebruik van een hoog niveau zijn”, en dat „[o]m rekening te houden met de opkomst van nieuwe behandelingen en het toenemend aantal producten dat zich bevindt in het grensgebied tussen de geneesmiddelensector en andere sectoren, [...] de definitie van ‚geneesmiddel’ [dient] te worden gewijzigd, teneinde iedere twijfel omtrent de toepasbare wetgeving uit te sluiten ingeval een product weliswaar volledig onder de definitie van geneesmiddel valt, maar mogelijk ook binnen de definitie van andere gereguleerde producten valt.”

    32

    In dat verband is de werkingssfeer van richtlijn 2001/83 gepreciseerd door richtlijn 2004/27. Artikel 3, punt 6, van richtlijn 2001/83, waarin aanvankelijk was bepaald dat die richtlijn niet van toepassing was op „volledig bloed, plasma of bloedcellen van menselijke oorsprong” is immers aangevuld door artikel 1 van richtlijn 2004/27, dat heeft gepreciseerd dat deze uitsluiting gold „met uitzondering van plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd”.

    33

    Plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd valt dus binnen de materiële werkingssfeer van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, ongeacht of het voor transfusie bestemd is.

    34

    Wat de werkingssfeer van richtlijn 2002/98 betreft, benadrukt punt 5 van de considerans ervan dat richtlijn 2001/83 dient te worden gewijzigd om te waarborgen dat er, ongeacht het beoogde gebruik, een gelijkwaardig veiligheids- en kwaliteitsniveau voor bloedbestanddelen geldt, door de vaststelling van eisen voor het inzamelen en testen van bloed en bloedbestanddelen, met inbegrip van basismateriaal voor geneesmiddelen.

    35

    In dat verband zij opgemerkt dat artikel 31 van richtlijn 2002/98 artikel 109 van richtlijn 2001/83 heeft gewijzigd, vóór de inwerkingtreding van richtlijn 2004/27, en dat daarin is bepaald dat het inzamelen en testen van menselijk bloed en menselijk plasma onderworpen is aan de bepalingen van richtlijn 2002/98.

    36

    Zoals de advocaat-generaal heeft opgemerkt in punt 26 van zijn conclusie, bepaalt artikel 109 van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2002/98, aldus dat richtlijn 2002/98 van toepassing is voor het inzamelen en testen van menselijk bloed en menselijk plasma, wat plasma omvat dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd, dat een bloedbestanddeel dan wel een bloedproduct is in de zin van artikel 3, sub b en c, van deze laatste richtlijn.

    37

    Uit een en ander volgt dat plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd slechts onder richtlijn 2002/98 valt wat het inzamelen en testen ervan betreft, en dat richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, toepassing vindt wat het bewerken, opslaan en distribueren ervan betreft.

    38

    Hoewel voor transfusie bestemd plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd binnen de materiële werkingssfeer van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, valt wat het bewerken, opslaan en distribueren ervan betreft, blijft het echter een feit dat het betrokken product slechts onderworpen is aan de bepalingen van voormelde richtlijn wanneer het ook voldoet aan de in artikel 2 van die richtlijn vastgestelde voorwaarden en kan worden beschouwd als een geneesmiddel voor menselijk gebruik in de zin van artikel 1, punt 2, van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27.

    39

    Bijgevolg staat het in casu aan de verwijzende rechter om na te gaan of SD-plasma, en meer bepaald het product Octaplas, kan worden aangemerkt als een geneesmiddel in de zin van artikel 1, punt 2, van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27. Dat zal met name het geval zijn indien het plasma kan worden toegediend om fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen.

    40

    Gelet op het voorgaande, moet op het eerste deel van de eerste vraag worden geantwoord dat richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, en richtlijn 2002/98 aldus moeten worden uitgelegd dat voor transfusie bestemd plasma dat is bereid uit volbloed en door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd, ingevolge artikel 109 van richtlijn 2001/83 valt binnen de werkingssfeer van richtlijn 2002/98 wat het inzamelen en testen van dit plasma betreft, en binnen de werkingssfeer van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, wat het bewerken, opslaan en distribueren ervan betreft, mits het voldoet aan de definitie van geneesmiddel van artikel 1, punt 2, van voormelde richtlijn.

    41

    Gelet op dit antwoord, behoeft het tweede gedeelte van de eerste vraag niet te worden beantwoord.

    Tweede vraag

    42

    Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 4, lid 2, van richtlijn 2002/98, gelezen tegen de achtergrond van artikel 168 VWEU, aldus moet worden uitgelegd dat op basis van deze bepaling nationale voorschriften kunnen worden gehandhaafd of ingevoerd die voor plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd, voorzien in een strengere regeling dan die welke geldt voor geneesmiddelen.

    43

    Er zij aan herinnerd dat de richtlijnen 2001/83 en 2002/98, hoewel zij de bescherming van de volksgezondheid beogen, niet zijn vastgesteld op basis van dezelfde artikelen van het VWEU. Zo is de grondslag van richtlijn 2001/83 artikel 114 VWEU betreffende de vestiging en de werking van de interne markt, terwijl richtlijn 2002/98 is gebaseerd op artikel 168 VWEU, dat voorziet in een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid. Het is juist dat artikel 168, lid 4, sub a, VWEU bepaalt dat de lidstaten niet kunnen worden belet maatregelen voor een hogere graad van bescherming te handhaven of treffen, en deze bepaling is uitdrukkelijk overgenomen in artikel 4, lid 2, van richtlijn 2002/98.

    44

    Wat de gevallen betreft waarin die richtlijn niet van toepassing is, moet echter worden vastgesteld dat dezelfde mogelijkheid niet terug te vinden is in richtlijn 2001/83 of artikel 114 VWEU. Hieruit volgt dat de mogelijkheid voor een lidstaat om op zijn grondgebied maatregelen voor een hogere graad van bescherming te handhaven of in te voeren, slechts bestaat voor de gebieden die binnen de werkingssfeer van richtlijn 2002/98 vallen.

    45

    Zoals is vastgesteld in punt 40 van het onderhavige arrest, valt plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd, slechts binnen de werkingssfeer van richtlijn 2002/98 met betrekking tot het inzamelen en testen ervan, en valt het binnen de werkingssfeer van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, wat het bewerken, opslaan en distribueren ervan betreft.

    46

    Derhalve moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 4, lid 2, van richtlijn 2002/98, gelezen tegen de achtergrond van artikel 168 VWEU, aldus moet worden uitgelegd dat op basis van deze bepaling nationale voorschriften die voor plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd, voorzien in een strengere regeling dan die welke geldt voor geneesmiddelen, uitsluitend kunnen worden gehandhaafd of ingevoerd voor zover zij het inzamelen en testen van dit plasma betreffen.

    Kosten

    47

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

     

    1)

    Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004, en richtlijn 2002/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het inzamelen, testen, bewerken, opslaan en distribueren van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong en tot wijziging van richtlijn 2001/83, moeten aldus worden uitgelegd dat voor transfusie bestemd plasma dat is bereid uit volbloed en door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd, ingevolge artikel 109 van richtlijn 2001/83 valt binnen de werkingssfeer van richtlijn 2002/98 wat het inzamelen en testen van dit plasma betreft, en binnen de werkingssfeer van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, wat het bewerken, opslaan en distribueren ervan betreft, mits het voldoet aan de definitie van geneesmiddel van artikel 1, punt 2, van voormelde richtlijn.

     

    2)

    Artikel 4, lid 2, van richtlijn 2002/98, gelezen tegen de achtergrond van artikel 168 VWEU, moet aldus worden uitgelegd dat op basis van deze bepaling nationale voorschriften die voor plasma dat door middel van een industrieel procedé wordt vervaardigd, voorzien in een strengere regeling dan die welke geldt voor geneesmiddelen, uitsluitend kunnen worden gehandhaafd of ingevoerd voor zover zij het inzamelen en testen van dit plasma betreffen.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Frans

    Top