Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CA0211

    Zaak C-211/12: Arrest van het Hof (Negende kamer) van 18 juli 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte d’appello di Roma — Italië) — Martini SpA/Ministero delle Attività Produttive (Landbouw — Stelsel van invoercertificaten — Verordening (EG) nr. 1291/2000 — Artikel 35, lid 4, sub c — Zekerheden gesteld bij aanvraag van certificaten — Invoercertificaat — Te late overlegging van bewijs van gebruik — Sanctie — Berekening verbeurd bedrag — Verordening (EG) nr. 958/2003 — Tariefcontingenten)

    PB C 260 van 7.9.2013, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB C 260 van 7.9.2013, p. 14–14 (HR)

    7.9.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 260/14


    Arrest van het Hof (Negende kamer) van 18 juli 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte d’appello di Roma — Italië) — Martini SpA/Ministero delle Attività Produttive

    (Zaak C-211/12) (1)

    (Landbouw - Stelsel van invoercertificaten - Verordening (EG) nr. 1291/2000 - Artikel 35, lid 4, sub c - Zekerheden gesteld bij aanvraag van certificaten - Invoercertificaat - Te late overlegging van bewijs van gebruik - Sanctie - Berekening verbeurd bedrag - Verordening (EG) nr. 958/2003 - Tariefcontingenten)

    2013/C 260/24

    Procestaal: Italiaans

    Verwijzende rechter

    Corte d’appello di Roma

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Martini SpA

    Verwerende partij: Ministero delle Attività Produttive

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Corte d’appello di Roma — Uitlegging van artikel 35 van verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 152, blz. 1) — Zekerheden gesteld bij de aanvraag van invoercertificaten — Vaststelling van het bedrag dat verbeurd moet worden verklaard voor de hoeveelheden waarvoor het bewijs in verband met een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie niet is geleverd binnen de gestelde termijn

    Dictum

    1)

    Artikel 35 van verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 325/2003 van de Commissie van 20 februari 2003, moet aldus worden uitgelegd dat de in deze bepaling bedoelde zekerheid er niet alleen toe dient, te waarborgen dat de invoerverplichting wordt nagekomen, maar ook om te waarborgen dat het bewijs van gebruik van het certificaat binnen een bepaalde termijn wordt overgelegd.

    2)

    Artikel 35, lid 4, sub c, van verordening nr. 1291/2000, zoals gewijzigd bij verordening nr. 325/2003, moet aldus worden uitgelegd dat het te verbeuren bedrag in geval van te late overlegging van het bewijs van invoer voor de hoeveelheden waarvoor het bewijs niet binnen de in artikel 35, lid 4, sub a, van deze verordening gestelde termijn is overgelegd, moet worden berekend aan de hand van een zekerheidstarief dat daadwerkelijk is toegepast bij de aanvraag van het certificaat of de certificaten voor deze invoertransactie. Voor deze uitlegging komt geen betekenis toe aan de omstandigheid dat de zekerheid voor het ingevoerde product is gesteld aan de hand van een hoger tarief dan van toepassing was op andere invoertransacties van hetzelfde type product, nu het ingevoerde product was vrijgesteld van invoerrechten.


    (1)  PB C 194 van 30.6.2012.


    Top