This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62012CA0078
Case C-78/12: Judgment of the Court (Second Chamber) of 18 July 2013 (request for a preliminary ruling from the Administrativen sad Sofia-grad — Bulgaria) — ‘Evita-K’ EOOD v Direktor na Direktsia ‘Obzhalvane i upravlenie na izpalnenieto’ — Sofia pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite (Directive 2006/112/EC — Common system of value added tax — Supply of goods — Concept — Right to deduct — Refusal — Actual performance of a taxable transaction — Regulation (EC) No 1760/2000 — System for the identification and registration of bovine animals — Ear tags)
Zaak C-78/12: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 18 juli 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad — Bulgarije) — „Evita-K” EOOD/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i upravlenie na izpalnenieto” — Sofia pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite (Richtlijn 2006/112/EG — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde — Goederenleveringen — Begrip — Recht op aftrek — Weigering — Daadwerkelijke verrichting van belastbare handeling — Verordening (EG) nr. 1760/2000 — Identificatie- en registratieregeling voor runderen — Oormerken)
Zaak C-78/12: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 18 juli 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad — Bulgarije) — „Evita-K” EOOD/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i upravlenie na izpalnenieto” — Sofia pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite (Richtlijn 2006/112/EG — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde — Goederenleveringen — Begrip — Recht op aftrek — Weigering — Daadwerkelijke verrichting van belastbare handeling — Verordening (EG) nr. 1760/2000 — Identificatie- en registratieregeling voor runderen — Oormerken)
PB C 260 van 7.9.2013, p. 11–11
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
7.9.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 260/11 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 18 juli 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad — Bulgarije) — „Evita-K” EOOD/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i upravlenie na izpalnenieto” — Sofia pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite
(Zaak C-78/12) (1)
(Richtlijn 2006/112/EG - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde - Goederenleveringen - Begrip - Recht op aftrek - Weigering - Daadwerkelijke verrichting van belastbare handeling - Verordening (EG) nr. 1760/2000 - Identificatie- en registratieregeling voor runderen - Oormerken)
2013/C 260/19
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Administrativen sad Sofia-grad
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij:„Evita-K” EOOD
Verwerende partij): Direktor na Direktsia „Obzhalvane i upravlenie na izpalnenieto” — Sofia pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite
Voorwerp
Verzoek om prejudiciële beslissing — Administrativen sad Sofia-grad — Uitlegging van de artikelen 14, lid 1, 178, sub a, 185, lid 1, 226, punt 6, en artikel 242 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) — Recht op aftrek van voorbelasting voor aankoop van dieren — Bewijs dat goederen zijn geleverd — Al dan niet verplichte vermelding op facturen van oormerken van identificatieplichtige dieren volgens diergeneeskundige Unieregeling — Al dan niet verplicht bewijs van eigendomsrecht van leverancier
Dictum
1) |
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „levering van goederen” in de zin van deze richtlijn en het bewijs dat een goederenlevering daadwerkelijk is verricht, voor de uitoefening van het recht op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde geen verband houden met de vorm waarin een eigendomsrecht over de betrokken goederen is verkregen. Het is de taak van de verwijzende rechter om overeenkomstig de nationale bewijsregels een globale beoordeling te verrichten van alle gegevens en feiten van het te beslechten geding teneinde uit te maken of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederenleveringen daadwerkelijk zijn verricht en of, in voorkomend geval, daarvoor het recht op aftrek kan worden uitgeoefend. |
2) |
Artikel 242 van richtlijn 2006/112 moet aldus worden uitgelegd dat belastingplichtigen die geen landbouwproducenten zijn, niet verplicht zijn het voorwerp van hun goederenleveringen in hun boekhouding op te nemen wanneer het om dieren gaat, en te bewijzen dat deze dieren zijn gecontroleerd overeenkomstig internationale boekhoudkundige standaard IAS 41 „Landbouw”. |
3) |
Artikel 226, punt 6, van richtlijn 2006/112 moet aldus worden uitgelegd dat belastingplichtigen die leveringen verrichten van dieren die zijn onderworpen aan de identificatie- en registratieregeling ingevoerd bij verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad van 20 november 2006, niet verplicht zijn de oormerken van deze dieren te vermelden op de facturen voor deze leveringen. |
4) |
Artikel 185, lid 1, van richtlijn 2006/112 moet aldus worden uitgelegd dat herziening van de aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde slechts mogelijk is wanneer de betrokken belastingplichtige vooraf het recht op aftrek van deze belasting heeft gehad onder de in artikel 168, sub a, van deze richtlijn voorziene voorwaarden. |