Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0497

    Zaak C-497/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 27 september 2011 door de Helleense Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 13 juli 2011 in zaak T-81/09, Helleense Republiek/Europese Commissie

    PB C 340 van 19.11.2011, p. 12–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.11.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 340/12


    Hogere voorziening ingesteld op 27 september 2011 door de Helleense Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 13 juli 2011 in zaak T-81/09, Helleense Republiek/Europese Commissie

    (Zaak C-497/11 P)

    2011/C 340/21

    Procestaal: Grieks

    Partijen

    Rekwirante: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: P. Mylonopoulos, K. Boskovits en G. Michailopoulos)

    Andere partij in de procedure: Europese Commissie

    Conclusies

    Vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 13 juli 2011 in zaak T-81/09, voor zover daarbij het door de Helleense Republiek ingestelde beroep is verworpen;

    Toewijzing van de vorderingen van de Helleense Republiek in zaak T-81/09;

    Verwijzing van de Commissie in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    1)

    Eerste middel , ontleend aan een onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 23, lid 2, van verordening nr. 4253/88 en artikel 12 van verordening nr. 2064/97, evenals de artikelen 54 en 57 van verordening nr. 1602/02, met betrekking tot de auditbevoegdheden die de Commissie aan particuliere ondernemingen heeft verleend.

    2)

    Tweede middel , ontleend aan een onjuiste uitlegging van het evenredigheidsbeginsel en een motiveringsgebrek met betrekking tot het project „Noordelijke hoofdweg Kreta” voor zover de Commissie op dat project een correctie van 25 % heeft toegepast onder de enkele verwijzing naar de voorafgaande audit die de Griekse autoriteiten van een deel van dat project hebben uitgevoerd.

    3)

    Derde middel , ontleend aan een onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 2 van verordening nr. 2064/97 met betrekking tot het project „Kakia Scala” voor zover het Gerecht heeft geoordeeld dat het audittraject voor dit project afdoende was onder verwijzing naar kwalitatieve factoren.

    4)

    Vierde middel , ontleend aan een onjuiste uitlegging en toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van de gegadigden en artikel 22, lid 1, van richtlijn 93/37 met betrekking tot de projecten „K. Varibobis-Bogiati & Afidnes-K. Markopoulou — Onderdeel 1”, „Aerino — Μ. Μοnastiri”, „M. Monastiri — Begin van de Larissa-rondweg” en „Larissa-rondweg” voor zover de voorwaarden voor het houden van een niet-openbare aanbesteding aan alle belanghebbenden bekend waren en ten dienste stonden van de projecteconomie

    5)

    Vijfde middel , ontleend aan een verzuim om het middel van de Helleense Republiek te onderzoeken inzake de aanbestedingsvoorwaarden voor de projecten „Aerino — Μ. Μοnastiri” en „M. Monastiri — Begin van de Larissa-rondweg”, zodat de rechten van de verdediging en het recht om te worden gehoord zijn geschonden.


    Top