EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0191

Zaak C-191/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 20 april 2011 door Yorma's AG tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 15 februari 2011 in zaak T-213/09, Yorma's AG/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

PB C 211 van 16.7.2011, p. 12–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 211/12


Hogere voorziening ingesteld op 20 april 2011 door Yorma's AG tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 15 februari 2011 in zaak T-213/09, Yorma's AG/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-191/11 P)

2011/C 211/23

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Yorma's AG (vertegenwoordiger: A. Weiß, Rechtsanwalt)

Andere partijen in de procedure:

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen);

Norma Lebensmittelfilialbetrieb GmbH & Co. KG

Conclusies

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 15 februari 2011, Yorma’s/BHIM — Norma Lebensmittelfilialbetrieb (YORMA’S) (zaak T-213/09), overeenkomstig artikel 116, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering in zijn geheel vernietigen.

Middelen en voornaamste argumenten

De onderhavige hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht houdende verwerping van rekwirantes beroep tot vernietiging van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 20 februari 2009, waarbij haar aanvraag tot inschrijving van een beeldmerk bevattende het woordbestanddeel „Yorma’s” is afgewezen. In dit arrest heeft het Gerecht de beslissing van de kamer van beroep houdende vaststelling dat gevaar voor verwarring met het oudere gemeenschapswoordmerk „NORMA” bestaat, bevestigd.

Rekwirante baseert haar hogere voorziening op schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (hierna: „verordening nr. 40/94”).

Volgens haar heeft het Gerecht artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 onjuist uitgelegd door te concluderen dat de betrokken diensten, te weten het verschaffen van tijdelijke huisvesting enerzijds en de verhuur van een woning anderzijds, in zekere mate overeenstemmen. Het Gerecht heeft er geen rekening mee gehouden dat deze diensten functioneel niet complementair zijn, dat zij evenmin in een concurrentieverhouding met elkaar staan en dat ook het publiek dat deze diensten gebruikt, verschilt. Bovendien worden zij via verschillende distributiekanalen op de markt aangeboden.

Verder heeft het Gerecht artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 l onjuist uitgelegd door op causaal gebied tot de onjuiste slotsom te komen dat moet worden uitgesloten dat de — kennelijk onbestaande — begripsmatige overeenstemming tussen de twee merken wordt geneutraliseerd.

Zo met het Gerecht wordt geconcludeerd dat geen sprake is van begripsmatige overeenstemming, kan hieruit evenmin worden afgeleid dat als zodanig overeenstemming in de zin van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 bestaat. De begripsmatige betekenis van een woord is van groot belang, aangezien een teken dat een specifieke begripsmatige inhoud heeft, meer opvalt dan tekens die geen betekenis hebben. Gevaar voor verwarring kan enkel worden geconstateerd indien het jongere merk van de begripsmatige inhoud van het oudere merk gebruik maakt. Dat is in casu duidelijk niet het geval. Het Gerecht heeft geen rekening gehouden met de in artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het bestaan van gevaar voor verwarring gestelde voorwaarde. Het Gerecht heeft de relevantie van het begripsmatige verschil miskend, aangezien het geen rekening heeft gehouden met de grote impact van dit verschil ten opzichte van het auditieve en visuele verschil, en het heeft dit verschil niet beoordeeld zoals het dit hoe dan ook had moeten doen, aangezien de door een apostrof voorafgegane „s” een eigen en bijzonder karakteristieke betekenis heeft.

Bovendien heeft het Gerecht artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 onjuist toegepast door te oordelen dat de kamer van beroep — gelet op deze overwegingen — op goede gronden had geoordeeld dat het woordbestanddeel in casu het dominante element vormde. Deze vaststelling gaat voorbij aan de specifieke voorstelling — in kleur — van het teken „Y” op drie lijnen, die aan een muzikale notenbalk doen denken. Voorts is geen rekening gehouden met het feit dat de voor de „Y” gebruikte kleur meer uitgesproken en veelzeggend is dan die welke voor het woord „Yorma’s” is gebruikt. Voornoemde vaststelling van het Gerecht gaat eveneens voorbij aan het feit dat de letter „Y” in een welbepaald Engels (cursief) schrift is weergegeven, terwijl het woordbestanddeel in gewone drukletters „Yorma’s” geschreven staat.

Het Gerecht geeft tevens blijk van een onjuiste rechtsopvatting en schendt artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 waar het vaststelt dat het oppositiemerk Norma een visuele indruk weergeeft. Het is duidelijk dat dit merk geenszins een visuele indruk oproept.

De vaststelling van het Gerecht dat de totaalindruk die door het als gemeenschapsmerk aangevraagde teken wordt gewekt, aanzienlijk kan worden beïnvloed, levert eveneens een onjuiste rechtsopvatting op en schendt artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94.

Het Gerecht geeft nog in een ander opzicht blijk van een onjuiste rechtsopvatting en schendt artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94, door te concluderen dat het fonetische verschil tussen de eerste letters „N” en „Y” van de woorden „Norma” en „Yorma’s” minder zwaar weegt dan het feit dat de in beide woorden voorkomende letters „o”, „r”, „m” en „a” auditief gelijk zijn. Bovendien zal de in het aangevraagde merk op de achtergrond weergegeven letter „Y” volgens het Gerecht niet worden uitgesproken. Evenmin zal de na de apostrof geplaatste letter „s” noodzakelijkerwijs worden uitgesproken. Zelfs indien dat wel het geval is, volstaat dit niet om de uit het gemeenschappelijke woordbestanddeel „orma” voortvloeiende fonetische overeenstemming te neutraliseren.

Door hun verschillende beginletter klinken de merken totaal anders. De „Y” van „Yorma’s” verleent dit woord een zachtere klank terwijl de „N” van „Norma” een hardere, meer monotone klank oplevert. Anders dan het Gerecht meent, wordt de „s” steeds uitgesproken, aangezien deze in de grafische voorstelling niet ondergeschikt is weergegeven. Daardoor verkrijgt het merk „Yorma’s” een klank die aanzienlijk melodieuzer is en verschilt qua intonatie.


Top