Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0122

    Zaak C-122/11: Beroep ingesteld op 8 maart 2011 — Europese Commissie/Koninkrijk België

    PB C 160 van 28.5.2011, p. 12–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    28.5.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 160/12


    Beroep ingesteld op 8 maart 2011 — Europese Commissie/Koninkrijk België

    (Zaak C-122/11)

    2011/C 160/13

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: V. Kreuschitz en G. Rozet, gemachtigden)

    Verwerende partij: Koninkrijk België

    Conclusies

    vaststellen dat, door slechts vanaf 1 augustus 2004 een einde te hebben gesteld aan de verblijfsvoorwaarde die een beletsel vormde voor de indexering van pensioenen van Europese burgers en van burgers van de EER die niet verbleven in een land dat een wederkerigheidsovereenkomst met België had gesloten en door geen einde te hebben gesteld aan de discriminatie die dezen hebben geleden aangezien hen gedurende heel de periode voorafgaand aan 1 augustus 2004 een deel van hun pensioen werd ontzegd, het Koninkrijk België de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens de artikelen 4 en 7 van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), en krachtens de artikelen 18 en 45 VWEU waarin het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit is neergelegd;

    het Koninkrijk België verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    De Commissie voert aan dat de nationale regeling een discriminatie doet ontstaan tussen eigen staatsburgers en staatsburgers van andere lidstaten aangezien zij slechts aan deze laatsten een voorwaarde van verblijf op het grondgebied van een van de lidstaten of van een land dat met België een wederkerigheidsovereenkomst heeft gesloten, oplegt ten einde in aanmerking te komen voor de indexering van hun pensioen voor de periode voorafgaand aan 1 augustus 2004.

    De Commissie voert bovendien aan dat bovenvermelde verordening (EG) nr. 883/2004 niet langer voorziet in de voorwaarde van verblijf op het grondgebied van een lidstaat om zich te kunnen beroepen op het beginsel van gelijke behandeling. De personen op wie deze verordening van toepassing is, kunnen dus om de toepassing van dit beginsel verzoeken, zelfs indien zij in een derde staat verblijven. Een staat mag dus indexeringen van pensioenen niet aan zijn eigen staatsburgers voorbehouden, maar moet deze tevens verlenen aan gepensioneerden die in een derde staat verblijven.

    Ten slotte kunnen de redenen die de Belgische autoriteiten aanvoeren ter rechtvaardiging van de onmogelijkheid om de gewijzigde wetgeving met terugwerkende kracht toe te passen, met name het gewettigd vertrouwen, de praktische moeilijkheden en de financiële gevolgen, niet worden aanvaard.


    (1)  PB L 166, blz. 1, rectificatie PB L 200, blz. 1.


    Top