This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CJ0028
Judgment of the Court (Third Chamber), 6 September 2012.#Eurogate Distribution GmbH v Hauptzollamt Hamburg-Stadt.#Reference for a preliminary ruling from the Finanzgericht Hamburg.#Community Customs Code – Regulation (EEC) No 2913/92 – Article 204(1)(a) – Customs warehousing procedure – Customs debt incurred through non-fulfilment of an obligation – Delayed entry in stock records of information concerning the removal of goods from a customs warehouse.#Case C‑28/11.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 6 september 2012.
Eurogate Distribution GmbH tegen Hauptzollamt Hamburg-Stadt.
Verzoek van het Finanzgericht Hamburg om een prejudiciële beslissing.
Communautair douanewetboek – Verordening (EEG) nr. 2913/92 – Artikel 204, lid 1, sub a – Stelsel van douane-entrepots – Ontstaan van douaneschuld door niet-nakoming van verplichting – Te late inschrijving in voorraadadministratie van informatie inzake uitslag van goederen uit douane-entrepot.
Zaak C‑28/11.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 6 september 2012.
Eurogate Distribution GmbH tegen Hauptzollamt Hamburg-Stadt.
Verzoek van het Finanzgericht Hamburg om een prejudiciële beslissing.
Communautair douanewetboek – Verordening (EEG) nr. 2913/92 – Artikel 204, lid 1, sub a – Stelsel van douane-entrepots – Ontstaan van douaneschuld door niet-nakoming van verplichting – Te late inschrijving in voorraadadministratie van informatie inzake uitslag van goederen uit douane-entrepot.
Zaak C‑28/11.
Court reports – general
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2012:533
ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)
6 september 2012 ( *1 )
„Communautair douanewetboek — Verordening (EEG) nr. 2913/92 — Artikel 204, lid 1, sub a — Stelsel van douane-entrepots — Ontstaan van douaneschuld door niet-nakoming van verplichting — Te late inschrijving in voorraadadministratie van informatie inzake uitslag van goederen uit douane-entrepot”
In zaak C-28/11,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Finanzgericht Hamburg (Duitsland) bij beslissing van 25 november 2010, ingekomen bij het Hof op 18 januari 2011, in de procedure
Eurogate Distribution GmbH
tegen
Hauptzollamt Hamburg-Stadt,
wijst HET HOF (Derde kamer),
samengesteld als volgt: K. Lenaerts, kamerpresident, J. Malenovský, R. Silva de Lapuerta, G. Arestis (rapporteur) en D. Šváby, rechters,
advocaat-generaal: N. Jääskinen,
griffier: A. Impellizzeri, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 1 december 2011,
gelet op de opmerkingen van:
— |
Eurogate Distribution GmbH, vertegenwoordigd door U. Schrömbges en H. Bleier, Rechtsanwälte, |
— |
de Tsjechische regering, vertegenwoordigd door M. Smolek en J. Vláčil als gemachtigden, |
— |
de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door G. Albenzio, avvocato dello Stato, |
— |
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Bouyon en B.-R. Killmann als gemachtigden, |
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 8 maart 2012,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 204, lid 1, sub a, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2005 (PB L 117, blz. 13; hierna: „douanewetboek”). |
2 |
Dit verzoek werd ingediend in het kader van een geding tussen Eurogate Distribution GmbH (hierna: „Eurogate”) en het Hauptzollamt Hamburg-Stadt (hierna: „Hauptzollamt”) over een van Eurogate gevorderde douaneschuld bij invoer wegens de te late inschrijving in de voorraadadministratie van informatie inzake de uitslag van goederen uit een douane-entrepot. |
Toepasselijke bepalingen
Douanewetboek
3 |
Het stelsel van douane-entrepots is een schorsingsregeling en een economische douaneregeling in de zin van artikel 84, lid 1, sub a en b, van het douanewetboek. Het stelsel van douane-entrepots wordt geregeld door de algemene bepalingen van titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 3, punt A, van het douanewetboek en door de bijzondere bepalingen van punt C, „Douane-entrepots”, van deze afdeling. Artikel 89 van dit wetboek bevat bepalingen inzake de beëindiging van de schorsingsregelingen. De artikelen 98 en 99 van dit wetboek bevatten definities met betrekking tot douane-entrepots. Artikel 105 van dit wetboek voert de verplichting in om een voorraadadministratie te voeren in het kader van het stelsel van douane-entrepots. |
4 |
Artikel 89, lid 1, van het douanewetboek bepaalt: „Een economische schorsingsregeling wordt beëindigd wanneer de onder deze regeling geplaatste goederen of, in voorkomend geval, de onder deze regeling verkregen veredelings- of behandelde producten een nieuwe toegestane douanebestemming krijgen.” |
5 |
De artikelen 98 en 99 van dit wetboek luiden als volgt: „Artikel 98 1. Onder het stelsel van douane-entrepots kunnen in douane-entrepot worden opgeslagen:
[...] Artikel 99 Het douane-entrepot kan een publiek entrepot dan wel een particulier entrepot zijn. Wordt verstaan onder:
De entreposeur is de persoon aan wie vergunning is verleend het douane-entrepot te beheren. De entrepositaris is de persoon die gehouden is tot nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de aangifte tot plaatsing van de goederen onder het stelsel van douane-entrepots of aan wie de rechten en verplichtingen van eerstgenoemde zijn overgedragen.” |
6 |
Artikel 105, eerste alinea, van dit wetboek bepaalt: „De door de douaneautoriteiten aangewezen persoon dient in de door deze autoriteiten goedgekeurde vorm een voorraadadministratie te voeren van alle onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste goederen. [...]” |
7 |
Titel VII van het douanewetboek, „Douaneschuld”, bevat in hoofdstuk 2 de bepalingen inzake het ontstaan van de douaneschuld. Dit hoofdstuk bevat met name de artikelen 201 tot en met 205, die bepalen welke feiten een douaneschuld bij invoer doen ontstaan. |
8 |
Artikel 204 van het douanewetboek bepaalt: „1. Een douaneschuld bij invoer ontstaat:
[...] in andere gevallen dan die bedoeld [inzake de onttrekking van aan rechten bij invoer onderworpen goederen aan het douanetoezicht], tenzij vaststaat dat dit verzuim zonder werkelijke gevolgen is gebleken voor de juiste werking van de tijdelijke opslag of de betrokken douaneregeling. 2. De douaneschuld ontstaat, hetzij op het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de verplichting waarvan de niet-nakoming de douaneschuld doet ontstaan, hetzij op het tijdstip waarop de goederen onder de betrokken douaneregeling werden geplaatst, wanneer achteraf blijkt dat aan een van de voorwaarden voor de plaatsing van de genoemde goederen onder deze regeling of voor de toekenning van een verlaagd recht bij invoer of van een nulrecht uit hoofde van het gebruik van de goederen voor bijzondere doeleinden, niet is voldaan. 3. Schuldenaar is de persoon die, naargelang van het geval, hetzij de verplichtingen moet nakomen welke ten aanzien van aan rechten bij invoer onderworpen goederen voortvloeien uit de tijdelijke opslag of uit het gebruik van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst, hetzij de aan de plaatsing van de goederen onder de regeling verbonden voorwaarden in acht moet nemen.” |
Uitvoeringsverordening
9 |
Overeenkomstig de artikelen 247 en 247 bis van het douanewetboek worden de voor de uitvoering van deze code vereiste maatregelen vastgesteld door de Europese Commissie, bijgestaan door het Comité douanewetboek. Daartoe heeft de Commissie verordening (EEG) nr. 2454/93 van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 (PB L 253, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 402/2006 van de Commissie van 8 maart 2006 (PB L 70, blz. 35; hierna: „uitvoeringsverordening”) vastgesteld. |
10 |
De artikelen 529 en 530 van de uitvoeringsverordening bevatten bepalingen inzake het voeren van een voorraadadministratie in douane-entrepots. |
11 |
Artikel 529, lid 1, van deze verordening bepaalt: „Uit de voorraadadministratie moet te allen tijde zijn af te lezen welke goederen zich onder de regeling douane-entrepots bevinden. De entreposeur legt het controlekantoor, op door de douaneautoriteiten vast te stellen tijdstippen, een lijst van deze goederen voor.” |
12 |
Artikel 530, lid 3, van deze verordening luidt als volgt: „Uiterlijk bij de uitslag van de goederen uit het douane-entrepot of de opslagplaatsen van de vergunninghouder wordt in de voorraadadministratie vermeld dat de regeling is aangezuiverd.” |
13 |
Artikel 859 van de uitvoeringsverordening stelt: „De volgende vormen van verzuim worden beschouwd als zijnde zonder werkelijke gevolgen voor de juiste werking van de tijdelijke opslag of van de betrokken douaneregeling in de zin van artikel 204, lid 1, van het [douanewetboek], voor zover:
|
14 |
Overeenkomstig artikel 860 van de uitvoeringsverordening „[achten] [d]e douaneautoriteiten [...] een douaneschuld als te zijn ontstaan in de zin van artikel 204, lid 1, van het [douanewetboek], tenzij de persoon die mogelijkerwijze de schuldenaar is, aantoont dat de in artikel 859 bedoelde voorwaarden zijn vervuld”. |
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
15 |
Aan Eurogate is sinds 2006 vergunning verleend voor het beheer van een particulier douane-entrepot. De voorraadadministratie van dat douane-entrepot wordt overeenkomstig de vergunning gevoerd met behulp van een computerprogramma. |
16 |
Eurogate heeft als entreposeur in haar particulier douane-entrepot van haar klanten afkomstige niet-communautaire goederen opgeslagen met het oog op de verdere verzending ervan buiten het grondgebied van de Europese Unie. Bij de uitslag van deze goederen uit het douane-entrepot zijn douaneaangiften opgesteld voor de wederuitvoer ervan. |
17 |
Bij een douanecontrole op 31 januari 2007 is geconstateerd dat de uitslag van de litigieuze goederen pas na 11 tot 126 dagen, en derhalve volgens artikel 105, eerste alinea, van het douanewetboek junctis de artikelen 529, lid 1, en 530, lid 3, van de uitvoeringsverordening te laat, is ingeschreven in de voorraadadministratie. |
18 |
Bij aanslag van 1 juli 2008 heeft het Hauptzollamt voor de te laat in de voorraadadministratie ingeschreven goederen invoerrechten gevorderd. Eurogate heeft deze aanslag betwist. |
19 |
Nadat bij aanslag van 11 augustus 2009 een deel van deze rechten was kwijtgescholden, heeft het Hauptzollamt voor de nog verschuldigde rechten bij beschikking van 8 december 2009 het bezwaar van Eurogate ongegrond verklaard, op grond dat de te late inschrijving in de voorraadadministratie moest worden aangemerkt als een niet-nakoming van haar verplichtingen in het kader van het stelsel van douane-entrepots en dat dit verzuim derhalve een douaneschuld had doen ontstaan op basis van artikel 204, lid 1, van het douanewetboek. Dienaangaande is de verwijzende rechter van oordeel dat bij een duidelijke nalatigheid van de zijde van Eurogate niet kan worden geoordeeld dat deze niet-nakoming zonder werkelijke gevolgen is gebleven voor de juiste werking van de betrokken douaneregeling. In casu is bijgevolg niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 859 van de uitvoeringsverordening. |
20 |
Daarop heeft Eurogate bij het Finanzgericht Hamburg beroep ingesteld tot nietigverklaring van de aanslag van 1 juli 2008, zoals gewijzigd bij de aanslag van 11 augustus 2009 en bevestigd bij de beschikking van 8 december 2009. Daartoe heeft zij met name aangevoerd dat de te late inschrijving van de uitslag uit het douane-entrepot in de voorraadadministratie geen niet-nakoming van haar verplichtingen vormt in de zin van artikel 204, lid 1, sub a, van het douanewetboek, aangezien deze verplichting tot inschrijving, die voortvloeit uit artikel 105 van het douanewetboek juncto artikel 530, lid 3, van de uitvoeringsverordening, pas na de aanzuivering van het stelsel van douane-entrepots moet worden vervuld. |
21 |
Het Hauptzollamt heeft op dit argument geantwoord dat de inschrijving in de voorraadadministratie geen verplichting is waaraan moet worden voldaan na de aanzuivering van de betrokken douaneregeling. Deze inschrijving dient daarentegen te geschieden tijdens de toepassing van het stelsel van douane-entrepots, dan wel op het tijdstip zelf waarop dit stelsel wordt aangezuiverd. Volgens het Hauptzollamt is de douane-entrepotprocedure in casu pas beëindigd na de uitslag van de niet-communautaire goederen, op het ogenblik dat zij werden vrijgegeven voor de regeling douanevervoer als nieuwe douanebestemming. |
22 |
Volgens de verwijzende rechter rijst twijfel bij de uitlegging dat de niet-nakoming van de verplichting tot onmiddellijke inschrijving van de uitslag van de goederen in de voorraadadministratie een douaneschuld doet ontstaan. |
23 |
In dit verband benadrukt de verwijzende rechter dat, indien de op de bewoordingen van artikel 204, lid 1, sub a, van het douanewetboek gebaseerde stelling van bepaalde Duitse universiteitsdocenten wordt gevolgd, kan worden aanvaard dat in casu de niet-nakoming van de verplichting tot onmiddellijke inschrijving van de uitslag van de goederen in de voorraadadministratie plaatsvindt „tijdens” het gebruik van de betrokken douaneregeling, en niet „voortvloeit uit” dit gebruik. Bijgevolg is geen douaneschuld ontstaan. Voor zover de goederen reeds een nieuwe douanebestemming hebben gekregen en de niet-nakoming van deze verplichting dus de status van de goederen onverlet laat, vraagt de verwijzende rechter zich overigens af of een douaneschuld nog kan ontstaan en of bepaalde schendingen van deze regeling niet op een andere manier zouden moeten worden bestraft. |
24 |
Van oordeel dat voor de beslechting van het bij hem aanhangige geding uitlegging van het Unierecht noodzakelijk is, heeft het Finanzgericht Hamburg de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld: „Moet artikel 204, lid 1, sub a, van [het douanewetboek], aldus worden uitgelegd dat bij niet-communautaire goederen die onder het stelsel van douane-entrepots zijn geplaatst en bij de aanzuivering van het stelsel van douane-entrepots een nieuwe douanebestemming hebben gekregen, de schending van de verplichting om de uitslag van de goederen uit het douane-entrepot reeds bij de aanzuivering van het stelsel van douane-entrepots – en niet pas veel later – in het daartoe bestemde computerprogramma in te schrijven, tot het ontstaan van een douaneschuld voor de goederen leidt?” |
Beantwoording van de prejudiciële vraag
25 |
Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 204, lid 1, sub a, van het douanewetboek aldus moet worden uitgelegd dat bij niet-communautaire goederen de niet-nakoming van de verplichting om de uitslag van de goederen uit een douane-entrepot onmiddellijk in de daartoe bestemde voorraadadministratie in te schrijven, hoewel deze goederen bij de aanzuivering van het stelsel van douane-entrepots zijn wederuitgevoerd, een douaneschuld voor deze goederen doet ontstaan. |
26 |
Overeenkomstig artikel 204, lid 1, sub a, van het douanewetboek ontstaat een douaneschuld bij invoer indien niet wordt voldaan aan een van de verplichtingen welke ten aanzien van aan rechten bij invoer onderworpen goederen voortvloeien uit het gebruik van de douaneregeling waaronder zij zijn geplaatst. |
27 |
Onder het stelsel van douane-entrepots kunnen niet-communautaire goederen in een entrepot worden opgeslagen met schorsing van de rechten bij invoer voor deze goederen. Hoewel deze goederen zich feitelijk in het douanegebied van de Unie bevinden, worden zij beschouwd als niet-communautaire goederen. Het voordeel van een dergelijke regeling is afhankelijk van de inachtneming van bepaalde verplichtingen waardoor de douaneautoriteiten te allen tijde op de hoogte kunnen zijn van de situatie van de opgeslagen goederen, zoals vastgesteld in artikel 529, lid 1, van de uitvoeringsverordening. Van deze verplichtingen wordt de in artikel 105 van het douanewetboek opgenomen verplichting om een voorraadadministratie te voeren van de onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste goederen beschouwd als een met dit stelsel verbonden essentiële verplichting (arrest van 27 oktober 2011, Groupe Limagrain Holding, C-402/10, Jurispr. blz. I-10827, punten 33 en 37). Een verzuim van de verplichting om de uitslag van goederen uit het entrepot dadelijk in de daartoe bestemde voorraadadministratie in te schrijven, brengt het douanetoezicht in gevaar. |
28 |
Bovendien levert de aanwezigheid in het douanegebied van de Unie van niet-communautaire goederen het risico op dat deze goederen terechtkomen in het economische circuit van de lidstaten zonder te zijn ingeklaard. Zoals de Commissie opmerkt, draagt artikel 204 van het douanewetboek bij tot de voorkoming van dit risico (zie arrest van 15 juli 2010, DSV Road, C-234/09, Jurispr. blz. I-7333, punt 31). |
29 |
In casu was de aan Eurogate verleende vergunning voor het beheer van een particulier douane-entrepot afhankelijk van de voorwaarde om een voorraadadministratie van alle onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste goederen te voeren. In het hoofdgeding staat vast dat Eurogate de uitslag van goederen, die overigens regelmatig zijn wederuitgevoerd, te laat heeft ingeschreven in deze administratie. |
30 |
Eurogate meent dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde verzuim volgens artikel 204 van het douanewetboek geen douaneschuld kan doen ontstaan aangezien de niet-nagekomen verplichting toepassing vindt na de aanzuivering van de betrokken douaneregeling en geen met het stelsel van douane-entrepots verbonden materiële verplichting vormt, zodat de niet-nakoming ervan slechts een douane-onregelmatigheid is. De Commissie betoogt in dat verband dat het stelsel van douane-entrepots nog niet was aangezuiverd op het tijdstip dat Eurogate gehouden was de uitslag van de goederen uit het entrepot in de daartoe bestemde voorraadadministratie in te schrijven. |
31 |
In dit verband heeft het Hof geoordeeld dat geen enkele bepaling van het douanewetboek en zijn uitvoeringsverordening grond oplevert om te stellen dat, wat het effect van een verzuim op het ontstaan van een douaneschuld met toepassing van artikel 204 van het douanewetboek betreft, een onderscheid moet worden gemaakt tussen een verplichting waaraan vóór dan wel na de beëindiging van de betrokken douaneregeling moet worden voldaan of een tussen een „hoofdverplichting” en een andere, „bijkomende” verplichting (zie arrest van 6 september 2012, Döhler Neuenkirchen, C-262/10, punt 38). |
32 |
Zoals de advocaat-generaal in punt 47 van zijn conclusie heeft opgemerkt, is de verplichting om in een dergelijk geval douanerechten te betalen geen administratieve, fiscale of strafrechtelijke sanctie, maar enkel het gevolg van de vaststelling dat niet is voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor het uit de toepassing van het stelsel van douane-entrepots voortvloeiende voordeel, waardoor schorsing niet kan worden toegepast en heffing van douanerechten bijgevolg gerechtvaardigd is. Dit stelsel heeft immers tot gevolg dat een voorwaardelijk voordeel wordt toegekend, dat niet kan worden toegekend indien de daarvoor geldende voorwaarden niet zijn vervuld. |
33 |
Overigens komt de te late inschrijving in de voorraadadministratie niet voor op de in artikel 859 van de uitvoeringsverordening opgenomen uitputtende lijst van vormen van verzuim die zonder werkelijke gevolgen voor de juiste werking van de betrokken douaneregeling kunnen blijven. |
34 |
Artikel 859 van de uitvoeringsverordening behelst een regelmatig tot stand gekomen uitputtende regeling van de vormen van verzuim in de zin van artikel 204, lid 1, sub a, van het douanewetboek, die „zonder werkelijke gevolgen zijn gebleven voor de juiste werking van de tijdelijke opslag of de betrokken douaneregeling” (arrest van 11 november 1999, Söhl & Söhlke, C-48/98, Jurispr. blz. I-7877, punt 43). |
35 |
Gelet op het voorgaande moet op de vraag worden geantwoord dat artikel 204, lid 1, sub a, van het douanewetboek aldus moet worden uitgelegd dat bij niet-communautaire goederen de niet-nakoming van de verplichting om de uitslag van de goederen uit een douane-entrepot in de daartoe bestemde voorraadadministratie in te schrijven, en dit uiterlijk op het tijdstip van deze uitslag, een douaneschuld voor deze goederen doet ontstaan, zelfs in geval van wederuitvoer. |
Kosten
36 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht: |
Artikel 204, lid 1, sub a, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2005, moet aldus worden uitgelegd dat bij niet-communautaire goederen de niet-nakoming van de verplichting om de uitslag van de goederen uit een douane-entrepot in de daartoe bestemde voorraadadministratie in te schrijven, en dit uiterlijk op het tijdstip van deze uitslag, een douaneschuld voor deze goederen doet ontstaan, zelfs in geval van wederuitvoer. |
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Duits.