This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CA0475
Case C-475/11: Judgment of the Court (Fourth Chamber) of 12 September 2013 (request for a preliminary ruling from the Berufsgericht für Heilberufe bei dem Verwaltungsgericht Gießen — Germany) — Kostas Konstantinides (Freedom to provide medical services — Service provider travelling to another Member State to provide the service — Applicability of the rules of professional conduct of the host Member State, in particular those relating to fees and advertising)
Zaak C-475/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 12 september 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Berufsgericht für Heilberufe bei dem Verwaltungsgericht Gießen — Duitsland) — Kostas Konstantinides (Vrij verrichten van medische diensten — Dienstverrichter die zich naar andere lidstaat begeeft om dienst te verrichten — Toepasselijkheid van beroepsregels van ontvangende lidstaat, in het bijzonder inzake honoraria en reclame)
Zaak C-475/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 12 september 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Berufsgericht für Heilberufe bei dem Verwaltungsgericht Gießen — Duitsland) — Kostas Konstantinides (Vrij verrichten van medische diensten — Dienstverrichter die zich naar andere lidstaat begeeft om dienst te verrichten — Toepasselijkheid van beroepsregels van ontvangende lidstaat, in het bijzonder inzake honoraria en reclame)
Information about publishing Official Journal not found, p. 3–3
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
9.11.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 325/3 |
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 12 september 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Berufsgericht für Heilberufe bei dem Verwaltungsgericht Gießen — Duitsland) — Kostas Konstantinides
(Zaak C-475/11) (1)
(Vrij verrichten van medische diensten - Dienstverrichter die zich naar andere lidstaat begeeft om dienst te verrichten - Toepasselijkheid van beroepsregels van ontvangende lidstaat, in het bijzonder inzake honoraria en reclame)
2013/C 325/04
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Berufsgericht für Heilberufe bei dem Verwaltungsgericht Gießen
Partijen in het hoofdgeding
Kostas Konstantinides
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hessischer Verwaltungsgerichtshof — Uitlegging van de artikelen 5, lid 3, en 6, eerste alinea, sub a, van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255, blz. 22) — Vrij verrichten van medische diensten — Situatie waarin de dienstverrichter zich naar een andere lidstaat begeeft om de dienst te verrichten — Toepasselijkheid van beroepsregels van ontvangende lidstaat, in het bijzonder inzake honoraria en reclame
Dictum
1. |
Artikel 5, lid 3, van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties moet aldus worden uitgelegd dat nationale bepalingen als § 12, lid 1, van de beroepsregeling voor artsen in het Land Hessen, volgens welke honoraria gepast moeten zijn en, behoudens andersluidende wettelijke bepalingen, moeten worden berekend op basis van de officiële tariefregeling voor artsen, en voorts § 27, lid 3, van die beroepsregeling, die artsen verbiedt met de beroepsregels strijdige reclame te maken, niet onder de materiële werkingssfeer ervan vallen. Het staat echter aan de verwijzende rechter om, rekening houdend met de door het Hof van Justitie van de Europese Unie verstrekte gegevens, na te gaan of die regels een beperking in de zin van artikel 56 VWEU vormen en, zo ja, of zij een doel van algemeen belang nastreven, geschikt zijn om de verwezenlijking daarvan te waarborgen en niet verder gaan dan noodzakelijk is om het nagestreefde doel te bereiken. |
2. |
Artikel 6, sub a, van richtlijn 2005/36 moet aldus worden uitgelegd dat het noch de beroepsregels noch de tuchtprocedures bevat waaraan een dienstverrichter die zich naar het grondgebied van de ontvangende lidstaat begeeft om er tijdelijk en incidenteel zijn beroep uit te oefenen kan worden onderworpen, maar enkel bepaalt dat de lidstaten kunnen voorzien in automatische tijdelijke inschrijving of aansluiting pro forma bij een beroepsorganisatie om overeenkomstig artikel 5, lid 3, van die richtlijn toepassing van tuchtrechtelijke bepalingen mogelijk te maken. |