EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CA0263
Case C-263/11: Judgment of the Court (Second Chamber) of 19 July 2012 (reference for a preliminary ruling from the Augstākās tiesas Senāts — Latvia) — Ainārs Rēdlihs v Valsts ieņēmumu dienests (Sixth VAT Directive — Directive 2006/112/EC — Concept of ‘economic activity’ — Supplies of timber in order to alleviate the damage caused by a storm — Reverse charge procedure — Failure to register in the register of taxable persons — Fine — Principle of proportionality)
Zaak C-263/11: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 19 juli 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākās Tiesas Senāts — Letland) — Ainārs Rēdlihs/Valsts ieņēmumu dienests (Zesde btw-richtlijn — Richtlijn 2006/112/EG — Begrip „economische activiteit” — Houtleveringen ter compensatie van stormschade — Verleggingsregeling — Geen inschrijving van belastingplichtigen in register — Geldboete — Evenredigheidsbeginsel)
Zaak C-263/11: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 19 juli 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākās Tiesas Senāts — Letland) — Ainārs Rēdlihs/Valsts ieņēmumu dienests (Zesde btw-richtlijn — Richtlijn 2006/112/EG — Begrip „economische activiteit” — Houtleveringen ter compensatie van stormschade — Verleggingsregeling — Geen inschrijving van belastingplichtigen in register — Geldboete — Evenredigheidsbeginsel)
PB C 295 van 29.9.2012, p. 13–13
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
29.9.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 295/13 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 19 juli 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākās Tiesas Senāts — Letland) — Ainārs Rēdlihs/Valsts ieņēmumu dienests
(Zaak C-263/11) (1)
(Zesde btw-richtlijn - Richtlijn 2006/112/EG - Begrip „economische activiteit” - Houtleveringen ter compensatie van stormschade - Verleggingsregeling - Geen inschrijving van belastingplichtigen in register - Geldboete - Evenredigheidsbeginsel)
2012/C 295/21
Procestaal: Lets
Verwijzende rechter
Augstākās Tiesas Senāts
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Ainārs Rēdlihs
Verwerende partij: Valsts ieņēmumu dienests
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Augstākās tiesas Senāts — Uitlegging van artikel 4 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1), en van artikel 9 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) — Begrippen belastingplichtige en economische activiteit — Leveringen van hout die met het oog op het herstellen van stormschade worden verricht door een natuurlijke persoon die eigenaar is van bossen bestemd om in eigen behoeften te voorzien — Overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel van een nationale maatregel waarbij aan een persoon een geldboete wordt opgelegd ter hoogte van het bedrag van de belasting die normaliter op basis van de waarde van de geleverde goederen verschuldigd is, op grond dat hij zich niet in het btw-register heeft laten inschrijven, terwijl de betrokkene de belasting, zo hij zich in dat register had laten inschrijven, niet had hoeven te betalen
Dictum
1) |
Artikel 9, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/138/EG van de Raad van 19 december 2006, moet aldus worden uitgelegd dat houtleveringen door een natuurlijke persoon om de gevolgen van overmacht te compenseren, exploitatie van een lichamelijke zaak opleveren die als „economische activiteit” in de zin van deze bepaling moet worden gekwalificeerd, wanneer deze leveringen erop gericht zijn er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Het staat aan de nationale rechter om alle omstandigheden van het geval te beoordelen teneinde vast te stellen of een lichamelijke zaak, zoals een bos, wordt geëxploiteerd om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. |
2) |
Het recht van de Unie moet aldus worden uitgelegd dat het niet is uitgesloten dat een regel van nationaal recht op grond waarvan een boete ter hoogte van het normale btw-tarief voor de geleverde goederen kan worden opgelegd aan een particulier die zijn verplichting zich in te schrijven in het register van btw-plichtigen niet is nagekomen en die geen btw verschuldigd was, in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Het is aan de nationale rechter na te gaan of het bedrag van de sanctie, gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder het concreet opgelegde bedrag en eventuele fraude of ontwijking van de toepasselijke wetgeving die kan worden toegerekend aan de belastingbetaler die is beboet wegens het verzuim zich in te schrijven, niet hoger is dan noodzakelijk is ter bereiking van de doelstellingen, de juiste heffing van de belasting te waarborgen en fraude te voorkomen. |