This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CA0040
Case C-40/11: Judgment of the Court (Third Chamber) of 8 November 2012 (reference for a preliminary ruling from the Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg — Germany) — Yoshikazu Iida v Stadt Ulm (Articles 20 TFEU and 21 TFEU — Charter of Fundamental Rights of the European Union — Article 51 — Directive 2003/109/EC — Third-country nationals — Right of residence in a Member State — Directive 2004/38/EC — Third-country nationals who are family members of Union citizens — Third-country national neither accompanying nor joining a Union citizen in the host Member State and remaining in the citizen’s Member State of origin — Right of residence of a third-country national in the Member State of origin of a citizen residing in another Member State — Citizenship of the Union — Fundamental rights)
Zaak C-40/11: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 8 november 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg — Duitsland) — Yoshikazu Iida/Stadt Ulm (Artikelen 20 VWEU en 21 VWEU — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikel 51 — Richtlijn 2003/109/EG — Onderdanen van derde landen — Verblijfsrecht in lidstaat — Richtlijn 2004/38/EG — Onderdanen van derde landen die familieleden zijn van burgers van Unie — Onderdaan van derde land die burger van Unie niet begeleidt naar gastland en zich daar evenmin bij hem voegt en die in lidstaat van herkomst van burger woont — Verblijfsrecht van onderdaan van derde land in lidstaat van herkomst van burger die in andere lidstaat verblijft — Burgerschap van Unie — Grondrechten)
Zaak C-40/11: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 8 november 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg — Duitsland) — Yoshikazu Iida/Stadt Ulm (Artikelen 20 VWEU en 21 VWEU — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikel 51 — Richtlijn 2003/109/EG — Onderdanen van derde landen — Verblijfsrecht in lidstaat — Richtlijn 2004/38/EG — Onderdanen van derde landen die familieleden zijn van burgers van Unie — Onderdaan van derde land die burger van Unie niet begeleidt naar gastland en zich daar evenmin bij hem voegt en die in lidstaat van herkomst van burger woont — Verblijfsrecht van onderdaan van derde land in lidstaat van herkomst van burger die in andere lidstaat verblijft — Burgerschap van Unie — Grondrechten)
PB C 9 van 12.1.2013, p. 10–11
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
12.1.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 9/10 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 8 november 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg — Duitsland) — Yoshikazu Iida/Stadt Ulm
(Zaak C-40/11) (1)
(Artikelen 20 VWEU en 21 VWEU - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 51 - Richtlijn 2003/109/EG - Onderdanen van derde landen - Verblijfsrecht in lidstaat - Richtlijn 2004/38/EG - Onderdanen van derde landen die familieleden zijn van burgers van Unie - Onderdaan van derde land die burger van Unie niet begeleidt naar gastland en zich daar evenmin bij hem voegt en die in lidstaat van herkomst van burger woont - Verblijfsrecht van onderdaan van derde land in lidstaat van herkomst van burger die in andere lidstaat verblijft - Burgerschap van Unie - Grondrechten)
2013/C 9/14
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Yoshikazu Iida
Verwerende partij: Stadt Ulm
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg — Uitlegging, in het licht van de artikelen 7 en 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en van artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, van artikel 21, lid 1, VWEU, alsmede van de artikelen 2, punt 2, sub d, 3, lid 1, 7, lid 2, en 10, lid 1, van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PB L 158, blz. 77) — Uitlegging van artikel 6, leden 1 en 3, VEU, alsook van de artikelen 24, lid 3, 45, lid 1, en 51, lid 1, eerste volzin, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Minderjarig kind, onderdaan van een lidstaat, dat zijn met zijn moeder gemeenschappelijk hoofdverblijf heeft verplaatst naar een andere lidstaat — Verblijfsrecht, in de lidstaat van oorsprong van het kind, van de vader, die onderdaan van een derde land is en het ouderlijk gezag uitoefent — Werkingssfeer van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Begrip „ten uitvoer brengen van het Unierecht”
Dictum
Buiten de situaties die vallen onder richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, en wanneer er evenmin een ander aanknopingspunt met de Unierechtelijke bepalingen inzake het burgerschap bestaat, kan een onderdaan van een derde land geen aanspraak maken op een verblijfsrecht dat is afgeleid van een burger van de Unie.