EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CO0529

Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 29 maart 2012.
Ministero dell'Economia e delle Finanze en Agenzia delle Entrate tegen Safilo Spa.
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Corte suprema di cassazione — Vennootschapsbelasting — Nationale wettelijke regeling op grond waarvan het percentage van de dividendbelasting verschilt naargelang van de plaats van vestiging van de vennootschap — Commerciële transactie waarbij in Italië gevestigde vennootschappen en in het buitenland gevestigde vennootschappen betrokken zijn — Besluit van de belastingdienst dat de in het geval van in het buitenland gevestigde vennootschappen verschuldigde belasting van toepassing is — Begrip misbruik van recht zoals gedefinieerd in zaak C‑255/02, Halifax e.a. — Toepasselijkheid op niet geharmoniseerde nationale belastingen zoals directe belastingen.
Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering — Directe belastingen — Beëindiging van procedures aanhangig voor gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken — Rechtsmisbruik — Artikel 4, lid 3, VEU — Vrijheden door Verdrag gewaarborgd — Beginsel van non-discriminatie — Staatssteun — Verplichting, daadwerkelijke toepassing van Unierecht te waarborgen.
Zaak C‑529/10.

Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2012:188





Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 29 maart 2012 —
Safilo

(Zaak C‑529/10)

„Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering — Directe belastingen — Beëindiging van procedures aanhangig voor gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken — Rechtsmisbruik — Artikel 4, lid 3, VEU — Vrijheden door Verdrag gewaarborgd — Beginsel van non-discriminatie — Staatssteun — Verplichting, daadwerkelijke toepassing van Unierecht te waarborgen”

Lidstaten — Verplichtingen — Verplichting tot loyale samenwerking — Uitvoering van recht van Unie — Beginsel van verbod van rechtsmisbruik — Vrij verkeer van kapitaal — Beginsel van non-discriminatie — Regels inzake staatssteun — Directe belastingen van lidstaten (Art. 4, lid 3, VEU; art. 63 VWEU en 107, lid 1, VWEU) (cf. punten 23, 25‑26, 28‑33 en dictum)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Corte suprema di cassazione — Vennootschapsbelasting — Nationale wettelijke regeling op grond waarvan het percentage van de dividendbelasting verschilt naargelang van de plaats van vestiging van de vennootschap — Commerciële transactie waarbij in Italië gevestigde vennootschappen en in het buitenland gevestigde vennootschappen betrokken zijn — Besluit van de belastingdienst dat de in het geval van in het buitenland gevestigde vennootschappen verschuldigde belasting van toepassing is — Begrip misbruik van recht zoals gedefinieerd in zaak C‑255/02, Halifax e.a. — Toepasselijkheid op niet geharmoniseerde nationale belastingen zoals directe belastingen

Dictum

Het recht van de Unie, inzonderheid het beginsel van het verbod van misbruik van recht, artikel 4, lid 3, VEU, de door het VWEU gewaarborgde vrijheden, het beginsel van non-discriminatie, de regels inzake staatssteun en de verplichting, de daadwerkelijke toepassing van het recht van de Unie te waarborgen, moet aldus worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat in een zaak zoals aan de orde in het hoofdgeding, betreffende directe belastingen, een nationale bepaling wordt toegepast die bepaalt dat procedures die aanhangig zijn voor het gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken, tegen betaling van een bedrag van 5 % van de waarde van het geding worden beëindigd indien die procedures zijn ingeleid met een beroep dat in eerste aanleg meer dan tien jaar vóór de inwerkingtreding van die bepaling is ingesteld en de belastingdienst in eerste en in tweede aanleg in het ongelijk is gesteld.

Top