EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CJ0087

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 9 juni 2011.
Electrosteel Europe SA tegen Edil Centro SpA.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunale ordinario di Vicenza - Italië.
Rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken - Verordening (EG) nr. 44/2001 - Bijzondere bevoegdheid - Artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje - Gerecht van plaats van uitvoering van verbintenis die aan eis ten grondslag ligt - Koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken - Plaats van levering - Contract met clausule ,overgave: af fabriek’.
Zaak C-87/10.

Jurisprudentie 2011 I-04987

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2011:375

Zaak C‑87/10

Electrosteel Europe SA

tegen

Edil Centro SpA

(verzoek van het Tribunale ordinario di Vicenza om een prejudiciële beslissing)

„Rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje – Gerecht van plaats van uitvoering van verbintenis uit overeenkomst die aan eis ten grondslag ligt – Koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken – Plaats van levering – Contract met clausule ,overgave: af fabriek’”

Samenvatting van het arrest

Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2011 – Bijzondere bevoegdheden – Bevoegdheid ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst in zin van artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje

(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 1, sub b, eerste streepje)

Artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje, van verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat bij verkoop op afstand de plaats waar de goederen krachtens de overeenkomst zijn geleverd of hadden moeten worden geleverd, op basis van de bepalingen van deze overeenkomst moet worden bepaald.

Om na te gaan of de plaats van levering „volgens de overeenkomst” is bepaald, moet de aangezochte nationale rechter alle relevante voorwaarden en clausules van deze overeenkomst op basis waarvan deze plaats duidelijk kan worden aangewezen, in beschouwing nemen, daaronder begrepen de voorwaarden en clausules die algemeen erkend en in de internationale handel gebruikelijk zijn, zoals de door de Internationale Kamer van Koophandel opgestelde „Incoterms” in de in 2000 gepubliceerde versie.

Indien de plaats van levering niet aldus kan worden bepaald zonder toepassing van het op de overeenkomst toepasselijke materiële recht, is dit de plaats van de materiële overdracht van de goederen, waardoor de koper op de eindbestemming van de verkooptransactie de feitelijke beschikkingsmacht over deze goederen heeft verkregen of had moeten verkrijgen.

(cf. punt 26 en dictum)







ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

9 juni 2011(*)

„Rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheid – Artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje – Gerecht van plaats van uitvoering van verbintenis die aan eis ten grondslag ligt – Koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken – Plaats van levering – Contract met clausule ,overgave: af fabriek’”

In zaak C‑87/10,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Tribunale ordinario di Vicenza (Italië) bij beslissing van 30 januari 2010, ingekomen bij het Hof op 15 februari 2010, in de procedure

Electrosteel Europe SA

tegen

Edil Centro SpA,

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: K. Lenaerts, kamerpresident, D. Šváby, R. Silva de Lapuerta, E. Juhász (rapporteur) en T. von Danwitz, rechters,

advocaat-generaal: J. Kokott,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        Edil Centro, SpA, vertegenwoordigd door R. Campese, avvocatessa,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door N. Bambara en M. Wilderspin als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 3 maart 2011,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1; hierna: „verordening”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Electrosteel Europe SA (hierna: „Electrosteel”), gevestigd te Arles (Frankrijk), en Edil Centro SpA (hierna: „Edil Centro”), gevestigd te Piovene Rocchette (Italië), met betrekking tot de uitvoering van een overeenkomst tot verkoop van roerende lichamelijke zaken.

 Toepasselijke bepalingen

3        Artikel 2, lid 1, van de verordening, dat deel uitmaakt van hoofdstuk II, afdeling 1, ervan, met als opschrift „Algemene bepalingen”, luidt als volgt:

„Onverminderd deze verordening worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat.”

4        Artikel 3, lid 1, van de verordening, dat is opgenomen in dezelfde afdeling 1, bepaalt:

„Degenen die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats hebben, kunnen slechts voor het gerecht van een andere lidstaat worden opgeroepen krachtens de in de afdelingen 2 tot en met 7 van dit hoofdstuk gegeven regels.”

5        Artikel 5 van de verordening, dat is opgenomen in hoofdstuk II, afdeling 2, „Bijzondere bevoegdheid”, bepaalt:

„Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:

1)      a)     ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst: voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;

b)      voor de toepassing van deze bepaling en tenzij anders is overeengekomen, is de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt:

–        voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden;

–        voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden;

c)      punt a is van toepassing indien punt b niet van toepassing is;

[...]”

6        Artikel 23, lid 1, van de verordening, dat deel uitmaakt van hoofdstuk II, afdeling 7, ervan, met het opschrift „Door partijen aangewezen bevoegd gerecht”, luidt als volgt:

„Wanneer de partijen van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:

a)      hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;

b)      hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;

c)      hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.”

7        Artikel 60, lid 1, van de verordening, dat deel uitmaakt van hoofdstuk V, met het opschrift „Algemene bepalingen”, luidt als volgt:

„Voor de toepassing van deze verordening hebben vennootschappen en rechtspersonen woonplaats op de plaats van:

a)      hun statutaire zetel;

b)      hun hoofdbestuur, of

c)      hun hoofdvestiging.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

8        Blijkens het aan het Hof overgelegde dossier hebben Edil Centro als verkoopster en Electrosteel als koopster een overeenkomst voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken gesloten. Naar aanleiding van een geschil over de uitvoering van deze overeenkomst heeft de verkoopster bij het Tribunale ordinario di Vicenza een vordering ingesteld tot veroordeling van de koopster tot betaling van een bedrag van 36 588,26 EUR voor de verworven roerende lichamelijke zaken.

9        De koopster stelde in haar verweer allereerst dat de Italiaanse rechterlijke instanties in overeenstemming met de bepalingen van de verordening niet bevoegd waren. Ter staving daarvan verklaarde de koopster in Frankrijk te zijn gevestigd, zodat het aan de orde zijnde geschil in die lidstaat voor de rechter moest worden gebracht.

10      Edil Centro stelt daarentegen dat de overeenkomst, die op haar vestiging te Italië is gesloten, ten aanzien van de plaats van levering van de goederen, de clausule „Resa: Franco ns. [nostra] sede” („Overgave: af onze vestiging”) bevat en dat de Italiaanse rechterlijke instanties bijgevolg bevoegd zijn om van het geschil kennis te nemen.

11      Edil Centro verwijst naar de door de in Parijs gevestigde Internationale Kamer van Koophandel ontwikkelde formules, genaamd „Incoterms” („international commercial terms”), in de in 2000 gepubliceerde versie (hierna: „Incoterms”). Deze Incoterms zijn opgesteld in het Engels, dat de officiële taal ervan is. Edil Centro voert aan dat de clausule „Resa: Franco nostra sede” gelijkstaat met de Incoterm „EXW” („Ex Works”), punten A4 en B4 ervan, die de plaats van de levering van de goederen betreffen.

12      Deze punten van de Incoterm „Ex Works” luiden als volgt:

„A4      Delivery

The seller must place the goods at the disposal of the buyer at the named place of delivery, not loaded on any collecting vehicle, on the date or within the period agreed or, if no such time is agreed, at the usual time for delivery of such goods. If no specific point has been agreed within the named place, and if there are several points available, the seller may select the point at the place of delivery which best suits his purpose.

B4      Taking delivery

The buyer must take delivery of the goods when they have been delivered in accordance with A4 [...].”

13      Blijkens de stukken zijn de goederen die het voorwerp uitmaken van de in geding zijnde overeenkomst aan de koper geleverd door een vervoerder. Deze heeft de goederen in Italië op de vestiging van de verkoper in ontvangst genomen en ze in Frankrijk op de vestiging van de verkoper afgegeven.

14      De verwijzende rechter merkt op dat het begrip „plaats van levering” als „plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt” overeenkomstig artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje, van de verordening op uiteenlopende wijze is uitgelegd in Italië, zowel door de bodemrechters als door de Corte suprema di Cassazione.

15      Gelet op deze uiteenlopende uitleggingen heeft het Tribunale ordinario di Vicenza besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vraag te stellen:

„Moet artikel 5, punt 1, sub b, van de verordening [...], en algemeen het gemeenschapsrecht, voor zover daarin wordt bepaald dat de plaats van de uitvoering van de verbintenis bij de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats is waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd zijn of hadden moeten worden geleverd, aldus worden uitgelegd dat de plaats van levering die bepalend is voor de aanwijzing van de bevoegde rechter, de plaats is van de eindbestemming van de koopwaar waarop de overeenkomst betrekking heeft, dan wel de plaats waar de verkoper overeenkomstig het in het concrete geval geldende materiële recht zijn leveringsplicht vervult, of moet deze bepaling anders worden uitgelegd?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

16      Vooraf moet worden vastgesteld dat het Hof na indiening van dit verzoek om een prejudiciële beslissing door de verwijzende rechter het arrest van 25 februari 2010, Car Trim (C‑381/08, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), heeft gewezen, waarin het in punt 2 van het dictum van dat arrest heeft geoordeeld dat artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje, van de verordening aldus moet worden uitgelegd dat bij de verzendingskoop de plaats waar de goederen krachtens de overeenkomst werden geleverd of hadden moeten worden geleverd, op basis van de bepalingen van deze overeenkomst moet worden bepaald. Het Hof heeft eraan toegevoegd dat indien de plaats van levering niet aldus kan worden bepaald zonder dat het op de overeenkomst toepasselijke materiële recht wordt toegepast, deze plaats de plaats is van de materiële overdracht van de goederen waarmee de koper op de eindbestemming van de verkooptransactie de feitelijke macht om over deze goederen te beschikken heeft verkregen of had moeten verkrijgen.

17      De door het Hof gegeven uitlegging van deze bepaling in het reeds aangehaalde arrest Car Trim kan worden toegepast op de zaak in het hoofdgeding en levert een bijna volledig antwoord op de door het Tribunale ordinario di Vicenza gestelde vraag.

18      Wat echter nog moet worden verduidelijkt is de vraag hoe de bewoordingen „volgens de overeenkomst” vervat in artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje, van de verordening moeten worden uitgelegd, met name in hoeverre het mogelijk is om rekening te houden met bewoordingen en clausules van de overeenkomst die een plaats van levering, die zou bepalen welke rechterlijke instantie bevoegd is om van het geschil tussen de partijen kennis te nemen, niet rechtstreeks en uitdrukkelijk aanwijzen.

19      Dienaangaande moet in herinnering worden gebracht dat overeenkomstig artikel 23 van de verordening een overeenkomst tot aanwijzing van de bevoegde rechter kan worden gesloten niet alleen bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst, maar eveneens in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden of, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.

20      Er bestaat geen reden om te oordelen dat de Uniewetgever wilde uitsluiten dat met dergelijke handelsgebruiken rekening wordt gehouden bij de uitlegging van andere bepalingen van deze verordening, en met name bij de bepaling van de bevoegde rechtbank overeenkomstig artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje, van deze verordening.

21      Met name wanneer zij door erkende beroepsorganisaties zijn bijeengebracht, gepreciseerd en gepubliceerd en in de praktijk in grote mate navolging krijgen door de marktdeelnemers, spelen de handelsgebruiken een belangrijke rol bij de niet-overheidshalve gegeven regeling van de internationale handel. Zij vereenvoudigen de taken van de marktdeelnemers bij het opstellen van de overeenkomst, omdat laatstgenoemden een groot deel van hun commerciële relaties kunnen bepalen door gebruikmaking van korte en eenvoudige bewoordingen. De door de Internationale Kamer van Koophandel uitgewerkte Incoterms, die de inhoud van bepaalde voorwaarden en clausules die vaak worden gebruikt in de internationale handel definiëren en codificeren, genieten bijzonder hoge erkenning en groot praktisch gebruik.

22      In het kader van het onderzoek van een overeenkomst moet de nationale rechter bij de bepaling van de plaats van levering in de zin van artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje, van de verordening alle relevante voorwaarden en clausules van deze overeenkomst in de beschouwing betrekken, desgevallend met inbegrip van de voorwaarden en clausules die algemeen erkend zijn en door de internationale handel zijn ontwikkeld, zoals de Incoterms, indien zij van dien aard zijn dat deze plaats op basis daarvan duidelijk kan worden bepaald.

23      Wanneer de betrokken overeenkomst dergelijke voorwaarden of clausules bevat, kan het noodzakelijk blijken te onderzoeken of zij bepalingen zijn die uitsluitend de voorwaarden inzake de verdeling van het transportrisico van de goederen of inzake de kostenverdeling tussen de overeenkomstsluitende partijen vastleggen, dan wel of zij eveneens de plaats van levering van de koopwaar vastleggen. Wat betreft de Incoterm „Ex Works” waarnaar in het kader van het hoofdgeding wordt verwezen, moet worden vastgesteld dat, zoals de advocaat-generaal in punt 40 van haar conclusie heeft opgemerkt, deze clausule niet alleen de bepalingen van de punten A5 en B5 met als opschrift „Transfer of risks” inzake de risico-overdracht en die van de punten A6 en B6 met als opschrift „Division of costs” inzake de kostenverdeling bevat, maar tevens, afzonderlijk, de bepalingen van de punten A4 en B4 met als opschrift „Delivery” respectievelijk „Taking delivery”, die naar dezelfde plaats verwijzen en op basis waarvan de plaats van levering van de koopwaar dus kan worden bepaald.

24      Indien de koopwaar die het voorwerp van de overeenkomst uitmaakt daarentegen uitsluitend wordt vervoerd over het grondgebied van een lidstaat die wat betreft de woonplaats van de partijen en de plaats van vertrek of aankomst van de koopwaar een derde is, moet in het bijzonder worden nagegaan of de in de overeenkomst vermelde plaats, die gelegen is op het grondgebied van een dergelijke lidstaat, niet uitsluitend dient tot verdeling van de met het vervoer van de koopwaar gepaard gaande kosten en risico’s, dan wel of deze eveneens de plaats van levering van de koopwaar uitmaakt.

25      Het staat aan de verwijzende rechter om te beoordelen of de clausule „Resa: Franco [nostra] sede” in de in het hoofdgeding aan de orde zijnde overeenkomst overeenstemt met de Incoterm „Ex Works”, punten A4 en B4, of met een andere clausule of een ander in de handel vaak voorkomend gebruik, op basis waarvan de plaats van levering van de koopwaar in overeenstemming met deze overeenkomst duidelijk en zonder dat het op de overeenkomst toepasselijke materiële recht hoeft te worden toegepast, kan worden bepaald.

26      Gelet op de voorgaande overwegingen moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje, van de verordening aldus moet worden uitgelegd dat bij verzendingskoop de plaats waar de goederen volgens de overeenkomst werden geleverd of hadden moeten worden geleverd, op basis van de bepalingen van deze overeenkomst moet worden bepaald. Om na te gaan of de plaats van levering is bepaald „volgens de overeenkomst”, moet de aangezochte nationale rechter alle relevante voorwaarden en clausules van deze overeenkomst op basis waarvan deze plaats duidelijk kan worden aangewezen in beschouwing nemen. Dit omvat ook de voorwaarden en clausules die algemeen erkend en in de internationale handel gebruikelijk zijn, zoals de door de Internationale Kamer van Koophandel opgestelde „Incoterms” in de in 2000 gepubliceerde versie. Indien de plaats van levering niet aldus kan worden bepaald zonder toepassing van het op de overeenkomst toepasselijke materiële recht, is dit de plaats van de materiële overdracht van de goederen, waardoor de koper op de eindbestemming van de verkooptransactie de feitelijke beschikkingsmacht over deze goederen heeft verkregen of had moeten verkrijgen.

 Kosten

27      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 5, punt 1, sub b, eerste streepje, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet aldus worden uitgelegd dat bij verkoop op afstand de plaats waar de goederen volgens de overeenkomst werden geleverd of hadden moeten worden geleverd, op basis van de bepalingen van deze overeenkomst moet worden bepaald.

Om na te gaan of de plaats van levering is bepaald „volgens de overeenkomst”, moet de aangezochte nationale rechter alle relevante voorwaarden en clausules van deze overeenkomst op basis waarvan deze plaats duidelijk kan worden aangewezen in beschouwing nemen. Dit omvat ook de voorwaarden en clausules die algemeen erkend en in de internationale handel gebruikelijk zijn, zoals de door de Internationale Kamer van Koophandel opgestelde Incoterms („international commercial terms”) in de in 2000 gepubliceerde versie.

Indien de plaats van levering niet aldus kan worden bepaald zonder toepassing van het op de overeenkomst toepasselijke materiële recht, is dit de plaats van de materiële overdracht van de goederen, waardoor de koper op de eindbestemming van de verkooptransactie de feitelijke beschikkingsmacht over deze goederen heeft verkregen of had moeten verkrijgen.

ondertekeningen


* Procestaal: Italiaans.

Top