This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62010CB0529
Case C-529/10: Order of the Court (Eighth Chamber) of 29 March 2012 (reference for a preliminary ruling from the Corte Suprema di Cassazione — Italy) — Ministero dell'Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate v Safilo Spa (Article 104(3), first subparagraph, of the Rules of Procedure — Direct taxation — Conclusion of proceedings pending before the court giving judgment at final instance in tax matters — Abuse of rights — Article 4(3) TEU — Freedoms guaranteed by the Treaty — Principle of non-discrimination — State aid — Obligation to ensure the effective application of European Union law)
Zaak C-529/10: Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 29 maart 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Ministero dell'Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate/Safilo Spa (Artikel 104, lid 3, eerste alinea, Reglement voor de procesvoering — Directe belastingen — Beëindiging van procedures aanhangig voor gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken — Misbruik van recht — Artikel 4, lid 3, VEU — Door Verdrag gewaarborgde vrijheden — Beginsel van non-discriminatie — Staatssteun — Verplichting, daadwerkelijke toepassing van Unierecht te waarborgen)
Zaak C-529/10: Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 29 maart 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Ministero dell'Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate/Safilo Spa (Artikel 104, lid 3, eerste alinea, Reglement voor de procesvoering — Directe belastingen — Beëindiging van procedures aanhangig voor gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken — Misbruik van recht — Artikel 4, lid 3, VEU — Door Verdrag gewaarborgde vrijheden — Beginsel van non-discriminatie — Staatssteun — Verplichting, daadwerkelijke toepassing van Unierecht te waarborgen)
PB C 194 van 30.6.2012, p. 6–7
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
30.6.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 194/6 |
Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 29 maart 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Ministero dell'Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate/Safilo Spa
(Zaak C-529/10) (1)
(Artikel 104, lid 3, eerste alinea, Reglement voor de procesvoering - Directe belastingen - Beëindiging van procedures aanhangig voor gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken - Misbruik van recht - Artikel 4, lid 3, VEU - Door Verdrag gewaarborgde vrijheden - Beginsel van non-discriminatie - Staatssteun - Verplichting, daadwerkelijke toepassing van Unierecht te waarborgen)
2012/C 194/09
Procestaal: Italiaans
Verwijzende rechter
Corte suprema di cassazione
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Ministero dell'Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate
Verwerende partij: Safilo Spa
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Corte suprema di cassazione — Vennootschapsbelasting — Nationale wetgeving op grond waarvan het percentage van de dividendbelasting veschilt al naargelang de plaats van vestiging van de vennootschap — Commerciële transactie waarbij in Italië gevestigde vennootschappen en in het buitenland gevestigde vennootschappen betrokken zijn — Besluit van de belastingdienst dat de in het geval van in het buitenland gevestigde vennootschappen verschuldigde belasting toepasselijk is — Begrip misbruik van recht zoals gedefinieerd in zaak C-255/02, Halifax e.a. — Toepasselijkheid op niet geharmoniseerde nationale belastingen zoals directe belastingen
Dictum
Het recht van de Unie, inzonderheid het beginsel van het verbod van misbruik van recht, artikel 4, lid 3, VEU, de door het VWEU gewaarborgde vrijheden, het beginsel van non-discriminatie, de regels op het gebied van staatssteun en de verplichting, de daadwerkelijke toepassing van het recht van de Unie te waarborgen, moet aldus worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat in een zaak zoals aan de orde in het hoofdgeding, betreffende directe belastingen, een nationale bepaling wordt toegepast die bepaalt dat procedures die aanhangig zijn voor het gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken, tegen betaling van een bedrag van 5 % van de waarde van het geding worden beëindigd indien die procedures zijn ingeleid met een beroep dat in eerste aanleg meer dan tien jaar voor de inwerkingtreding van die bepaling is ingesteld en de belastingdienst in eerste en in tweede aanleg in het ongelijk is gesteld.