EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62010CA0417
Case C-417/10: Judgment of the Court (Fourth Chamber) of 29 March 2012 (reference for a preliminary ruling from the Corte suprema di cassazione — Italy) — Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate v 3M Italia SpA (Direct taxation — Conclusion of proceedings pending before the court giving judgment at final instance in tax matters — Abuse of rights — Article 4(3) TEU — Freedoms guaranteed by the Treaty — Principle of non-discrimination — State aid — Obligation to ensure the effective application of European Union law)
Zaak C-417/10: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 29 maart 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate/3M Italia SpA (Directe belastingen — Beëindiging van procedures aanhangig voor gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken — Rechtsmisbruik — Artikel 4, lid 3, VEU — Door Verdrag gewaarborgde vrijheden — Beginsel van non-discriminatie — Staatssteun — Verplichting daadwerkelijke toepassing van Unierecht te waarborgen)
Zaak C-417/10: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 29 maart 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate/3M Italia SpA (Directe belastingen — Beëindiging van procedures aanhangig voor gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken — Rechtsmisbruik — Artikel 4, lid 3, VEU — Door Verdrag gewaarborgde vrijheden — Beginsel van non-discriminatie — Staatssteun — Verplichting daadwerkelijke toepassing van Unierecht te waarborgen)
PB C 151 van 26.5.2012, p. 5–6
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
26.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 151/5 |
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 29 maart 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate/3M Italia SpA
(Zaak C-417/10) (1)
(Directe belastingen - Beëindiging van procedures aanhangig voor gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken - Rechtsmisbruik - Artikel 4, lid 3, VEU - Door Verdrag gewaarborgde vrijheden - Beginsel van non-discriminatie - Staatssteun - Verplichting daadwerkelijke toepassing van Unierecht te waarborgen)
2012/C 151/09
Procestaal: Italiaans
Verwijzende rechter
Corte suprema di cassazione
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate
Verwerende partij: 3M Italia SpA
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Corte suprema di cassazione — Vennootschapsbelasting — Nationale wetgeving op grond waarvan het percentage van de dividendbelasting verschilt afhankelijk van de plaats van vestiging van een vennootschap — Commerciële transactie waaraan wordt deelgenomen door in Italië gevestigde vennootschappen en vennootschappen die in het buitenland gevestigd zijn — Bestuurlijk besluit waarbij de in geval van in het buitenland gevestigde vennootschappen verschuldigde belasting toepasselijk wordt geacht — Begrip misbruik van recht zoals gedefinieerd in zaak C-255/02, Halifax e.a. — Toepasselijkheid op niet-geharmoniseerde nationale belastingen zoals de directe belastingen
Dictum
Het recht van de Unie, inzonderheid het beginsel van het verbod van rechtsmisbruik, artikel 4, lid 3, VEU, de door het VWEU gewaarborgde vrijheden, het beginsel van non-discriminatie, de regels inzake staatssteun en de verplichting, de daadwerkelijke toepassing van het recht van de Unie te waarborgen, moet aldus worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat in een zaak als die in het hoofdgeding, betreffende directe belastingen, een nationale bepaling wordt toegepast op grond waarvan procedures die aanhangig zijn voor een gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken, worden beëindigd tegen betaling van een bedrag ter hoogte van 5 % van het in geding zijnde bedrag, wanneer die procedures zijn aangevangen met een beroep dat meer dan tien jaar voor de inwerkingtreding van die bepaling in eerste aanleg is ingesteld en de belastingdienst in eerste en in tweede aanleg in het ongelijk is gesteld.