EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CJ0440

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 3 maart 2011.
Zakład Ubezpieczeń Społecznych Oddział w Nowym Sączu tegen Stanisława Tomaszewska.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Sąd Najwyższy - Polen.
Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Artikel 45, lid 1, van verordening (EG) nr. 1408/71 - Naar nationaal recht vereist minimaal tijdvak voor verkrijgen van recht op ouderdomspensioen - Inaanmerkingneming van in andere lidstaat vervuld tijdvak van bijdragebetaling - Samentelling - Berekeningswijzen.
Zaak C-440/09.

Jurisprudentie 2011 I-01033

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2011:114

Zaak C‑440/09

Zakład Ubezpieczeń Społecznych Oddział w Nowym Sączu

tegen

Stanisława Tomaszewska

(verzoek van de Sąd Najwyższy om een prejudiciële beslissing)

„Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Artikel 45, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1408/71 – Minimaal tijdvak naar nationaal recht vereist voor verkrijgen van recht op ouderdomspensioen – Inaanmerkingneming van in andere lidstaat vervuld tijdvak van bijdragebetaling – Samentelling – Berekeningswijze”

Samenvatting van het arrest

Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Verzekering ter zake van ouderdom en overlijden – Tijdvakken die in aanmerking dienen te worden genomen

(Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 45, lid 1)

Artikel 45, lid 1, van verordening nr. 1408/71, in de bij verordening nr. 118/97 gewijzigde en bijgewerkte versie, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1992/2006, moet aldus worden uitgelegd dat, bij het bepalen van het naar nationaal recht vereiste minimale tijdvak van verzekering voor het verkrijgen van het recht op een ouderdomspensioen door een migrerende werknemer, het bevoegde orgaan van de betrokken lidstaat voor het overeenkomstig de regeling van die lidstaat bepalen van het maximum dat de tijdvakken van niet-bijdragebetaling niet mogen overschrijden in verhouding tot de tijdvakken van bijdragebetaling, alle tijdens het beroepsleven van de migrerende werknemer vervulde tijdvakken van verzekering moet meetellen, met inbegrip van de in andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering.

(cf. punt 39 en dictum)







ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

3 maart 2011 (*)

„Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Artikel 45, lid 1, van verordening (EG) nr. 1408/71 – Naar nationaal recht vereist minimaal tijdvak voor verkrijgen van recht op ouderdomspensioen – Inaanmerkingneming van in andere lidstaat vervuld tijdvak van bijdragebetaling – Samentelling – Berekeningswijzen”

In zaak C‑440/09,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Sąd Najwyższy (Polen) bij beslissing van 18 augustus 2009, ingekomen bij het Hof op 11 november 2009, in de procedure

Zakład Ubezpieczeń Społecznych Oddział w Nowym Sączu

tegen

Stanisława Tomaszewska,

wijst

Het Hof (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: J.‑J. Kasel (rapporteur), kamerpresident, A. Borg Barthet en E. Levits, rechters,

advocaat-generaal: J. Kokott,

griffier: B. Fülöp, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 17 november 2010,

gelet op de opmerkingen van:

–        de Zakład Ubezpieczeń Społecznych Oddział w Nowym Sączu, vertegenwoordigd door D. Karwala-Szot en B. Rębilas als gemachtigden,

–        de Poolse regering, vertegenwoordigd door J. Faldyga en A. Siwek als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door V. Kreuschitz en M. Owsiany-Hornung als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 45 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in zijn bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 (PB 1997, L 28, blz. 1) gewijzigde en bijgewerkte versie, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1992/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 (PB L 392, blz. 1; hierna: „verordening nr. 1408/71”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geschil tussen de Zakład Ubezpieczeń Społecznych Oddział w Nowym Sączu (socialezekerheidsorgaan – kas van Nowy Sącz; hierna: „Zakład Ubezpieczeń Społecznych”) en Tomaszewska over het in aanmerking nemen van het door betrokkene in een andere lidstaat vervuld tijdvak van bijdragebetaling evenals over de berekeningswijzen van het door het naar Pools recht vereiste minimale tijdvak voor het verkrijgen van het recht op een ouderdomspensioen.

 Toepasselijke bepalingen

 De wettelijke regeling van de Unie

3        Volgens artikel 1, sub r, van verordening nr. 1408/71, worden onder „tijdvakken van verzekering” verstaan: de tijdvakken van premie‑ of bijdragebetaling, van arbeid of van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voor zover zij als zodanig door deze wetgeving zijn erkend.

4        Artikel 45 van deze verordening, met als opschrift „Inaanmerkingneming van tijdvakken van verzekering of van wonen, vervuld krachtens de wetgevingen welke op de werknemer of zelfstandige van toepassing zijn geweest, met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen”, bepaalt in lid 1:

„1. Indien de wetgeving van een lidstaat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen krachtens een stelsel dat geen bijzonder stelsel is in de zin van lid 2 of lid 3, afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering of van wonen, houdt het bevoegde orgaan van deze lidstaat, voor zover nodig, rekening met de krachtens de wetgeving van elke andere lidstaat vervulde tijdvakken, ongeacht of deze onder een algemeen dan wel onder een bijzonder stelsel en onder een stelsel voor werknemers dan wel onder een stelsel voor zelfstandigen zijn vervuld. Daartoe houdt het bevoegde orgaan rekening met deze tijdvakken alsof deze krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving waren vervuld.”

 Nationale regeling

5        In Polen worden de ouderdomspensioenen en andere pensioenen geregeld bij de wet van 17 december 1998 inzake de uit het socialeverzekeringsfonds betaalde ouderdomspensioenen en andere pensioenen (Ustawa o emeryturach i rentach z Funduszu Ubezpieczeń Społecznych) in zijn geconsolideerde versie (Dz. U. van 2004, nr. 39, pos. 353; hierna: „pensioenwet”).

6        Artikel 5 van de pensioenwet bepaalt:

„1.      Bij de vaststelling van het recht op een ouderdomspensioen of een ander pensioen en bij de berekening van het bedrag ervan worden, onder voorbehoud van de leden 2 tot en met 5, in aanmerking genomen:

1)      tijdvakken van bijdragebetaling als bedoeld in artikel 6;

2)      tijdvakken van niet-bijdragebetaling als bedoeld in artikel 7.

2.      Bij de vaststelling van het recht op een ouderdomspensioen of een ander pensioen en bij de berekening van het bedrag ervan worden tijdvakken van niet-bijdragebetaling tot maximaal een derde van de bewezen tijdvakken van bijdragebetaling meegeteld.

[...]”

7        Artikel 10, lid 1, van de wet bepaalt:

„Bij de vaststelling van het recht op een ouderdomspensioen en bij de berekening van het bedrag ervan worden, onder voorbehoud van artikel 56, ook de volgende tijdvakken als tijdvakken van bijdragebetaling meegeteld:

[...]

3)      vóór 1 januari 1983 gelegen tijdvakken van arbeid in de landbouw die na het bereiken van de leeftijd van 16 jaar werden vervuld, indien de volgens de bepalingen van de artikelen 5 tot en met 7 vastgestelde tijdvakken van bijdragebetaling en van niet-bijdragebetaling korter zijn dan het voor de toekenning van het ouderdomspensioen vereiste tijdvak, voor zover dit ter aanvulling van dat tijdvak noodzakelijk is.”

8        Artikel 29, lid 1, punt 1, van de pensioenwet luidt:

„Van de verzekerden die vóór 1 januari 1949 zijn geboren en de in artikel 27, sub 1, vastgestelde pensioenleeftijd nog niet hebben bereikt, kunnen met pensioen gaan:

1)      de vrouwen die de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt wanneer zij een tijdvak van bijdragebetaling en van niet-bijdragebetaling van ten minste 30 jaar hebben vervuld of, van ten minste 20 jaar, indien zij volledig arbeidsongeschikt zijn verklaard.”

9        Artikel 46 van deze wet luidt:

„1.      Onder de in de artikelen 29, 32, 33 en 39 gestelde voorwaarden komt het recht op een ouderdomspensioen ook toe aan verzekerden die na 31 december 1948 doch vóór 1 januari 1969 zijn geboren, indien zij cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden:

1)      zij zijn niet aangesloten bij een open pensioenfonds of zij hebben verzocht om de op een rekening bij het open pensioenfonds geaccumuleerde tegoeden via het socialezekerheidsorgaan naar de staatsbegroting over te schrijven;

2)      op 31 december 2008 voldoen zij aan de in deze bepalingen gestelde voorwaarden voor het verkrijgen van het ouderdomspensioen.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

10      Tomaszewska, geboren op 1 maart 1952, heeft op de leeftijd van 55 jaar om een vervroegd ouderdomspensioen verzocht.

11      Zij was niet aangesloten bij een open pensioenfonds en zij had in Polen de volgende tijdvakken van bijdragebetaling vervuld: een tijdvak van 181 maanden van bijdragebetaling, een tijdvak van 77 maanden en 11 dagen van niet-bijdragebetaling, en een tijdvak van 56 maanden en 25 dagen van arbeid in het landbouwbedrijf van haar ouders. Bovendien heeft zij, op het grondgebied van de ex‑Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek, een tijdvak van 49 maanden van bijdragebetaling vervuld.

12      Bij beslissing van 2 augustus 2007, heeft de Zakład Ubezpieczeń Społecznych Tomaszewska’s aanvraag tot een ouderdomspensioen afgewezen op grond dat zij niet had bewezen het in artikel 29, lid 1, punt 1, van de pensioenwet bedoelde noodzakelijke minimale tijdvak van verzekering van 30 jaar te hebben vervuld. Aangezien volgens artikel 5, lid 2, van deze wet de tijdvakken van niet-bijdragebetaling maximaal een derde mogen bedragen van de in Polen vervulde tijdvakken van bijdragebetaling, heeft de Zakład Ubezpieczeń Społecznych slechts 181 maanden meegerekend als tijdvakken van bijdragebetaling en 60 maanden en 10 dagen als tijdvakken van niet-bijdragebetaling. Aangezien Tomaszewska evenmin in het bezit was van een attest van volledige arbeidsongeschiktheid heeft de Zakład Ubezpieczeń Społecznych geoordeeld dat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor een vervroegd pensioen voor vrouwen.

13      Tomaszewska heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld bij de Sąd Okręgowy w Nowym Sączu (regionale rechtbank van Nowy Sącz). Bij vonnis van 7 december 2007 heeft deze rechtbank het beroep van Tomaszewska gedeeltelijk toegewezen voor zover zij oordeelde dat zij recht had op een ouderdomspensioen naar rato vanaf 14 mei 2007.

14      Bij arrest van 5 augustus 2008 heeft de Sąd Apelacyjny w Krakowie (hof van beroep van Krakau) het door de Zakład Ubezpieczeń Społecznych ingediende hoger beroep verworpen en de beslissing in eerste aanleg bevestigd.

15      Volgens de Sąd Apelacyjny w Krakowie mag bij het samentellen van de in Polen en in het buitenland vervulde tijdvakken van verzekering onverkort rekening worden gehouden met de tijdvakken van bijdragebetaling in Polen en in het buitenland, overeenkomstig het beginsel van gelijke behandeling van migrerende werknemers. Wordt immers aangenomen dat de tijdvakken van niet-bijdragebetaling maximaal een derde van de in Polen vervulde tijdvakken van bijdragebetaling mogen bedragen, dan zou dit leiden tot een situatie waarbij voor migrerende werknemers in mindere mate rekening zou worden gehouden met de tijdvakken van niet-bijdragebetaling dan voor personen met voldoende lange tijdvakken van bijdragebetaling in Polen.

16      De Zakład Ubezpieczeń Społecznych heeft cassatieberoep ingesteld, zich hierbij beroepend op een onjuiste uitlegging van artikel 45, lid 1, van verordening nr. 1408/71 en van artikel 15, lid 1, sub a, van verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening nr. 1408/71 (PB L 74, blz. 1), in zijn bij verordening nr. 118/97 gewijzigde en bijgewerkte versie (hierna: „verordening nr. 574/72”), evenals van artikel 5, lid 2, van de pensioenwet. De Sąd Apelacyjny w Krakowie zou immers ten onrechte hebben geoordeeld dat de in Polen vervulde tijdvakken van niet-bijdragebetaling moeten worden meegeteld voor zover zij maximaal een derde bedragen van de in Polen en in het buitenland bewezen tijdvakken van bijdragebetaling.

17      De Zakład Ubezpieczeń Społecznych oordeelt dat de in artikel 45, lid 1, van verordening nr. 1408/71 vastgelegde volgorde dient te worden gevolgd teneinde de verschillende tijdvakken van verzekering in aanmerking te nemen. Bij de beoordeling of het in een lidstaat vervulde tijdvak van verzekering toereikend is om recht te geven op een ouderdomspensioen, moet het bevoegde orgaan in de eerste plaats uitsluitend de nationale regeling van die lidstaat toepassen en bepalen of het in deze lidstaat vervulde tijdvak van verzekering volstaat om recht te geven op een door dit orgaan uitgekeerd ouderdomspensioen. Indien de aldus bepaalde tijdvakken van verzekering niet toereikend zijn, moeten vervolgens de in andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking worden genomen.

18      Deze uitlegging zou worden bevestigd door artikel 15 van verordening nr. 574/72. Bovendien maakt zij het mogelijk het geheel van de in het buitenland vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking te nemen, zowel de tijdvakken van bijdragebetaling als deze van niet-bijdragebetaling, aangezien een eventuele beperking van het in aanmerking nemen van bepaalde tijdvakken van bijdragebetaling niet van toepassing zou zijn op de in het buitenland vervulde tijdvakken. Dit is van belang ingeval dergelijke tijdvakken zijn vervuld krachtens de regelgeving van een lidstaat die deze tijdvakken in aanmerking neemt om te bepalen of een aanspraak bestaat op de uitkering.

19      Volgens de Sąd Apelacyjny w Krakowie dient elke lidstaat daarentegen de op het grondgebied van enige andere lidstaat van de Europese Unie vervulde tijdvakken van verzekering gelijk te stellen met de op het eigen grondgebied vervulde tijdvakken van verzekering, bij het bepalen van het recht op door de sociale zekerheid uitbetaalde uikeringen, overeenkomstig artikel 45, lid 1, van verordening nr. 1408/71.

20      Na te hebben vastgesteld dat het standpunt van de Sąd Apelacyjny w Krakowie steun vindt in artikel 46, lid 2, sub a, eerste volzin, van verordening nr. 1408/71 over de berekening van het theoretische bedrag van de uitkering, heeft de verwijzende rechter geconcludeerd dat het geschil kan worden samengevat tot de vraag of de tijdvakken van niet-bijdragebetaling niet meer mogen bedragen dan een derde van de duur van de in Polen vervulde en bewezen tijdvakken van bijdragebetaling dan wel een derde van alle tijdens het beroepsleven van de verzekerde vervulde tijdvakken van bijdragebetaling, met inbegrip van de in andere lidstaten vervulde tijdvakken van bijdragebetaling.

21      Daarop heeft de Sąd Najwyższy de behandeling van de zaak geschorst en het Hof om een beslissing over de volgende prejudiciële vraag verzocht:

„Moet artikel 45, lid 1, van verordening [nr. 1408/71], in samenhang met artikel 15, lid 1, sub a, van verordening [nr. 574/72], aldus worden uitgelegd dat het bevoegde orgaan van de lidstaat, wanneer het vaststelt dat een werknemer niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat hij in die staat een tijdvak van verzekering heeft vervuld dat volstaat om een recht op een ouderdomspensioen krachtens de wetgeving van die staat te verkrijgen, verplicht is rekening te houden met een in een andere lidstaat vervuld tijdvak van verzekering zodat het tijdvak van verzekering waarvan het verkrijgen van het recht afhangt, opnieuw wordt berekend met toepassing van de uit het nationale recht voortvloeiende regeling en het in een andere lidstaat vervulde tijdvak gelijk wordt gesteld aan een in die staat vervuld tijdvak, dan wel het in een andere lidstaat vervulde tijdvak wordt gevoegd bij het nationale tijdvak, dat vooraf op basis van de betrokken bepalingen is berekend?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

22      Allereerst zij gepreciseerd dat het geschil tussen de Zakład Ubezpieczeń Społecznych en Tomaszewska de verkrijging van het recht op een ouderdomspensioen betreft, welke kwestie wordt geregeld door artikel 45, lid 1, van verordening nr. 1408/71, terwijl de regels aangaande de berekening van het theoretisch bedrag van de uitkeringen zijn opgenomen in de artikelen 46 en volgende van deze verordening (zie in die zin arresten van 9 december 1993, Lepore en Scamuffa, C‑45/92 en C‑46/92, Jurispr. blz. I‑6497, punt 13, en van 12 september 1996, Lafuente Nieto, C‑251/94, Jurispr. blz. I‑4187, punt 49).

23      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 45, lid 1, van verordening nr. 1408/71 aldus moet worden uitgelegd dat, bij de bepaling van het naar nationale recht vereiste minimale tijdvak van verzekering met het oog op het verkrijgen van een recht op een ouderdomspensioen door een migrerende werknemer, het bevoegde orgaan van de betreffende lidstaat, bij het bepalen van het aandeel dat de tijdvakken van niet-bijdragebetaling niet mogen overschrijden in verhouding tot de tijdvakken van bijdragebetaling, uitsluitend de in die lidstaat vervulde tijdvakken van bijdragebetaling in aanmerking moet nemen dan wel alle tijdens het beroepsleven van de migrerende werknemer vervulde tijdvakken van verzekering, met inbegrip van de in andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering.

24      Volgens vaste rechtspraak blijven de lidstaten bevoegd om de voorwaarden voor toekenning van socialezekerheidsuitkeringen vast te stellen, ook wanneer zij die voorwaarden aanscherpen, mits de nieuwe voorwaarden niet tot een openlijke of verkapte discriminatie tussen werknemers uit de Unie leiden (zie in die zin arresten van 20 september 1994, Drake, C‑12/93, Jurispr. blz. I‑4337, punt 27; 20 februari 1997, Martínez Losada e.a., C‑88/95, C‑102/95 en C‑103/95, Jurispr. blz. I‑869, punt 43, en 20 januari 2005, Salgado Alonso, C‑306/03, Jurispr. blz. I‑705, punt 27).

25      Het stelsel van verordening nr. 1408/71 is uitsluitend een coördinatiestelsel dat onder meer betrekking heeft op de vaststelling van de wetgeving of de wetgevingen die moet(en) worden toegepast op werknemers en zelfstandigen die, in uiteenlopende omstandigheden, gebruik maken van hun recht van vrij verkeer (arresten van 9 maart 2006, Piatkowski, C‑493/04, Jurispr. blz. I‑2369, punt 20; 18 juli 2006, Nikula, C‑50/05, Jurispr. blz. I‑7029, punt 20, en 3 april 2008, Derouin, C‑103/06, Jurispr. blz. I‑1853, punt 20).

26      Het is eigen aan een dergelijk stelsel dat de voorwaarden waaraan de samenstelling van de tijdvakken van arbeid of verzekering moeten voldoen, verschillen naargelang van de lidstaat waar de werknemer zijn activiteit heeft uitgeoefend. Volgens artikel 1, sub r, van verordening nr. 1408/71 worden deze voorwaarden uitsluitend vastgesteld in de wettelijke regeling van de lidstaat waaronder de betrokken tijdvakken zijn vervuld.

27      De lidstaten zijn, bij het vaststellen van deze voorwaarden, echter verplicht het recht van de Unie na te leven en meer bepaald de door verordening nr. 1408/71 nagestreefde doelstelling evenals de beginselen waarop deze is gebaseerd.

28      Dienaangaande zij eraan herinnerd dat verordening nr. 1408/71, volgens de tweede en de vierde overweging ervan, tot doel heeft het vrije verkeer van werknemers en zelfstandigen binnen de Europese Unie te verzekeren zonder afbreuk te doen aan de kenmerken van de nationale wettelijke regelingen inzake sociale zekerheid. Zoals uit de vijfde, de zesde en de tiende overweging ervan blijkt, is de verordening daartoe gebaseerd op het beginsel van gelijke behandeling van werknemers en zelfstandigen ten aanzien van de verschillende nationale wetgevingen, en beoogt zij zo goed mogelijk de gelijke behandeling te waarborgen van alle werknemers en zelfstandigen die op het grondgebied van een lidstaat werkzaam zijn, en de werknemers en zelfstandigen die hun recht van vrij verkeer uitoefenen, niet te benadelen (eerder aangehaalde arresten Piatkowski, punt 19; Nikula, punt 20, en Derouin, punt 20).

29      Wat in het bijzonder de ouderdomsverzekering betreft, vereist artikel 45, lid 1, van verordening nr. 1408/71 dat het bevoegde orgaan van de lidstaat, waarvan de wetgeving het verkrijgen van het recht op een uitkering afhankelijk stelt van een minimaal tijdvak van verzekering, rekening houdt, indien de betrokken werknemer anders geen recht op een uitkering verkrijgt, met de krachtens de wetgeving van elke andere lidstaat vervulde tijdvakken alsof deze overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving waren vervuld.

30      Aldus geeft artikel 45 van verordening nr. 1408/71 toepassing aan de in artikel 42, sub a, EG vervatte regel van samentelling van de tijdvakken van verzekering, wonen of arbeid. Het gaat om een van de basisbeginselen van de coördinatie, op het gebied van de Unie, van de socialezekerheidsregelingen van de lidstaten, die beoogt te waarborgen dat de uitoefening van het door het EG‑Verdrag toegekende recht op vrij verkeer niet tot gevolg heeft dat een werknemer voordelen op het gebied van de sociale zekerheid verliest waarop hij aanspraak had kunnen maken indien hij zijn volledige loopbaan in een enkele lidstaat had volbracht. Een dergelijk gevolg zou een werknemer in de Unie er immers van kunnen weerhouden zijn recht van vrij verkeer uit te oefenen en daarmee een belemmering van dit vrije verkeer kunnen opleveren (arrest van 26 oktober 1995, Moscato, C‑481/93, Jurispr. blz. I‑3525, punt 28, en eerder aangehaald arrest Salgado Alonso, punt 29).

31      Bijgevolg heeft een lidstaat het recht om het ontstaan van het recht op een pensioen krachtens de nationale wettelijke regeling afhankelijk te stellen van een minimaal tijdvak van verzekering, maar ook om te bepalen welke verzekeringstijdvakken daarvoor in aanmerking worden genomen, en in welke mate, mits de krachtens de wetgeving van elke andere lidstaat vervulde tijdvakken overeenkomstig artikel 45 van verordening nr. 1408/71 onder dezelfde voorwaarden in aanmerking worden genomen alsof zij krachtens de nationale wetgeving waren vervuld (zie in die zin arrest Salgado Alonso, punt 31).

32      In casu blijkt uit de aan het Hof voorgelegde stukken dat de in een andere lidstaat vervulde tijdvakken van bijdragebetaling door de Zakład Ubezpieczeń Społecznych in aanmerking worden genomen bij de bepaling van het vereiste tijdvak voor het verkrijgen van het recht op een ouderdomspensioen en worden gevoegd bij het geheel van alle in Polen vervulde tijdvakken van bijdragebetaling. De in een andere lidstaat vervulde tijdvakken van bijdragebetaling worden echter niet in aanmerking genomen bij het bepalen van het derde deel dat de tijdvakken van niet-bijdragebetaling niet mogen overschrijden in verhouding tot de tijdvakken van bijdragebetaling.

33      Evenwel wordt niet betwist dat een werknemer, zoals deze in het hoofdgeding, die zowel in Polen als in een andere lidstaat tijdvakken van bijdragebetaling heeft vervuld, zich daardoor in een minder gunstige situatie bevindt dan de werknemer die al zijn tijdvakken van bijdragebetaling in Polen heeft vervuld.

34      Blijkens de door de Zakład Ubezpieczeń Społecznych uitgevoerde berekening, kan Tomaszewska zich slechts beroepen op een tijdvak van niet-bijdragebetaling van 60 maanden en bewijst zij dus in totaal een tijdvak van bijdragebetaling van 246 maanden, wat niet volstaat voor haar pensioenaanspraken. Had Tomaszewska daarentegen al haar tijdvakken van bijdragebetaling in Polen vervuld in plaats van haar recht op vrij verkeer te hebben uitgeoefend en tijdvakken van bijdragebetaling in een andere lidstaat te hebben vervuld, dan had zij zich kunnen beroepen op een tijdvak van niet-bijdragebetaling van 76 maanden zodat zij een totaal van 362 maanden van bijdragebetaling had kunnen bereiken, wat overeenkomt met het vereiste minimale tijdvak van 30 jaar om aanspraak te maken op een pensioen.

35      In die omstandigheden vormt een toepassing van een nationale regeling, zoals de door de Zakład Ubezpieczeń Społecznych in het hoofdgeding toegepaste regeling, die, bij het bepalen van het derde deel dat de tijdvakken van niet-bijdragebetaling niet mogen overschrijden in verhouding tot de tijdvakken van bijdragebetaling, aan de werknemers van de Unie die hun recht op vrij verkeer hebben uitgeoefend, een minder gunstige behandeling verleent dan aan werknemers die geen gebruik van dit recht hebben gemaakt, een belemmering van het vrije verkeer van werknemers en verhindert zij de toepassing van de in artikel 45 van verordening nr. 1408/71 bedoelde samentellingregels.

36      Uit de in punt 31 van onderhavig arrest aangehaalde rechtspraak blijkt immers dat het Poolse recht inderdaad het ontstaan van het recht op een ouderdomspensioen afhankelijk mag stellen van een minimaal tijdvak van verzekering, en ook mag bepalen welke verzekeringstijdvakken daarvoor in aanmerking komen en in welke mate, maar enkel op voorwaarde dat de krachtens de wetgeving van elke andere lidstaat vervulde tijdvakken van bijdragebetaling overeenkomstig artikel 45 van verordening nr. 1408/71 onder dezelfde voorwaarden als de in Polen vervulde tijdvakken worden meegeteld.

37      Bijgevolg moeten de door Tomaszewska in elke andere lidstaat vervulde tijdvakken van bijdragebetaling worden gelijkgesteld aan de in Polen vervulde tijdvakken van bijdragebetaling en dus worden meegerekend bij het bepalen van het derde deel dat de tijdvakken van niet-bijdragebetaling niet mogen overschrijden in verhouding tot de tijdvakken van bijdragebetaling.

38      Wat het door de Poolse regering aangevoerde argument betreft, dat het niet in aanmerking nemen van in andere lidstaten vervulde tijdvakken van bijdragebetaling bij het bepalen van het derde deel dat de tijdvakken van niet-bijdragebetaling niet mogen overschrijden in verhouding tot de tijdvakken van bijdragebetaling, zou worden gerechtvaardigd door administratieve moeilijkheden en andere problemen van praktische aard, volstaat de vaststelling dat artikel 39, lid 3, EG slechts die beperkingen van de uitoefening van het recht op vrij verkeer van werknemers toestaat die uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid kunnen worden gerechtvaardigd. Buiten deze in het Verdrag uitdrukkelijk geregelde gevallen kan een belemmering van het vrij verkeer van werknemers dus niet worden gerechtvaardigd (zie in die zin arresten van 7 maart 1991, Masgio, C‑10/90, Jurispr. blz. I‑1119, punt 24, en 16 september 2004, Merida, C‑400/02, Jurispr. blz. I‑8471, punt 30).

39      Gelet op het voorgaande dient op de gestelde vraag te worden geantwoord, dat artikel 45, lid 1, van verordening nr. 1408/71 aldus moet worden uitgelegd dat, bij het bepalen van het naar nationaal recht vereiste minimale tijdvak van verzekering met het oog op het verkrijgen van het recht op een ouderdomspensioen voor een migrerende werknemer, het bevoegde orgaan van de betrokken lidstaat, bij het bepalen van het maximum dat de tijdvakken van niet-bijdragebetaling niet mogen overschrijden in verhouding tot de tijdvakken van bijdragebetaling, zoals bepaald in de regeling van die lidstaat, alle tijdens het beroepsleven van de migrerende werknemer vervulde tijdvakken van verzekering moet meetellen, met inbegrip van de in andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering.

 Kosten

40      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 45, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in zijn bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 gewijzigde en bijgewerkte versie, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1992/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006, moet aldus worden uitgelegd dat, bij het bepalen van het naar nationaal recht vereiste minimale tijdvak van verzekering met het oog op het verkrijgen van het recht op een ouderdomspensioen voor een migrerende werknemer, het bevoegde orgaan van de betrokken lidstaat, bij het bepalen van het maximum dat de tijdvakken van niet-bijdragebetaling niet mogen overschrijden in verhouding tot de tijdvakken van bijdragebetaling, zoals bepaald in de regeling van die lidstaat, alle tijdens het beroepsleven van de migrerende werknemer vervulde tijdvakken van verzekering moet meetellen, met inbegrip van de in andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering.

ondertekeningen


* Procestaal: Pools.

Top