Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CA0165

    Gevoegde zaken C-165/09 tot en met C-167/09: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 26 mei 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Stichting Natuur en Milieu e.a. (C-165/09)/College van Gedeputeerde Staten van Groningen, Stichting Natuur en Milieu e.a. (C-166/09)/College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, Stichting Natuur en Milieu e.a. (C-167/09)/College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (Milieu — Richtlijn 2008/1/EG — Vergunning voor oprichten en in werking hebben van elektriciteitscentrale — Richtlijn 2001/81/EG — Nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen — Bevoegdheid van lidstaten gedurende overgangsperiode — Rechtstreekse werking)

    PB C 211 van 16.7.2011, p. 4–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.7.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 211/4


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 26 mei 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Stichting Natuur en Milieu e.a. (C-165/09)/College van Gedeputeerde Staten van Groningen, Stichting Natuur en Milieu e.a. (C-166/09)/College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, Stichting Natuur en Milieu e.a. (C-167/09)/College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

    (Gevoegde zaken C-165/09 tot en met C-167/09) (1)

    (Milieu - Richtlijn 2008/1/EG - Vergunning voor oprichten en in werking hebben van elektriciteitscentrale - Richtlijn 2001/81/EG - Nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen - Bevoegdheid van lidstaten gedurende overgangsperiode - Rechtstreekse werking)

    2011/C 211/06

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Raad van State

    Partijen in de hoofdgedingen

    Verzoekende partijen: Stichting Natuur en Milieu, Stichting Greenpeace Nederland, B. Meijer, E. Zwaag, F. Pals (C-165/09), Stichting Natuur en Milieu, Stichting Zuid-Hollandse Milieufederatie, Stichting Greenpeace Nederland, Vereniging van Verontruste Burgers van Voorne (C-166/09), Stichting Natuur en Milieu, Stichting Zuid-Hollandse Milieufederatie, Stichting Greenpeace Nederland, Vereniging van Verontruste Burgers van Voorne (C-167/09)

    Verwerende partijen: College van Gedeputeerde Staten van Groningen (C-165/09), College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (C-166/09 en C-167/09)

    in tegenwoordigheid van: RWE Eemshaven Holding BV, voorheen RWE Power AG (C-165/09), Electrabel Nederland NV (C-166/09), College van Burgemeester en Wethouders Rotterdam (C-166/09 en C-167/09), E.ON Benelux NV (C-167/09)

    Voorwerp

    Verzoeken om een prejudiciële beslissing — Raad van State — Uitlegging van artikel 9 van richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PB L 257, blz. 26), thans richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (gecodificeerde versie) (PB L 24, blz. 8), en van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PB L 309, blz. 22) — Aanvraag om milieuvergunning — Besluit van bevoegde autoriteit — Verplichtingen van lidstaten gedurende periode tussen uiterste datum voor omzetting van richtlijn en datum vermeld in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/81, die is gelegen na uiterste datum voor omzetting daarvan — Elektriciteitscentrale

    Dictum

    1)

    Artikel 9, leden 1, 3 en 4, van richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, in de oorspronkelijke versie ervan en zoals gecodificeerd bij richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten bij de verlening van een milieuvergunning voor het oprichten en in werking hebben van een industriële installatie als die waarom het in de hoofdgedingen gaat, niet verplicht zijn, de nationale emissieplafonds voor SO2 en NOx vastgesteld in richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot de voorwaarden voor de verlening daarvan te rekenen, hoewel zij zich moeten houden aan de uit die richtlijn 2001/81 voortvloeiende verplichting om in het kader van nationale programma’s passende en samenhangende beleidsopties en maatregelen vast te stellen of te plannen, die in hun geheel genomen geschikt zijn om de emissies van met name die verontreinigende stoffen te beperken tot hoeveelheden die uiterlijk eind 2010 niet groter zijn dan de in bijlage I bij die richtlijn aangegeven plafonds.

    2)

    Gedurende de in artikel 4 van richtlijn 2001/81 bedoelde overgangsperiode van 27 november 2002 tot en met 31 december 2010

    verplichten artikel 4, lid 3, VEU en artikel 288, derde alinea, VWEU alsmede richtlijn 2001/81 de lidstaten om zich te onthouden van maatregelen die de verwezenlijking van het door deze richtlijn voorgeschreven resultaat ernstig in gevaar zouden brengen;

    lijkt de vaststelling door de lidstaten van een specifieke maatregel inzake één bron van SO2 en NOx als zodanig de verwezenlijking van het door richtlijn 2001/81 voorgeschreven resultaat niet ernstig in gevaar te kunnen brengen. Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of dat het geval is voor elk besluit tot verlening van een milieuvergunning voor het oprichten en in werking hebben van een industriële installatie als die waarom het in de hoofdgedingen gaat;

    verplichten artikel 288, derde alinea, VWEU en de artikelen 6, 7, leden 1 en 2, en 8, leden 1 en 2, van richtlijn 2001/81 de lidstaten enerzijds om programma’s voor een geleidelijke reductie van de nationale emissies van SO2 en NOx op te stellen en zo nodig bij te stellen en te herzien, die zij voor het publiek en de relevante organisaties beschikbaar dienen te stellen door middel van heldere, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke informatie, en binnen de gestelde termijnen aan de Europese Commissie dienen mee te delen, en anderzijds om nationale emissie-inventarissen en prognoses voor 2010 op te stellen en jaarlijks bij te werken, en daarvan binnen de gestelde termijnen aan de Europese Commissie en aan het Europees Milieuagentschap verslag te doen;

    verplichten artikel 288, derde alinea, VWEU en richtlijn 2001/81 zelf de lidstaten noch om de verlening van een milieuvergunning voor het oprichten en in werking hebben van een industriële installatie als die waarom het gaat in de hoofdgedingen te weigeren of te beperken, noch om specifieke compenserende maatregelen vast te stellen telkens wanneer een dergelijke vergunning wordt afgegeven, ook niet bij overschrijding of dreigende overschrijding van de nationale emissieplafonds voor SO2 en NOx.

    3)

    Artikel 4 van richtlijn 2001/81 is niet onvoorwaardelijk en is onvoldoende nauwkeurig om vóór 31 december 2010 door particulieren voor de nationale rechterlijke instanties te kunnen worden ingeroepen.

    Artikel 6 van richtlijn 2001/81 kent de rechtstreeks getroffen particulieren rechten toe die voor de nationale rechterlijke instanties kunnen worden ingeroepen om te vorderen dat de lidstaten gedurende de overgangsperiode van 27 november 2002 tot en met 31 december 2010 in het kader van nationale programma’s passende en samenhangende beleidsopties en maatregelen vaststellen of plannen, die in hun geheel genomen geschikt zijn om de emissies van de bedoelde verontreinigende stoffen te beperken, zodat uiterlijk eind 2010 aan de nationale plafonds van bijlage I bij die richtlijn wordt voldaan, en de daartoe opgestelde programma’s voor het publiek en de relevante organisaties beschikbaar stellen door middel van heldere, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke informatie.


    (1)  PB C 193 van 15.8.2009.


    Top