Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008TN0567

    Zaak T-567/08 P: Hogere voorziening ingesteld op 19 december 2008 door Bart Nijs tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 9 oktober 2008 in zaak F-49/06, Nijs/Rekenkamer

    PB C 55 van 7.3.2009, p. 39–39 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    7.3.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 55/39


    Hogere voorziening ingesteld op 19 december 2008 door Bart Nijs tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 9 oktober 2008 in zaak F-49/06, Nijs/Rekenkamer

    (Zaak T-567/08 P)

    (2009/C 55/70)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Rekwirant: Bart Nijs (Bereldange, Luxemburg) (vertegenwoordiger: F. Rollinger, advocaat)

    Andere partij bij de procedure: Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies

    de hogere voorziening ontvankelijk verklaren;

    de hogere voorziening gegrond verklaren;

    dientengevolge, het arrest van 9 oktober 2008 in zaak F-49/06, Bart Nijs/Europese Rekenkamer, vernietigen.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Met deze hogere voorziening vraagt rekwirant vernietiging van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 9 oktober 2008 in zaak F-49/06, Nijs/Rekenkamer, waarbij rekwirants beroep, strekkende tot, enerzijds, nietigverklaring van het besluit om hem in het kader van de bevorderingsronde 2005 niet tot de rang A*11 te bevorderen en, anderzijds, schadevergoeding, ten dele niet ontvankelijk en ten dele ongegrond is verklaard.

    Tot staving van de hogere voorziening voert rekwirant vier middelen aan, ontleend aan:

    verkeerde uitlegging van het verzoekschrift en de repliek, aangezien het bestreden arrest een middel ontleend aan de non-existentie van een besluit van het TABG, hetgeen een volledig ontbreken van motivering impliceert, heeft vervangen door een totaal ander middel;

    verkeerde opvatting en/of uitlegging van het bewijsmateriaal, daar het Gerecht voor ambtenarenzaken hiermee geen rekening heeft gehouden;

    een verkeerde verdeling van de bewijslast, aangezien het Gerecht voor ambtenarenzaken bewijs had moeten verlangen van de stellingen van de verwerende partij;

    schending van het vermoeden van onschuld betrekking hebbende op de verwijzing van rekwirant in de kosten in eerste aanleg.


    Top