Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008TN0243

    Zaak T-243/08: Beroep ingesteld op 23 juni 2008 — Ravensburger/BHIM — Educa Borras (EDUCA Memory game)

    PB C 209 van 15.8.2008, p. 61–62 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.8.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 209/61


    Beroep ingesteld op 23 juni 2008 — Ravensburger/BHIM — Educa Borras (EDUCA Memory game)

    (Zaak T-243/08)

    (2008/C 209/110)

    Taal van het verzoekschrift: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Ravensburger AG (Ravensburg, Duitsland) (vertegenwoordigers: G. Würtenberger, advocaat, en R. Kunze, advocaat-solicitor)

    Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

    Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Educa Borras SA (Sant Quirze del Valles, Barcelona, Spanje)

    Conclusies

    vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 8 april 2008 in zaak R 597/2007-2; en

    verwijzing van het BHIM in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ingeschreven gemeenschapsmerk waarvan nietigverklaring is gevorderd: beeldmerk „EDUCA Memory game” voor waren van klasse 28 — gemeenschapsmerk nr. 495 036

    Houder van het gemeenschapsmerk: de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

    Partij die nietigverklaring van het gemeenschapsmerk vordert: verzoekster

    Merkrecht van de partij die nietigverklaring vordert: internationaal woordmerk „MEMORY” nr. R 393 512; Benelux-woordmerk „MEMORY” nr. 38 328; Duits woordmerk „MEMORY” nr. 964 625

    Beslissing van de nietigheidsafdeling: nietigverklaring van het betrokken gemeenschapsmerk

    Beslissing van de kamer van beroep: vernietiging van de beslissing van de nietigheidsafdeling

    Aangevoerde middelen: (i) schending van artikel 8, lid 1, van verordening nr. 40/94 van de Raad, doordat de kamer van beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat het mogelijk conflicterende bestanddeel van het betrokken gemeenschapsmerk louter beschrijvend is en dus geen gevaar voor verwarring met verzoeksters oudere merken kan doen ontstaan; (ii) schending van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94 van de Raad, doordat de kamer van beroep van verzoekster ten onrechte heeft verlangd dat zij verwarringsgevaar bewijst; (iii) schending van artikel 74 van verordening nr. 40/94 van de Raad, doordat de kamer van beroep niet naar behoren rekening heeft genomen met de etiketteringspraktijk op de relevante markt; (iv) schending van artikel 75 van verordening nr. 40/94 van de Raad, doordat de kamer van beroep heeft nagelaten een hoorzitting te organiseren, hoewel verzoekster dat had aangevraagd.


    Top