EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CN0506

Zaak C-506/08 P: Hogere voorziening ingesteld op 14 november 2008 door het Koninkrijk Zweden tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer — Uitgebreid) van 9 september 2008 in zaak T-403/05, MyTravel Group plc/Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 55 van 7.3.2009, p. 6–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 55/6


Hogere voorziening ingesteld op 14 november 2008 door het Koninkrijk Zweden tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer — Uitgebreid) van 9 september 2008 in zaak T-403/05, MyTravel Group plc/Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-506/08 P)

(2009/C 55/09)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirant: Koninkrijk Zweden (vertegenwoordigers: K. Petkovska, A. Falk en S. Johannesson, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: MyTravel Group plc, Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

Rekwirant concludeert dat het den Hove behage:

punt 2 van het dictum van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 9 september 2008 (1) in zaak T-403/05 te vernietigen;

besluit D(2005) 8461 van de Commissie van 5 september 2005 overeenkomstig de door MyTravel Group plc voor het Gerecht van eerste aanleg geformuleerde vordering nietig te verklaren voor zover het betrekking heeft op de weigering om toegang te verlenen tot het rapport van de Commissie en tot andere werkdocumenten;

besluit D(2005) 9763 van de Commissie van 12 oktober 2005 overeenkomstig de door MyTravel Group plc voor het Gerecht van eerste aanleg geformuleerde vordering nietig te verklaren voor zover het betrekking heeft op de weigering om toegang te verlenen tot andere interne documenten van de Commissie, en

de Commissie te verwijzen in de wettelijke kosten die het Koninkrijk Zweden voor het Hof van Justitie zullen opkomen.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Het beginsel van openheid en toegang tot de documenten van de instellingen is van groot belang bij alle activiteiten van de instellingen en dus ook bij de bestuurlijke procedure binnen een instelling. Artikel 2, lid 3, van de transparantieverordening bepaalt dat deze verordening van toepassing is op alle bij een instelling berustende documenten, dit wil zeggen documenten die door de instelling zijn opgesteld of ontvangen en zich in haar bezit bevinden, op alle werkterreinen van de Europese Unie. De redenering van het Gerecht van eerste aanleg met betrekking tot de hoofdgeschilpunten impliceert echter dat alle interne documenten in bestuurlijke aangelegenheden vertrouwelijk zijn. Dit spoort niet met het beginsel van de grootst mogelijke openheid.

2.

Volgens rekwirant houdt de redenering van het Gerecht van eerste aanleg met betrekking tot het eerste besluit — betreffende het rapport en de daarmee verband houdende documenten — in dat de Commissie niet voor elk document afzonderlijk moest het nagaan of de inhoud ervan openbaar kon worden gemaakt en niet moest nagaan of het rapport en de andere documenten gevoelige informatie bevatten, maar dat zij openbaarmaking kon weigeren op grond dat de ambtenaren anders hun opvattingen niet meer vrij zouden kunnen formuleren. Aan de hand van de algemene redenering van het Gerecht van eerste aanleg met betrekking tot de bescherming van de vrijheid van meningsuiting van de opstellers van documenten kan niet worden uitgemaakt wanneer interne documenten überhaupt openbaar kunnen worden gemaakt.

3.

Rekwirant is van mening dat het Gerecht van eerste aanleg ook met betrekking tot het tweede besluit — betreffende andere documenten van het dossier — voorbijgaat aan het fundamentele vereiste dat elk document afzonderlijk moet worden onderzocht om na te gaan of de inhoud ervan zo gevoelig is dat openbaarmaking het besluitvormingsproces ernstig zou ondermijnen. De algemene redenering van het Gerecht van eerste aanleg is in wezen dat de ambtenaren van de Commissie niet meer vrij zouden kunnen spreken indien niet in de eindbeschikking opgenomen informatie openbaar zou worden gemaakt. Volgens een dergelijke redenering behoeft niet te worden onderzocht of de inhoud van de betrokken documenten zo gevoelig is dat openbaarmaking ervan het besluitvormingsproces zou schaden.

4.

Rekwirant vraagt zich af of het verslag van de raadadviseur-auditeur en de nota van het directoraat-generaal Concurrentie aan het adviescomité werkelijk kunnen worden aangemerkt als voor intern gebruik opgestelde documenten en op grond daarvan als vertrouwelijke documenten kunnen worden behandeld krachtens de bepalingen betreffende de bescherming van het interne besluitvormingsproces.

5.

Volgens rekwirant wijkt de redenering van het Gerecht van eerste aanleg met betrekking tot adviezen van de juridische dienst af van de arrest van het Gerecht in de zaak Turco. Ook al gaat het in de onderhavige zaak niet om wetgeving, het is duidelijk dat ook hier een onderzoek aan de hand van de inhoud van de adviezen moet worden verricht. Dat de rechtmatigheid van een eerdere beschikking ter discussie zou kunnen worden gesteld, is an sich nog geen reden om het document niet openbaar te maken. Het tegendeel is veeleer het geval. Het ontbreken van informatie zelf kan twijfel doen rijzen over de rechtmatigheid van een bepaalde beschikking en over de legitimiteit van het besluitvormingsproces zelf. De Commissie kan het ontstaan van twijfel ook voorkomen door in de beschikking duidelijk aan te geven waarom zij heeft gekozen voor een oplossing die ingaat tegen het advies van de juridische dienst. Het argument dat de juridische dienst dan terughoudender en voorzichtiger zal zijn, snijdt geen hout, net als de redenering van het Gerecht met betrekking tot andere documenten. Verder is het argument dat het voor de juridische dienst moeilijk zou zijn, voor de rechter een ander standpunt te verdedigen, volgens rekwirant zo algemeen geformuleerd dat niet kan worden uitgemaakt of het hier om een redelijk voorzienbaar dan wel om zuiver hypothetisch risico gaat.

6.

Rekwirant betwist niet dat een groot deel van de inhoud van de betrokken documenten mogelijkerwijze zo gevoelig is dat hij vertrouwelijk moet blijven. Die conclusie moet volgens de rechtspraak echter worden gebaseerd op een specifiek onderzoek van elk document om uit te maken of openbaarmaking van de inhoud van dat document het te beschermen belang ernstig zou ondermijnen.

7.

Met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren wijst rekwirant erop dat een ambtenaar zijn taken overeenkomstig de regels van het Statuut voor de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen moet vervullen. Dat het publiek juridisch het recht heeft om toe te zien op die activiteiten, mag voor de ambtenaar geen reden zijn om zijn taken niet naar behoren te vervullen.

8.

Een bij een concentratie betrokken onderneming heeft, net als iedere burger van de Unie en elk bedrijf met zetel in de Europese Unie, recht op toegang tot een document — ook is de daarin vervatte informatie vertrouwelijk om het interne besluitvormingsproces te beschermen — wanneer een hoger openbaar belang openbaarmaking van het document gebiedt. De argumenten die MyTravel heeft aangevoerd, kunnen volgens rekwirant een dergelijk openbaar belang aannemelijk maken en kunnen derhalve niet zonder nader onderzoek worden afgewezen — zoals het Gerecht heeft gedaan — onder de enkele verwijzing naar de privébelangen van verzoekster. De verzoeker dient in dit verband niets aan te voeren of te bewijzen; het staat aan de instellingen om na te gaan of er een hoger openbaar belang aanwezig is.

9.

Rekwirant betoogt dat het Gerecht van eerste aanleg in zijn arrest gemeenschapsrecht buiten beschouwing heeft gelaten en artikel 4, lid 2, tweede streepje, en lid 3, tweede alinea, van de transparantieverordening niet correct heeft toegepast.

10.

Het is hoe dan ook waarschijnlijk dat bepaalde delen van de documenten openbaar kunnen worden gemaakt op grond van de in artikel 4, lid 6, van de transparantieverordening neergelegde bepalingen inzake gedeeltelijke openbaarmaking.


(1)  PB C 272, blz. 18.


Top