This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62008CN0287
Case C-287/08: Reference for a preliminary ruling from the Tribunale ordinario di Milano (Italy) lodged on 30 June 2008 — Crocefissa Savia and Others v Ministero dell'Istruzione, dell'Università e della Ricerca and Others
Zaak C-287/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale ordinario di Milano (Italië) op 30 juni 2008 — Crocefissa Savia e.a./Ministero dell'Istruzione, dell'Università e della Ricerca e.a.
Zaak C-287/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale ordinario di Milano (Italië) op 30 juni 2008 — Crocefissa Savia e.a./Ministero dell'Istruzione, dell'Università e della Ricerca e.a.
PB C 236 van 13.9.2008, p. 9–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
13.9.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 236/9 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale ordinario di Milano (Italië) op 30 juni 2008 — Crocefissa Savia e.a./Ministero dell'Istruzione, dell'Università e della Ricerca e.a.
(Zaak C-287/08)
(2008/C 236/13)
Procestaal: Italiaans
Verwijzende rechter
Tribunale ordinario di Milano
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Crocefissa Savia, Monica Maria Porcu, Ignazia Randazzo, Daniela Genovese, Mariangela Campanella
Verwerende partijen: Ministero dell'Istruzione, dell'Università e della Ricerca, Direzione Didattica II Circolo — Limbiate, Úfficio Scolastico Regionale per la Lombardia, Direzione Didattica III Circolo — Rozzano, Direzione Didattica IV Circolo — Rho, Istituto Comprensivo — Castano Primo, Istituto Comprensivo A. Manzoni — Rescaldina
Prejudiciële vragen
1) |
Kan de wetgever van een staat van de Europese Unie bepalingen vaststellen die volgens hem een authentieke uitlegging van een bestaande regeling geven, maar in werkelijkheid inhoudelijk vernieuwend zijn en in het bijzonder aan de regeling die zou worden uitgelegd, een andere werking toekennen dan die welke daaraan voorheen werd toegekend in de heersende rechtspraak van de rechters ten gronde en in de vaste rechtspraak van de hogere rechters? |
2) |
Kan het antwoord op de vorige vraag worden beïnvloed door de mogelijkheid om de nieuwe bepalingen te kwalificeren, niet als vernieuwende bepalingen met terugwerkende kracht, maar als bepalingen waarbij daadwerkelijk een uitlegging wordt gegeven, voor zover deze kwalificatie overeenstemt met de uitlegging die aan de oorspronkelijke regeling wordt gegeven in de rechtspraak van een minderheid van rechters ten gronde, hoewel die uitlegging reeds meermaals door de hoogste rechterlijke instanties is afgewezen? |
3) |
Indien het antwoord bevestigend luidt, welke gevolgen heeft in beide gevallen dan het feit dat de staat zelf partij is bij het geding en dat de rechter als gevolg van de toepassing van de nieuwe bepalingen de tegen die staat ingediende vorderingen de facto moet afwijzen, voor de beoordeling van de verenigbaarheid van dergelijke bepalingen met het gemeenschapsrecht, in het bijzonder met de beginselen op grond waarvan een proces als „eerlijk” kan worden aangemerkt? |
4) |
Welke zijn, bij wijze van indicatie, de „dwingende redenen van algemeen belang” die — eventueel ook in afwijking van het antwoord dat in beginsel moet worden gegeven op de eerste, de tweede en de derde vraag — de toekenning van terugwerkende kracht kunnen rechtvaardigen aan een civielrechtelijke bepaling die privaatrechtelijke betrekkingen regelt, zij het ook dat het hierbij om betrekkingen met een overheidsinstantie gaat? |
5) |
Kunnen onder deze redenen, redenen van organisatorische aard worden aangevoerd als die waaraan het Italiaanse Hof van Cassatie heeft gerefereerd in zijn arresten nrs. 618, 677 en 11922/2008, ter rechtvaardiging — in het bijzonder door de noodzaak om „een ingrijpende reorganisatie te regelen” — van de vaststelling van de bepalingen tot regeling van de overheveling van de ATA's [administratief, technisch en hulppersoneel] van de plaatselijke overheidsinstanties naar de Staat, bijna zes jaar nadat deze overheveling heeft plaatsgevonden? |
6) |
Staat het hoe dan ook aan de nationale rechter om, bij stilzwijgen van het nationale recht, de „dwingende redenen van algemeen belang” aan te wijzen die — hangende het geding en in afwijking van het beginsel van „equality of arms in de procedure” — de vaststelling kunnen rechtvaardigen van bepalingen met terugwerkende kracht die de uitkomst van het geding grondig kunnen beïnvloeden, of dient hij zich integendeel te beperken tot de beoordeling van de verenigbaarheid met het gemeenschapsrecht van de redenen die de wetgever van de betrokken staat ter onderbouwing van zijn keuzes uitdrukkelijk aanvoert? |