Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CN0165

    Zaak C-165/08: Beroep ingesteld op 17 april 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Republiek Polen

    PB C 183 van 19.7.2008, p. 11–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.7.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 183/11


    Beroep ingesteld op 17 april 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Republiek Polen

    (Zaak C-165/08)

    (2008/C 183/20)

    Procestaal: Pools

    Partijen

    Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: B. Doherty en A. Szmytkowska, gemachtigden)

    Verwerende partij: Republiek Polen

    Conclusies

    vast te stellen dat de Republiek Polen de krachtens richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), in haar geheel en in het bijzonder de artikelen 22 en 23 ervan, alsmede de krachtens richtlijn 2002/53/EG van de Raad (2), in het bijzonder artikel 4, lid 4, en artikel 16 ervan, op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, doordat zij een verbod van vrij verkeer van zaaizaad van genetisch gemodificeerde rassen heeft ingevoerd en de opneming van genetisch gemodificeerde rassen in de nationale rassenlijst verbiedt;

    de Republiek Polen te verwijzen in de kosten van de procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    De nationale bepaling, volgens welke „zaaizaad van genetisch gemodificeerde rassen […] niet in de handel [mag] worden gebracht op het grondgebied van de Republiek Polen” is in strijd met richtlijn 2001/18/EG, die de beginselen van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen vastlegt. Artikel 22 van deze richtlijn verbiedt de lidstaten om extra voorwaarden te stellen voor het in de handel brengen van organismen die op gemeenschapsniveau zijn toegelaten, terwijl artikel 23 van de richtlijn enkel voorziet in beperkingen of een verbod die in bijzondere omstandigheden kunnen worden toegepast op specifieke genetisch gemodificeerde organismen. Geen enkel voorschrift van de richtlijn staat een lidstaat toe, op algemene wijze en zonder rechtvaardigingsgrond het in de handel brengen van een volledige categorie van genetisch gemodificeerde organismen, in casu zaaizaad, te verbieden op zijn grondgebied. Bovengenoemde bepaling is tevens in strijd met richtlijn 2002/53/EG, in het bijzonder artikel 16 ervan, aangezien zij een handelsbeperking vormt ten aanzien van het zaad van rassen die in de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen zijn vermeld.

    De nationale bepaling, volgens welke „genetisch gemodificeerde rassen […] niet in het nationale register [worden] opgenomen”, is in strijd met richtlijn 2002/53/EG. Artikel 4, lid 4, van deze richtlijn staat lidstaten niet toe om op algemene wijze de opneming van genetisch gemodificeerde rassen in het nationale register te verbieden, maar legt hen enkel de verplichting op, bij de opneming van dergelijke rassen in het nationale register zich ervan te vergewissen dat elk van deze rassen werd toegelaten in overeenstemming met het op genetisch gemodificeerde organismen toepasselijke gemeenschapsrecht.


    (1)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1-39; bijzondere uitgave in het Pools, hoofdstuk 15, deel 6, blz. 77-114.

    (2)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1-11; bijzondere uitgave in het Pools, hoofdstuk 3, deel 36, blz. 281-291.


    Top