Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CN0137

    Zaak C-137/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Budapesti II. és III. Kerületi Bíróság (Republiek Hongarije) op 7 april 2008 — VB Pénzügyi Lízing Zrt./Ferenc Schneider

    PB C 183 van 19.7.2008, p. 8–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.7.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 183/8


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Budapesti II. és III. Kerületi Bíróság (Republiek Hongarije) op 7 april 2008 — VB Pénzügyi Lízing Zrt./Ferenc Schneider

    (Zaak C-137/08)

    (2008/C 183/15)

    Procestaal: Hongaars

    Verwijzende rechter

    Budapesti II. és III. Kerületi Bíróság (Hongarije)

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: VB Pénzügyi Lízing Zrt.

    Verwerende partij: Ferenc Schneider

    Prejudiciële vragen

    1)

    Verlangt de bescherming van de consument, die wordt gewaarborgd in richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (1), van de nationale rechter dat hij ambtshalve, zelfs zonder een daartoe gericht verzoek, — ongeacht de aard van de procedure, al dan niet op tegenspraak — in het kader van het onderzoek van zijn eigen bevoegdheid beoordeelt of een aan hem voorgelegd contractueel beding oneerlijk is?

    2)

    Zo de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, welke criteria kan de nationale rechter bij dit onderzoek in aanmerking nemen, met name wanneer bij het contractuele beding niet de rechter van de plaats van vestiging van de dienstverlener als bevoegde rechter wordt aangewezen, maar een rechter van een ander ressort dat zich in de buurt van die plaats van vestiging bevindt?

    3)

    Sluit artikel 23, eerste alinea, van het protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, de mogelijkheid uit dat de nationale rechter gelijktijdig met zijn verzoek om een prejudiciële beslissing ambtshalve de minister van Justitie van zijn eigen lidstaat over dat verzoek informeert?


    (1)  PB L 95, blz. 29.


    Top