Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007TN0444

Zaak T-444/07: Beroep ingesteld op 5 december 2007 — Centre de Promotion de l'Emploi par la Micro-Entreprise/Commissie

PB C 37 van 9.2.2008, p. 29–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 37/29


Beroep ingesteld op 5 december 2007 — Centre de Promotion de l'Emploi par la Micro-Entreprise/Commissie

(Zaak T-444/07)

(2008/C 37/45)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Centre de Promotion de l'Emploi par la Micro-Entreprise (CPEM) (Marseille, Frankrijk) (vertegenwoordiger: C. Bonnefoi, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

beschikking C (2007) 4645 van de Commissie van 4 oktober 2007 tot intrekking van de steun die bij beschikking C(1999) 2645 van 17 augustus 1999 uit hoofde van het Europees Sociaal Fonds is verleend voor de financiering van een ESF-subsidie in Frankrijk (CPEM), nietig te verklaren;

vast te stellen dat verzoekster als organisatie die een opdracht van algemeen belang vervult, recht heeft op vergoeding van de schade geleden door de openbare aantasting van haar imago (geraamd op 100 000 EUR);

vast te stellen dat de personeelsleden van CPEM recht hebben op een individuele vergoeding van één „symbolische euro” wegens aantasting van hun werkzekerheid (toekomstige bedreiging van de werkgelegenheidsstructuur en dus van hun baan, aangezien de betaling van 1 miljoen EUR zal leiden tot de sluiting van CPEM en MSD);

verwerende partij te verwijzen in de advocatenkosten en de kosten van rechtsbijstand die verzoekster dient te dragen en waarvoor zij stavingsstukken kan overleggen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert nietigverklaring van beschikking C(2007) 4645 van de Commissie van 4 oktober 2007, waarbij de algemene subsidie die door het Europees Sociaal Fonds is verleend voor een door verzoekster uitgevoerd proefproject (1), naar aanleiding van een rapport van OLAF wordt ingetrokken.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster twee reeksen middelen aan. De eerste reeks houdt verband met de wijze waarop OLAF het onderzoek dat tot de bestreden beschikking heeft geleid, heeft gevoerd en is gebaseerd op schending van de rechten van de verdediging. De andere middelen betreffen de inhoud van de bestreden beschikking.

Om te beginnen stelt verzoekster dat de wijze waarop OLAF het onderzoek heeft gevoerd, in strijd is met verschillende beginselen van gemeenschapsrecht en met het beginsel van een sereen onderzoek, zoals het vermoeden van onschuld en het recht om de werkelijke en precieze inhoud te kennen van de beschuldigingen die zijn geformuleerd in de klachten die tot de procedure hebben geleid. Bovendien heeft OLAF de bij verordening nr. 2185/96 (2) vastgestelde procedures verward met de onderzoeksprocedures waarin verordening nr. 2988/95 (3) voorziet. Verder verwijt verzoekster OLAF dat het zijn conclusies heeft gebaseerd op verschillende edities van het „handboek voor initiatiefnemers”, dat in de loop van de tijd wijzigingen heeft ondergaan.

Ten gronde verwijt verzoekster de Commissie dat zij haar beschikking heeft gebaseerd op de conclusies van het rapport van OLAF, waarin de Franse rechtsbegrippen „organisme à but non lucratif” [organisatie zonder winstoogmerk] en „mise à disposition” [terbeschikkingstelling] volkomen verkeerd zijn uitgelegd. Bovendien heeft OLAF tegenover verzoekster gesteld dat het „handboek voor initiatiefnemers” primeert op de inhoud van een communautaire verordening. Verder was de Commissie op de hoogte van de feiten die door OLAF en in de bestreden beschikking aan verzoekster worden verweten, en heeft zij hiervoor zelfs toestemming verleend. Ten slotte stelt verzoekster dat verordening nr. 1605/2002 (4), waarop OLAF een deel van zijn redenering heeft gebaseerd en waarop ook de bestreden beschikking berust, niet van toepassing is en haar niet kan worden tegengeworpen.


(1)  Beschikking C(2007) 2645 van de Commissie van 17 augustus 1999, zoals gewijzigd bij beschikking C(2001) 2144 van 18 september 2001.

(2)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292, blz. 2).

(3)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312, blz. 1).

(4)  Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248, blz. 1).


Top