This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62007TN0045
Case T-45/07: Action brought on 16 February 2007 — Unipetrol v Commission
Zaak T-45/07: Beroep ingesteld op 16 februari 2007 — Unipetrol/Commissie
Zaak T-45/07: Beroep ingesteld op 16 februari 2007 — Unipetrol/Commissie
PB C 82 van 14.4.2007, p. 49–50
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
14.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 82/49 |
Beroep ingesteld op 16 februari 2007 — Unipetrol/Commissie
(Zaak T-45/07)
(2007/C 82/103)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Unipetrol a.s. (Praag, Tsjechische Republiek) (vertegenwoordigers: J. Matějček en I. Janda, advocaten)
Verwerende partij: Commissie van de Europese gemeenschappen
Conclusies
— |
gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van de bestreden beschikking, althans voor zover zij Unipetrol betreft; |
— |
subsidiair, uitoefening van de volledige rechtsmacht van het Gerecht; en |
— |
verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekster vordert nietigverklaring van beschikking C(2006) 5700 def. van de Commissie van 29 november 2006 in zaak COMP/F/38.638 — Butadieenrubber en emulsie-styreenbutadieenrubber, waarbij de Commissie heeft vastgesteld dat verzoekster, samen met andere ondernemingen, artikel 81 EG en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte heeft geschonden door afspraken te maken over richtprijzen voor de producten, door klanten te verdelen door middel van non-agressieovereenkomsten en door commerciële informatie in verband met prijzen, concurrenten en klanten uit te wisselen.
Tot staving van haar vordering betoogt verzoekster dat de Commissie
— |
blijk heeft gegeven van een onjuiste beoordeling door het bewijs van de hand te wijzen dat het feit dat verzoekster alle aandelen van de vennootschap Kaučuk in haar bezit had van zuiver financiële aard was of, subsidiair, blijk heeft gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling door bewijs van de hand te wijzen waaruit blijkt dat Kaučuk als een zelfstandige entiteit op de markt heeft gehandeld, zonder dat verzoekster zich heeft gemengd in het verkoop- en marketingbeleid van Kaučuk inzake emulsie-styreenbutadieenrubber; en |
— |
blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door dezelfde gedraging twee keer toe te rekenen aan verschillende entiteiten, te weten aan Kaučuk en aan verzoekster, die aandeelhouder is van Kaučuk. |
De overige middelen en voornaamste argumenten die door verzoekster zijn aangevoerd, zijn gelijk aan of komen overeen met die in de zaak T-44/7, Kaučuk/Commissie.