This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62007CJ0509
Judgment of the Court (First Chamber) of 23 April 2009.#Luigi Scarpelli v NEOS Banca SpA.#Reference for a preliminary ruling: Tribunale di Bergamo - Italy.#Directive 87/102/EEC - Consumer protection - Consumer credit - Breach of contract of sale.#Case C-509/07.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 23 april 2009.
Luigi Scarpelli tegen NEOS Banca SpA.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunale di Bergamo - Italië.
Richtlijn 87/102/EEG - Bescherming van consument - Consumentenkrediet - Niet-uitvoering van verkoopovereenkomst.
Zaak C-509/07.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 23 april 2009.
Luigi Scarpelli tegen NEOS Banca SpA.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunale di Bergamo - Italië.
Richtlijn 87/102/EEG - Bescherming van consument - Consumentenkrediet - Niet-uitvoering van verkoopovereenkomst.
Zaak C-509/07.
Jurisprudentie 2009 I-03311
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2009:255
ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)
23 april 2009 ( *1 )
„Richtlijn 87/102/EEG — Bescherming van consument — Consumentenkrediet — Niet-uitvoering van verkoopovereenkomst”
In zaak C-509/07,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Tribunale di Bergamo (Italië) bij beslissing van 4 oktober 2007, ingekomen bij het Hof op 21 november 2007, in de procedure
Luigi Scarpelli
tegen
NEOS Banca SpA,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),
samengesteld als volgt: P. Jann (rapporteur), kamerpresident, M. Ilešič, A. Tizzano, A. Borg Barthet en E. Levits, rechters,
advocaat-generaal: J. Mazák,
griffier: R. Şereş, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 11 december 2008,
gelet op de opmerkingen van:
— |
L. Scarpelli, vertegenwoordigd door F. Maffettini en G. Pozzi, avvocati, |
— |
NEOS Banca SpA, vertegenwoordigd door S. Beccari, avvocato, |
— |
de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door R. Adam als gemachtigde, bijgestaan door W. Ferrante, avvocato dello Stato, |
— |
de Duitse regering, vertegenwoordigd door M. Lumma en J. Kemper als gemachtigden, |
— |
de Hongaarse regering, vertegenwoordigd door J. Fazekas, R. Somssich en K. Borvölgyi als gemachtigden, |
— |
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door L. Pignataro-Nolin en W. Wils als gemachtigden, |
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 11, lid 2, van richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (PB 1987, L 42, blz. 48). |
2 |
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen L. Scarpelli en NEOS Banca SpA (hierna: „NEOS Banca”) over de uitvoering van een kredietovereenkomst die was gesloten met het oog op de aankoop van een motorvoertuig dat nooit is geleverd. |
Toepasselijke bepalingen
Gemeenschapsregeling
3 |
De eenentwintigste overweging van de considerans van richtlijn 87/102 luidt: „Overwegende dat de consument met betrekking tot goederen of diensten ten aanzien waarvan hij zich heeft verbonden deze op krediet te kopen, [ten minste] in de hieronder omschreven omstandigheden […] rechten moet hebben tegenover de kredietgever die verder gaan dan zijn normale uit de overeenkomst voortvloeiende rechten jegens de kredietgever en de leverancier van goederen of diensten; dat de bovenbedoelde omstandigheden zich voordoen wanneer er tussen de kredietgever en de leverancier van goederen of diensten een vooraf bestaande overeenkomst is op grond waarvan uitsluitend door die kredietgever aan klanten van die leverancier krediet beschikbaar wordt gesteld voor het verwerven van goederen of diensten bij die leverancier.” |
4 |
De vijfentwintigste overweging van de considerans van deze richtlijn luidt: „Overwegende dat deze richtlijn voorziet in een zekere mate van onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van het consumentenkrediet en in een zekere mate van consumentenbescherming, doch dat deze richtlijn de lidstaten niet mag beletten strengere maatregelen ter bescherming van de consument vast te stellen of aan te nemen, een en ander met inachtneming van hun verplichtingen krachtens het Verdrag.” |
5 |
Artikel 11, leden 1 en 2, van deze richtlijn bepaalt: „1. De lidstaten dragen er zorg voor dat het bestaan van een kredietovereenkomst op geen enkele wijze afbreuk doet aan de rechten van de consument jegens de leverancier van goederen of diensten die door middel van een dergelijke overeenkomst zijn aangekocht, wanneer de goederen of diensten niet worden geleverd of om andere redenen niet aan de voorwaarden van de desbetreffende overeenkomst voldoen. 2. Indien:
|
Nationale regeling
6 |
Artikel 42 van Decreto Legislativo nr. 206 van 6 september 2005 (gewoon supplement bij GURI nr. 235 van 8 oktober 2005) bepaalt: „Wanneer de leverancier van goederen of de dienstverrichter de overeenkomst niet uitvoert, kan de consument, na deze tevergeefs te hebben aangemaand, rechten doen gelden jegens de kredietgever binnen de grenzen van het verleende krediet, mits de kredietgever op grond van een overeenkomst beschikt over het exclusieve recht om aan de klanten van de leverancier kredieten te verstrekken. De aansprakelijkheid geldt tevens voor derden aan wie de kredietgever de uit de kredietovereenkomst voortvloeiende rechten zou hebben afgestaan.” |
7 |
De verwijzende rechter zet evenwel uiteen dat volgens de Italiaanse rechtspraak de door de consument geclaimde rechten niet afhangen van de vraag of tussen de kredietgever en de leverancier al dan niet een exclusiviteitsovereenkomst is gesloten. |
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
8 |
Op 20 juni 2003 ondertekende de koper, Scarpelli, die zich met het oog op de aankoop van een motorvoertuig van het merk Audi A41900 TD had gewend tot de verkoopster, de aan Brioli Duilio toebehorende vennootschap Autobrembate, samen met de overeenkomst voor de aankoop van dit voertuig een — door de verkoopster verstrekt — formulier voor een kredietaanvraag bij Finemiro SpA, de rechtsvoorgangster van NEOS Banca, de kredietgeefster. |
9 |
Scarpelli betaalde 10000 EUR via op naam van Brioli Duilio uitgeschreven cheques en ontving daarnaast een krediet van 19130 EUR. Hij begon het ontvangen krediet aan de genoemde kredietgeefster in maandelijkse termijnen van 402 EUR af te betalen. |
10 |
Na 24 maandelijkse termijnen voor een bedrag van in totaal 9648 EUR en 130 EUR commissieloon te hebben betaald, staakte Scarpelli zijn maandelijkse afbetalingen, omdat het voertuig hem nog altijd niet was geleverd. |
11 |
Finemiro SpA liet Scarpelli een beschikking houdende een bevel tot betaling van het verschuldigde saldo betekenen, dat werd geraamd op 15678,38 EUR, vermeerderd met rente. |
12 |
Daarna werd de vennootschap Autobrembate failliet verklaard, en het door Scarpelli gekochte voertuig werd hem nooit geleverd. |
13 |
Scarpelli tekende verzet aan tegen het betalingsbevel en betoogde daarbij dat hij niet gehouden was de nog uitstaande maandelijkse termijnen te betalen. Voorts vorderde hij van NEOS Banca de terugbetaling van de 9778 EUR die hij reeds in maandelijkse termijnen had overgemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente en de inflatiecorrectie. |
14 |
NEOS Banca is in rechte verschenen en betwistte de vorderingen van Scarpelli op grond dat volgens artikel 11 van richtlijn 87/102 de kredietgever van aansprakelijkheid wordt ontheven in alle gevallen dat er tussen hem en de leverancier geen exclusiviteitsverhouding bestaat. |
15 |
NEOS Banca verwees in dit verband naar nationale en gemeenschapsbepalingen, in het bijzonder artikel 42 van Decreto Legislativo nr. 206 van 6 september 2005, en betoogde daarbij dat de consument geen recht toekomt om op te treden tegen de kredietgever wanneer het krediet niet op grond van een exclusiviteitsregeling is verstrekt, aangezien deze mogelijkheid enkel bij een financiering in het kader van een exclusiviteitsregeling bestaat. |
16 |
Vaststaat dat er tussen NEOS Banca en de vennootschap Autobrembate geen exclusiviteitsverhouding bestaat. |
17 |
Volgens het Tribunale di Bergamo is het, gelet op de bewoordingen van de eenentwintigste overweging van de considerans van richtlijn 87/102, niet zeker dat de exclusiviteitsverhouding een noodzakelijke voorwaarde is voor de toekenning van uitgebreidere rechten aan de consument. |
18 |
Daarop heeft het Tribunale di Bergamo de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld: „Moet artikel 11, lid 2, van richtlijn 87/102 aldus worden uitgelegd dat de overeenkomst tussen een leverancier en een kredietgever op grond waarvan het krediet uitsluitend door die kredietgever wordt verstrekt aan de klanten van die leverancier, een noodzakelijke voorwaarde is voor het recht van de consument om op te treden tegen de kredietgever — in geval van niet-uitvoering door de leverancier — ook wanneer dat recht a) enkel de ontbinding van de kredietovereenkomst betreft, of b) betrekking heeft op de ontbinding en de daaruit voortvloeiende terugbetaling van de aan de kredietgever betaalde bedragen?” |
Beantwoording van de prejudiciële vraag
19 |
Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of er tussen de kredietgever en de leverancier een exclusiviteitsbeding moet bestaan opdat de consument in rechte kan optreden tegen de kredietgever wanneer de verkoper zijn verplichtingen niet nakomt. In het bijzonder wenst het Tribunale di Bergamo te vernemen of die voorwaarde vervuld moet zijn wanneer de vordering strekt tot ontbinding van de kredietovereenkomst en tot terugbetaling van de reeds aan de kredietgever betaalde bedragen. |
20 |
Met betrekking tot de doelstellingen van richtlijn 87/102 blijkt uit de overwegingen van de considerans dat die met een tweevoudig doel is vastgesteld: enerzijds, de totstandbrenging van een gemeenschappelijke markt voor consumentenkredieten (derde tot en met vijfde overweging), en, anderzijds, de bescherming van de consumenten die dergelijke overeenkomsten sluiten (zesde, zevende en negende overweging) (arresten van 23 maart 2000, Berliner Kindl Brauerei, C-208/98, Jurispr. blz. I-1741, punt 20, en 4 maart 2004, Cofinoga, C-264/02, Jurispr. blz. I-2157, punt 25). |
21 |
In dit verband bepaalt artikel 11 van deze richtlijn dat de consument rechten kan doen gelden jegens de kredietgever, wanneer de leverancier van de betrokken goederen of de verrichter van de betrokken diensten zijn verplichtingen niet of slecht uitvoert, en stelt het daarvoor een aantal voorwaarden, waaronder het bestaan van een exclusiviteitsverhouding tussen de kredietgever en de leverancier. |
22 |
Deze bepaling moet worden gelezen in het licht van de eenentwintigste overweging van de considerans van richtlijn 87/102, waarin het onder verwijzing naar de bij artikel 11 van de richtlijn ingevoerde regeling uitdrukkelijk heet dat „de consument […] [ten minste] in de hieronder omschreven omstandigheden […] rechten moet hebben tegenover de kredietgever die verder gaan dan zijn normale uit de overeenkomst voortvloeiende rechten”. Verder wordt daarin uiteengezet dat „de bovenbedoelde omstandigheden zich voordoen wanneer er tussen de kredietgever en de leverancier van goederen of diensten een vooraf bestaande overeenkomst is op grond waarvan uitsluitend door die kredietgever aan klanten van die leverancier krediet beschikbaar wordt gesteld voor het verwerven van goederen of diensten bij die leverancier”. |
23 |
Hieruit volgt dat het in artikel 11, lid 2, van richtlijn 87/102 voorziene recht om een vordering in te stellen een aanvullende bescherming vormt die deze richtlijn de consument ten aanzien van de kredietgever biedt, dat komt bovenop de rechten die de consument reeds kan uitoefenen op grond van de nationale bepalingen die voor elke contractuele verhouding gelden. Bijgevolg kan slechts voor op grond van deze aanvullende bescherming ingestelde vorderingen worden verlangd dat aan de verschillende in dat artikel gestelde voorwaarden is voldaan. |
24 |
Voorts zij erop gewezen dat een dergelijke uitlegging van artikel 11 van richtlijn 87/102 in overeenstemming is met de door deze richtlijn beoogde harmonisatie. Volgens de vijfentwintigste overweging van de considerans ervan mag deze richtlijn de lidstaten niet beletten strengere maatregelen ter bescherming van de consument vast te stellen of aan te nemen en brengt zij dus een minimale harmonisatie op het gebied van het consumentenkrediet tot stand. De lidstaten kunnen bijgevolg een gunstigere regeling voor de consumenten invoeren. |
25 |
Met betrekking tot artikel 11, lid 2, van richtlijn 87/102 heeft het Hof geoordeeld dat het door deze richtlijn nagestreefde doel erin bestaat de naleving van een minimale beschermingsnorm ten gunste van de consument op het gebied van consumentenkrediet te verzekeren (arrest van 4 oktober 2007, Rampion en Godard, C-429/05, Jurispr. blz. I-8017, punt 47). |
26 |
Deze uitlegging wordt ook geschraagd door artikel 14, lid 1, van de richtlijn, volgens hetwelk de lidstaten zorg ervoor dragen dat de kredietovereenkomsten niet ten nadele van de consument afwijken van de bepalingen van het nationale recht die uitvoering geven aan deze richtlijn (zie in die zin arrest Rampion en Godard, reeds aangehaald, punt 48). |
27 |
Verder kan de consument geen invloed uitoefenen op de verhouding tussen de leverancier en de kredietgever, zodat hij is overgeleverd aan de contractuele voorwaarden zoals die door deze twee ondernemers zijn uitonderhandeld. |
28 |
Bovendien leggen kredietgevers consumenten ter sluiting van kredietovereenkomsten vaak voorgedrukte formulieren voor. Daardoor heeft de consument, dat wil zeggen de zwakste contractpartij, normaal gesproken niet de mogelijkheid om wijzigingen in de tekst aan te brengen. |
29 |
Zo de uitoefening van het recht van de consument om een vordering in te stellen tegen de kredietgever afhankelijk werd gesteld van het bestaan van een exclusiviteitsbeding tussen deze kredietgever en de leverancier, dan zou dit indruisen tegen de doelstelling van richtlijn 87/102 die in de eerste plaats erin bestaat, de consument als zwakste contractpartij te beschermen. |
30 |
Uit het voorgaande volgt dat in een situatie als beschreven door de nationale rechter in zijn verwijzingsbeslissing, waar de nationale wettelijke regeling die van toepassing is op contractuele verhoudingen, voorziet in de mogelijkheid voor de consument om op te treden tegen de kredietgever met het oog op de ontbinding van de kredietovereenkomst en de terugbetaling van de reeds betaalde bedragen, richtlijn 87/102 voor dergelijke vorderingen niet verlangt dat er sprake is van het betrokken exclusiviteitsbeding. Daarentegen kan het noodzakelijk zijn dat aan een dergelijke voorwaarde wordt voldaan om andere rechten te doen gelden, waarin de nationale bepalingen op het gebied van contractuele verhoudingen niet voorzien, zoals het recht op vergoeding van de schade die het gevolg is van een verzuim van de leverancier van de betrokken goederen of de verrichter van de betrokken diensten. |
31 |
Bijgevolg moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 11, lid 2, van richtlijn 87/102 aldus moet worden uitgelegd dat in een situatie als die in het hoofdgeding het bestaan van een overeenkomst tussen de kredietgever en de leverancier op grond waarvan een krediet aan klanten van deze leverancier uitsluitend door die kredietgever wordt verstrekt, geen noodzakelijke voorwaarde is voor het recht van die klanten om op te treden tegen de kredietgever wanneer de leverancier zijn verplichtingen niet nakomt, met het oog op de ontbinding van de kredietovereenkomst en de daaruit voortvloeiende terugbetaling van de aan de kredietgever betaalde bedragen. |
Kosten
32 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht: |
Artikel 11, lid 2, van richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet, moet aldus worden uitgelegd dat in een situatie als die in het hoofdgeding het bestaan van een overeenkomst tussen de kredietgever en de leverancier op grond waarvan een krediet aan de klanten van deze leverancier uitsluitend door die kredietgever wordt verstrekt, geen noodzakelijke voorwaarde is voor het recht van die klanten om op te treden tegen de kredietgever wanneer de leverancier zijn verplichtingen niet nakomt, met het oog op de ontbinding van de kredietovereenkomst en de daaruit voortvloeiende terugbetaling van de aan de kredietgever betaalde bedragen. |
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Italiaans.