EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CJ0304

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 9 oktober 2008.
Directmedia Publishing GmbH tegen Albert-Ludwigs-Universität Freiburg.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesgerichtshof - Duitsland.
Richtlijn 96/9/EG - Rechtsbescherming van databanken - Recht sui generis - Begrip ‚opvraging’ van inhoud van databank.
Zaak C-304/07.

Jurisprudentie 2008 I-07565

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2008:552

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)

9 oktober 2008 ( *1 )

„Richtlijn 96/9/EG — Rechtsbescherming van databanken — Recht sui generis — Begrip ‚opvraging’ van inhoud van databank”

In zaak C-304/07,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) bij beslissing van 24 mei 2007, ingekomen bij het Hof op 2 juli 2007, in de procedure

Directmedia Publishing GmbH

tegen

Albert-Ludwigs-Universität Freiburg,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: K. Lenaerts (rapporteur), kamerpresident, T. von Danwitz, R. Silva de Lapuerta, E. Juhász en G. Arestis, rechters,

advocaat-generaal: E. Sharpston,

griffier: R. Grass,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Directmedia Publishing GmbH, vertegenwoordigd door C. von Gierke, Rechtsanwältin,

Albert-Ludwigs-Universität Freiburg, vertegenwoordigd door W. Schmid en H.-G. Riegger, Rechtsanwälte,

de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door I. M. Braguglia als gemachtigde, bijgestaan door F. Arenal, avvocato dello Stato,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door H. Krämer en W. Wils als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 10 juli 2008,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 7, lid 2, sub a, van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77, blz. 20).

2

Dit verzoek is ingediend in een geding tussen Directmedia Publishing GmbH (hierna: „Directmedia”) en de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg, naar aanleiding van het feit dat Directmedia een dichtbundel in de handel heeft gebracht die is samengesteld op basis van een lijst van Duitse gedichten die door U. Knoop, een professor aan deze universiteit, is opgesteld.

Toepasselijke bepalingen

3

Richtlijn 96/9 betreft volgens artikel 1, lid 1, ervan „de rechtsbescherming van databanken in ongeacht welke vorm”.

4

Volgens artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 wordt in deze richtlijn onder databank verstaan „een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk”.

5

Volgens artikel 3 van richtlijn 96/9 worden „databanken die door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de maker vormen”, door het auteursrecht beschermd.

6

Artikel 7 van richtlijn 96/9, „Voorwerp van de bescherming”, voert een recht sui generis in:

„1.   De lidstaten voorzien in een recht voor de fabrikant van een databank, waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering, om de opvraging en/of het hergebruik van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van die inhoud te verbieden.

2.   In dit hoofdstuk wordt:

a)

onder ‚opvraging’ verstaan, het permanent of tijdelijk overbrengen van de inhoud van een databank of een substantieel deel ervan op een andere drager, ongeacht op welke wijze en in welke vorm,

b)

onder ‚hergebruik’ verstaan, elke vorm van het aan het publiek ter beschikking stellen van de inhoud van een databank of een substantieel deel ervan, door verspreiding van kopieën, verhuur, online-transmissie of in een andere vorm. De eerste verkoop in de Gemeenschap van een kopie van een databank door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot uitputting van het recht om controle uit te oefenen op de doorverkoop van die kopie in de Gemeenschap.

Openbare uitlening wordt niet als opvraging of hergebruik beschouwd.

3.   Het in lid 1 bedoelde recht kan overgedragen, afgestaan of contractueel in licentie gegeven worden.

4.   Het in lid 1 bedoelde recht geldt ongeacht de mogelijkheid dat die databank door het auteursrecht dan wel door andere rechten beschermd wordt. Het geldt bovendien ongeacht de mogelijkheid dat de inhoud van die databank door het auteursrecht dan wel door andere rechten beschermd wordt. De bescherming van databanken door het in lid 1 bedoelde recht laat de bestaande rechten op de inhoud ervan onverlet.

5.   Het herhaald en systematisch opvragen en/of hergebruiken van niet-substantiële delen van de inhoud van de databank, in strijd met een normale exploitatie van die databank of waardoor ongerechtvaardigde schade wordt toegebracht aan de rechtmatige belangen van de fabrikant van de databank, zijn niet toegestaan.”

7

Artikel 13 van richtlijn 96/9, „Handhaving van andere wettelijke bepalingen”, preciseert dat de bepalingen van deze richtlijn geen afbreuk doen aan de wettelijke bepalingen betreffende met name „het kartelrecht en het recht inzake ongeoorloofde mededinging”.

8

Artikel 16, lid 3, van richtlijn 96/9 bepaalt:

„Uiterlijk aan het einde van het derde jaar na [1 januari 1998] en vervolgens na elke drie jaar doet de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag toekomen over de toepassing van deze richtlijn, waarin zij, met name op basis van door de lidstaten te verschaffen specifieke informatie, onder meer de toepassing van het recht sui generis, met inbegrip van de artikelen 8 en 9, nagaat en meer bepaald onderzoekt of de toepassing van dit recht heeft geleid tot misbruik van machtspositie of andere aantastingen van de vrije mededinging die passende maatregelen, met name de invoering van een stelsel van niet-vrijwillige licenties, wettigen. Zij dient eventueel voorstellen in voor de aanpassing van deze richtlijn aan de ontwikkelingen in de sector databanken.”

Feiten van het hoofdgeding en prejudiciële vraag

9

U. Knoop leidt aan de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg het project „Klassikerwortschatz” (Vocabulaire van de klassiekers), dat heeft geleid tot de publicatie van de Freiburger Anthologie (Anthologie van Freiburg im Breisgau), een bloemlezing van gedichten uit de periode van 1720 tot 1933.

10

Aan de basis van deze anthologie ligt een door Knoop opgestelde lijst van gedichten, Die 1100 wichtigsten Gedichte der deutschen Literatur zwischen 1730 und 1900 (De 1100 belangrijkste gedichten uit de Duitse literatuur tussen 1730 en 1900; hierna: „de door Knoop samengestelde lijst van gedichten”), die op het internet is gepubliceerd.

11

Na een inleidende toelichting vermeldt deze lijst van gedichten, die is gerangschikt volgens het aantal malen dat de gedichten in bepaalde anthologieën worden vermeld, de auteur, de titel, de eerste versregel en het jaar van publicatie van elk gedicht. Deze lijst is gebaseerd op 14 anthologieën die uit een totaal van ongeveer 3000 anthologieën zijn gekozen, alsook op de bibliografische compilatie van 50 Duitstalige anthologieën door A. Dühmert, Von wem ist das Gedicht? (Wie heeft dit gedicht geschreven?)

12

Uit deze werken, die ongeveer 20000 gedichten bevatten, werden die gedichten gekozen die in minstens 3 anthologieën voorkomen of minstens driemaal in de compilatie van Dühmert worden vermeld. Met het oog op de statistische verwerking werden de titels en aanvangsregels van de gedichten geüniformiseerd en werd een lijst van alle gedichtentitels opgesteld. Via bibliografische opzoekingen werd vastgesteld in welke werken de gedichten waren gepubliceerd en op welke datum zij waren geschreven. Dit werk nam ongeveer tweeënhalf jaar in beslag. De kosten — in totaal 34900 EUR — werden gedragen door de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg.

13

Directmedia verhandelt een cd-rom, 1000 Gedichte, die jeder haben muss (1000 gedichten die iedereen moet hebben), die in 2002 is uitgebracht. Van de gedichten op de cd-rom stammen er 876 uit de periode van 1720 tot 1900. Hiervan worden er 856 ook genoemd in de door Knoop samengestelde lijst van gedichten.

14

Bij de selectie van de gedichten voor haar cd-rom heeft verweerster deze lijst als leidraad gebruikt. Zij heeft enkele van de daarin vermelde gedichten weggelaten, er enkele aan toegevoegd en de selectie van Knoop gedicht per gedicht kritisch onderzocht. De teksten van de gedichten zelf heeft Directmedia uit eigen digitale bronnen gehaald.

15

Volgens Knoop en de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg schendt Directmedia door de distributie van haar cd-rom het auteursrecht van Knoop als auteur van een compilatie en de naburige rechten van de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg als „fabrikant van een databank”. Zij hebben dan ook een vordering tot staking en tot schadeloosstelling tegen Directmedia ingesteld. Zij verzochten tevens om deze laatste te veroordelen tot afgifte van de nog in haar bezit zijnde exemplaren van haar cd-rom met het oog op de vernietiging ervan.

16

De rechter in eerste aanleg heeft deze vordering toegewezen. Het hoger beroep van Directmedia is afgewezen, waarop deze beroep tot „Revision” heeft ingesteld bij het Bundesgerichtshof.

17

Dit beroep is afgewezen voor zover het was gericht tegen de veroordeling van Directmedia overeenkomstig de vordering van Knoop. In het geding tussen Directmedia en de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg is de verwijzende rechter daarentegen van oordeel dat de oplossing van het geschil afhangt van de uitlegging van artikel 7, lid 2, sub a, van richtlijn 96/9, aangezien de Duitse bepalingen betreffende de bescherming van de fabrikant van een databank, die volgens de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg zijn geschonden, de omzetting vormen van deze richtlijn.

18

De verwijzende rechter merkt op dat uit de vaststellingen van de appèlrechter blijkt dat Directmedia bij de selectie van de gedichten voor haar cd-rom de door Knoop samengestelde lijst van gedichten als leidraad heeft gebruikt, de door hem geselecteerde gedichten een voor een kritisch heeft onderzocht en uiteindelijk op de verhandelde gegevensdrager een aantal gedichten uit deze lijst heeft weggelaten en er een aantal andere aan heeft toegevoegd. In dit verband vraagt de verwijzende rechter zich af of de overname van de inhoud van een databank in dergelijke omstandigheden een „opvraging” in de zin van artikel 7, lid 2, sub a, van richtlijn 96/9 is.

19

Volgens hem lijken de definitie van het begrip „opvraging” in deze bepaling van richtlijn 96/9, verschillende punten van de considerans van deze richtlijn, de punten 43 tot en met 54 van het arrest van 9 november 2004, The British Horseracing Board e.a. (C-203/02, Jurispr. blz. I-10415), een aantal passages uit de conclusie van advocaat-generaal Stix-Hackl in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 9 november 2004, Fixtures Marketing (C-338/02, Jurispr. blz. I-10497), alsook een bepaalde opvatting van het doel en het voorwerp van het recht sui generis en het dwingende vereiste van rechtszekerheid te pleiten voor een restrictieve uitlegging van dit begrip, in die zin dat de fabrikant van een databank zich op grond van dit recht kan verzetten tegen de fysieke overbrenging van de gehele databank of een deel ervan op een andere gegevensdrager, maar niet tegen het gebruik ervan als naslagwerk, informatiebron en bron voor literaire kritiek, ook niet wanneer op deze wijze beetje voor beetje substantiële delen van de betrokken databank als zodanig in een andere databank zouden worden gekopieerd en overgenomen.

20

De verwijzende rechter erkent evenwel dat volgens een andere opvatting van het voorwerp van het recht sui generis kan worden gesteld dat het begrip „opvraging” in de zin van artikel 7, lid 2, sub a, van richtlijn 96/9 verrichtingen omvat die louter inhouden dat de gegevens van een databank als zodanig worden overgenomen.

21

Gelet op dit uitleggingsprobleem heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Kan de overname van gegevens uit een op grond van artikel 7, lid 1, van [richtlijn 96/9] beschermde databank in een andere databank ook een opvraging in de zin van artikel 7, lid 2, sub a, van de richtlijn zijn wanneer daarbij de databank eerst wordt geraadpleegd en de gegevens een voor een worden geëvalueerd, of is voor een opvraging in de zin van deze bepaling vereist dat een databestand (fysiek) wordt gekopieerd?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

22

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het begrip „opvraging” in de zin van artikel 7, lid 2, sub a, van richtlijn 96/9 ook betrekking heeft op een verrichting bestaande in de overname van gegevens uit een databank in een andere databank nadat de eerste databank op scherm is geraadpleegd en de overnemer op basis van een persoonlijke beoordeling een selectie heeft doorgevoerd, dan wel of dit begrip inhoudt dat een databank fysiek wordt gekopieerd.

23

Om te beginnen dient te worden opgemerkt dat deze vraag uitgaat van de in de verwijzingsbeslissing uiteengezette premisse dat de door Knoop samengestelde lijst van gedichten een „databank” in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 vormt.

24

In deze beslissing wordt ook gepreciseerd dat de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg, die de kosten voor het samenstellen van deze lijst heeft gedragen, aanspraak kan maken op bescherming krachtens het bij deze richtlijn ingevoerde recht sui generis, rekening houdend met het feit dat de investering van 34900 EUR voor het verzamelen, de controle en de presentatie van de inhoud van deze lijst „substantieel” wordt geacht in de zin van artikel 7, lid 1, van deze richtlijn.

25

In deze context vraagt de verwijzende rechter zich af of een verrichting zoals die van Directmedia in het hoofdgeding een „opvraging” in de zin van artikel 7, lid 2, sub a, van richtlijn 96/9 is.

26

In deze bepaling wordt het begrip opvraging gedefinieerd als „het permanent of tijdelijk overbrengen van de inhoud van een databank of een substantieel deel ervan op een andere drager, ongeacht op welke wijze en in welke vorm”.

27

Volgens artikel 7, lid 1, van richtlijn 96/9 heeft de fabrikant van een databank die hiervoor in kwalitatief of kwantitatief opzicht een substantiële investering heeft moeten verrichten, het recht om de opvraging van het geheel of een substantieel deel van deze inhoud te verbieden. Verder kan deze fabrikant zich krachtens artikel 7, lid 5, verzetten tegen opvragingen van niet-substantiële delen van de inhoud van deze databank die er door hun cumulatieve effect toe leiden dat zonder zijn toestemming de gehele inhoud of een substantieel deel ervan wordt gereconstrueerd en dat aldus ernstige schade wordt toegebracht aan zijn investering, zoals het geval is bij de opvragingen bedoeld in artikel 7, lid 1, van de richtlijn (zie arrest The British Horseracing Board e.a., reeds aangehaald, punten 86-89).

28

Aangezien het begrip opvraging dus in verschillende bepalingen van artikel 7 van richtlijn 96/9 wordt gebruikt, dient het in de algemene context van dit artikel te worden uitgelegd (zie in die zin arrest The British Horseracing Board e.a., reeds aangehaald, punt 67).

29

Dienaangaande moet om te beginnen worden gepreciseerd dat dit begrip, zoals Directmedia heeft erkend, niet inhoudt dat de databank of het deel ervan waarop de betrokken verrichting betrekking heeft, door deze verrichting van zijn oorspronkelijke drager verdwijnt.

30

Het feit dat in een aantal punten van de considerans van richtlijn 96/9, waaronder met name de punten 7 en 38, de term „kopiëren” wordt gebruikt om het begrip opvraging te illustreren, toont immers aan dat dit begrip volgens de opvatting van de gemeenschapswetgever in de context van deze richtlijn verrichtingen dekt waarbij de databank of het betrokken deel ervan op de oorspronkelijke drager blijft staan.

31

Voorts toont het gebruik van de uitdrukking „ongeacht op welke wijze en in welke vorm” in artikel 7, lid 2, sub a, van richtlijn 96/9 aan dat de gemeenschapswetgever een ruime betekenis heeft willen geven aan het begrip opvraging (zie arrest The British Horseracing Board e.a., reeds aangehaald, punt 51).

32

Zoals de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg, de Italiaanse regering en de Commissie hebben gesteld, vindt deze ruime opvatting van het begrip opvraging steun in het doel dat de gemeenschapswetgever via de invoering van een recht sui generis nastreeft.

33

Zoals met name uit de punten 7, 38 tot en met 42 en 48 van de considerans van richtlijn 96/9 blijkt, bestaat dit doel erin, de persoon die het initiatief heeft genomen om substantiële menselijke, technische en/of financiële middelen te investeren in de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van een databank en het risico hiervan draagt, de zekerheid te bieden dat hij voor zijn investering zal worden vergoed, door hem te beschermen tegen de toe-eigening van de resultaten van deze investering zonder zijn toestemming, met name door de reconstructie van deze databank of een wezenlijk deel ervan door een gebruiker of een concurrent tegen een fractie van de kosten die zouden moeten worden gemaakt om deze databank zelfstandig te ontwikkelen [zie eveneens in die zin arrest van 9 november 2004, Fixtures Marketing, C-46/02, Jurispr. blz. I-10365, punt 35; arresten The British Horseracing Board e.a., reeds aangehaald, punten 32, 45, 46 en 51, en Fixtures Marketing (C-338/02), reeds aangehaald, punt 25, alsook arrest van 9 november 2004, Fixtures Marketing, C-444/02, Jurispr. blz. I-10549, punt 41].

34

Gelet op dit doel moet het begrip „opvraging” in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9 aldus worden uitgelegd dat het verwijst naar elke toe-eigening van de gehele inhoud van een databank of een deel daarvan, zonder dat daarvoor toestemming is verleend (zie arrest The British Horseracing Board e.a., reeds aangehaald, punten 51 et 67).

35

Zoals de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg en de Commissie hebben gesteld, volgt uit de formulering van artikel 7, lid 2, sub a, van richtlijn 96/9 dat de inhoud van dit begrip niet afhangt van de aard en de vorm van de ingezette middelen.

36

Het bepalende criterium dienaangaande is of er al dan niet sprake is van het „overbrengen” van de gehele inhoud van de betrokken databank of een deel ervan op een andere drager van dezelfde of een andere aard dan de drager van deze databank. Een dergelijke overbrenging veronderstelt dat de gehele inhoud van een databank of een deel ervan is terug te vinden op een andere drager dan die van de oorspronkelijke databank.

37

Zoals de Italiaanse regering heeft opgemerkt, doet het in deze context voor de beoordeling van het bestaan van een „opvraging” in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9 niet ter zake of voor de overbrenging gebruik wordt gemaakt van een technisch procedé waarbij de inhoud van een beschermde databank wordt gekopieerd, zoals een elektronisch, elektromagnetisch, elektro-optisch of soortgelijk procedé (zie dienaangaande punt 13 van de considerans van richtlijn 96/9) dan wel of deze inhoud simpelweg met de hand wordt gekopieerd. Zoals de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg heeft gesteld, valt het kopiëren van de inhoud van een dergelijke databank, zelfs met de hand, op een andere drager evenzeer als het downloaden of fotokopiëren ervan onder het begrip opvraging.

38

Punt 14 van de considerans van richtlijn 96/9, volgens hetwelk „de bij deze richtlijn toegekende bescherming uitgebreid moet worden tot niet-elektronische databanken”, en punt 21 van de considerans van deze richtlijn, volgens hetwelk de in deze richtlijn vastgelegde bescherming niet vereist dat het in de databank opgenomen materiaal „op een materieel geordende wijze [is] opgeslagen”, pleiten er ook voor dat het begrip opvraging aldus wordt uitgelegd dat het evenmin als het begrip databank wordt bepaald door formele, technische of fysieke criteria.

39

Voor de uitlegging van het begrip opvraging in de zin van richtlijn 96/9 is het evenmin van belang dat het overbrengen van de inhoud van een beschermde databank leidt tot een andere rangschikking van de betrokken elementen dan in de oorspronkelijke databank. Zoals blijkt uit punt 38 van de considerans van richtlijn 96/9, maakt het zonder toestemming kopiëren van de inhoud van een databank, gevolgd door het bewerken hiervan, deel uit van de verrichtingen waartegen deze richtlijn de fabrikant van een databank via de invoering van een recht sui generis beoogt te beschermen.

40

Bijgevolg kan niet worden gesteld, zoals Directmedia heeft gedaan, dat enkel de mechanische reproductie van de inhoud van een databank of van een deel ervan via een klassiek „copy/paste”-procedé, zonder enige bewerking van deze inhoud, onder het begrip opvraging valt.

41

Zo ook kan de door Directmedia aangestipte omstandigheid dat degene die de betrokken reproductie verricht, een deel van de gegevens van een beschermde databank niet overneemt en de hieruit overgenomen gegevens aanvult met gegevens uit een andere bron, hoogstens aantonen dat de handeling geen betrekking had op de gehele inhoud van deze databank. Deze omstandigheid doet daarentegen niet af aan de vaststelling dat een deel van de inhoud van deze databank naar een andere drager is overgebracht.

42

Anders dan Directmedia voorts stelt, kan het begrip „opvraging” in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9 evenmin worden herleid tot de overbrenging van de gehele inhoud van een beschermde databank of een substantieel deel ervan.

43

Zoals blijkt uit punt 27 van het onderhavige arrest, volgt immers uit artikel 7, lid 1, van richtlijn 96/9, gelezen in samenhang met artikel 7, lid 5, van deze richtlijn dat de inhoud van dit begrip niet afhangt van de mate waarin de inhoud van een beschermde databank wordt overgebracht, aangezien volgens deze bepalingen het bij deze richtlijn ingevoerde recht sui generis de fabrikant van een databank niet alleen bescherming biedt tegen de opvraging van de gehele inhoud van zijn beschermde databank of van een substantieel deel ervan, maar ook, onder bepaalde voorwaarden, tegen opvragingen van niet-substantiële delen van deze inhoud (zie in die zin arrest The British Horseracing Board e.a., reeds aangehaald, punt 50).

44

Het feit dat een overbrenging geen betrekking heeft op een substantiële en gestructureerde reeks gegevens uit een beschermde databank staat er dus niet aan in de weg dat deze verrichting onder het begrip „opvraging” in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9 valt.

45

Verder kan de omstandigheid dat de gegevens uit een databank pas in een andere databank worden overgenomen na een kritische beoordeling door de betrokkene, zoals de Commissie heeft beklemtoond, weliswaar in voorkomend geval relevant zijn voor de beantwoording van de vraag of deze andere databank kan vallen onder een van de beschermingsregelingen van richtlijn 96/9, maar zij doet daarentegen niet af aan de vaststelling dat er sprake is van een overbrenging van gegevens van de ene databank naar de andere.

46

Het doel van de overbrenging is evenmin relevant voor de beoordeling van het bestaan van een „opvraging” in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9.

47

Zo is het van weinig belang of de betrokken overbrenging de samenstelling van een andere databank tot doel heeft — ongeacht of deze met de oorspronkelijke databank concurreert en al dan niet dezelfde omvang heeft — dan wel of deze handeling plaatsvindt in het kader van een andere — al dan niet commerciële — activiteit dan de samenstelling van een databank (zie in die zin arrest The British Horseracing Board e.a., reeds aangehaald, punten 47 en 48). Voor het overige vormt de overbrenging van de gehele inhoud van een beschermde databank of van een substantieel deel ervan op een andere drager die simpelweg nodig is om deze inhoud in beeld te brengen, zoals blijkt uit punt 44 van de considerans van richtlijn 96/9, reeds op zich een opvraging waarvoor de toestemming van de houder van het recht sui generis vereist is.

48

In zijn verzoek om een prejudiciële beslissing besteedt de verwijzende rechter bijzondere aandacht aan punt 38 van de considerans van richtlijn 96/9. Voor zover hierin wordt verwezen naar het geval dat de inhoud van een databank „met elektronische middelen wordt gekopieerd en bewerkt”, zou dit punt volgens hem kunnen pleiten voor een uitlegging van het begrip opvraging volgens welke dit begrip enkel handelingen omhelst waarbij een technisch kopieerprocedé wordt gebruikt.

49

Zoals de advocaat-generaal in punt 41 van haar conclusie heeft opgemerkt, dient het betrokken punt van de considerans evenwel ter illustratie van het bijzondere gevaar dat fabrikanten van databanken lopen als gevolg van het toenemende gebruik van digitale technologie. Dit punt kan niet aldus worden opgevat dat het recht sui generis enkel bescherming verleent tegen kopiëren met technische middelen. Daarmee zou immers voorbij worden gegaan aan de verschillende in de punten 29 tot en met 47 van het onderhavige arrest genoemde punten die pleiten voor een ruime uitlegging van het begrip opvraging in de zin van richtlijn 96/9. Bovendien zou de fabrikant van een databank dan in strijd met het doel van dit recht geen bescherming genieten tegen opvragingen waarbij weliswaar geen gebruik wordt gemaakt van een bijzonder technisch procedé, maar die niettemin de belangen van deze fabrikant op vergelijkbare wijze kunnen schaden als opvragingen waarbij wel een dergelijk procedé wordt toegepast.

50

Directmedia stelt dat een databank geen eigendomsrecht op informatie inhoudt. Indien de overname van informatie uit deze databank zou worden beschouwd als een van de handelingen die de fabrikant van een beschermde databank op basis van zijn recht sui generis zou kunnen verbieden, zou dit afbreuk doen aan de legitieme rechten van de gebruikers hiervan op vrije toegang tot deze informatie en het ontstaan van monopolies of het misbruik van machtsposities door de fabrikanten van databanken in de hand zou werken.

51

Wat in de eerste plaats het recht op toegang tot de informatie betreft, moet evenwel worden opgemerkt dat het recht sui generis uitsluitend bescherming verleent tegen de opvraging en het hergebruik in de zin van artikel 7 van de richtlijn, maar niet tegen de raadpleging van een databank (arrest The British Horseracing Board e.a., reeds aangehaald, punt 54).

52

De samensteller van een databank kan zich zeker een exclusief recht van toegang tot zijn databank voorbehouden of de toegang daartoe voorbehouden aan bepaalde personen (arrest The British Horseracing Board e.a., reeds aangehaald, punt 55), of deze toegang afhankelijk stellen van bijzondere voorwaarden, bijvoorbeeld van financiële aard.

53

Wanneer de fabrikant van een databank evenwel de inhoud ervan voor derden toegankelijk maakt, zij het tegen betaling, kan hij zich niet op grond van zijn recht sui generis ertegen verzetten dat deze derden opzoekingen in deze databank verrichten (zie in die zin arrest The British Horseracing Board e.a., reeds aangehaald, punt 55). Enkel wanneer de inhoud van deze databank of een substantieel deel ervan permanent of tijdelijk op een andere drager dient te worden overgebracht om in beeld te kunnen worden gebracht, kan voor een dergelijke raadpleging de toestemming van de houder van het recht sui generis vereist zijn, zoals blijkt uit punt 44 van de considerans van richtlijn 96/9.

54

In casu blijkt uit de uiteenzetting van de feiten in de verwijzingsbeslissing dat de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg zich er weliswaar tegen verzet dat zonder haar toestemming gegevens uit de door Knoop samengestelde lijst van gedichten worden overgenomen, maar niettemin derden toestaat om deze lijst te raadplegen. Het publiek heeft dus toegang tot de hierin verzamelde informatie en kan deze raadplegen.

55

Wat in de tweede plaats het gevaar voor aantasting van de mededinging betreft, blijkt uit punt 47 van de considerans van richtlijn 96/9 dat de gemeenschapswetgever niet ongevoelig is geweest voor de verzuchting dat het recht sui generis niet zodanig mag worden uitgeoefend dat misbruik van machtspositie in de hand wordt gewerkt.

56

Om die reden bepaalt artikel 13 van richtlijn 96/9 dat de bepalingen van deze richtlijn geen afbreuk doen aan de wettelijke bepalingen betreffende met name het kartelrecht en het recht inzake ongeoorloofde mededinging, waarmee het normatieve waarde verleent aan de verklaring in bovengenoemd punt van de considerans dat deze richtlijn „de toepassing van het communautaire en nationale mededingingsrecht onverlet laat”.

57

In dezelfde geest bepaalt artikel 16, lid 3, van richtlijn 96/9 dat de Commissie periodieke verslagen over de toepassing van deze richtlijn moet opstellen, waarin met name wordt onderzocht of de toepassing van het recht sui generis heeft geleid tot misbruik van machtspositie of andere aantastingen van de vrije mededinging die de vaststelling van passende maatregelen wettigen.

58

In deze context, die wordt gekenmerkt door het bestaan van gemeenschapsrechtelijke of nationaalrechtelijke instrumenten ter bestrijding van eventuele inbreuken op de mededingingsregels, zoals misbruik van machtspositie, kan het begrip „opvraging” in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9 niet aldus worden uitgelegd dat de fabrikant van een databank geen bescherming geniet tegen handelingen die zijn wettige belangen kunnen schaden.

59

In het hoofdgeding staat het aan de verwijzende rechter om ter beoordeling van de vraag of Directmedia het recht sui generis van de Albert-Ludwigs-Universität Freiburg heeft geschonden, in het licht van alle relevante omstandigheden na te gaan of de handelingen die Directmedia op basis van de door Knoop samengestelde lijst van gedichten heeft verricht, neerkomen op een opvraging van een — vanuit kwalitatief of kwantitatief opzicht — substantieel deel van de inhoud van deze lijst (zie dienaangaande arrest The British Horseracing Board e.a., reeds aangehaald, punten 69-72) of met opvragingen van niet-substantiële delen die door hun repetitief en systematisch karakter hebben geleid tot de reconstructie van een substantieel deel van deze inhoud (zie dienaangaande arrest The British Horseracing Board e.a., reeds aangehaald, punten 73, 87 en 89).

60

Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat de overname van gegevens uit een beschermde databank in een andere databank nadat de eerste databank op scherm is geraadpleegd en de hierin vervatte gegevens een voor een zijn beoordeeld, een „opvraging” in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9 kan vormen voor zover er sprake is van de overbrenging van een — vanuit kwalitatief of kwantitatief opzicht — substantieel deel van de inhoud van de beschermde databank of van overbrengingen van niet-substantiële delen die door hun repetitief en systematisch karakter hebben geleid tot de reconstructie van een substantieel deel van deze inhoud, wat door de verwijzende rechter dient te worden beoordeeld.

Kosten

61

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof van Justitie (Vierde kamer) verklaart voor recht:

 

De overname van gegevens uit een beschermde databank in een andere databank nadat de eerste databank op scherm is geraadpleegd en de hierin vervatte gegevens een voor een zijn beoordeeld, kan een „opvraging” in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken vormen voor zover er sprake is van de overbrenging van een — vanuit kwalitatief of kwantitatief opzicht — substantieel deel van de inhoud van de beschermde databank of van overbrengingen van niet-substantiële delen die door hun repetitief en systematisch karakter hebben geleid tot de reconstructie van een substantieel deel van deze inhoud, wat door de verwijzende rechter dient te worden beoordeeld.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Duits.

Top