Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CA0027

    Zaak C-27/07: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 april 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d'État — Frankrijk) — Banque Fédérative du Crédit Mutuel/Ministre de l'Économie, des Finances et de l'Industrie (Vennootschapsbelasting — Richtlijn 90/435/EEG — Belastbare winst van moedervennootschap — Niet-aftrekbaarheid van kosten en lasten met betrekking tot deelneming in dochteronderneming — Forfaitaire vaststelling van bedrag van deze kosten — Bovengrens van 5 % van door dochteronderneming uitgekeerde winst — Opneming van belastingkredieten)

    PB C 128 van 24.5.2008, p. 13–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.5.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 128/13


    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 april 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d'État — Frankrijk) — Banque Fédérative du Crédit Mutuel/Ministre de l'Économie, des Finances et de l'Industrie

    (Zaak C-27/07) (1)

    (Vennootschapsbelasting - Richtlijn 90/435/EEG - Belastbare winst van moedervennootschap - Niet-aftrekbaarheid van kosten en lasten met betrekking tot deelneming in dochteronderneming - Forfaitaire vaststelling van bedrag van deze kosten - Bovengrens van 5 % van door dochteronderneming uitgekeerde winst - Opneming van belastingkredieten)

    (2008/C 128/20)

    Procestaal: Frans

    Verwijzende rechter

    Conseil d'État

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Banque Fédérative du Crédit Mutuel

    Verwerende partij: Ministre de l'Économie, des Finances et de l'Industrie

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Conseil d'État — Uitlegging van de artikelen 4, 5 en 7 van richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB L 226, blz. 6) — Opnieuw opnemen in het belastbare resultaat van een moedervennootschap van een forfaitair aandeel van de kosten en lasten van 5 % van de opbrengsten uit haar deelnemingen in een dochteronderneming, belastingkredieten daaronder begrepen — Verenigbaarheid van deze verrichting met de in artikel 4 van de richtlijn vastgestelde bovengrens — Noodzaak van volledige verrekening van het belastingkrediet met de door de moedervennootschap verschuldigde belasting

    Dictum

    Het begrip „door de dochteronderneming uitgekeerde winst” in de zin van artikel 4, lid 2, laatste volzin, van richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten dient aldus te worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de regeling van een lidstaat waarbij belastingkredieten die zijn toegekend ter compensatie van een door de lidstaat van de dochteronderneming ten laste van de moedervennootschap geheven bronbelasting, in deze winst worden opgenomen.


    (1)  PB C 82 van 14.4.2007.


    Top