Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006TN0384

Zaak T-384/06: Beroep ingesteld op 13 december 2006 — IBP en International Building Products France/Commissie

PB C 20 van 27.1.2007, p. 32–33 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB C 20 van 27.1.2007, p. 31–32 (BG, RO)

27.1.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 20/32


Beroep ingesteld op 13 december 2006 — IBP en International Building Products France/Commissie

(Zaak T-384/06)

(2007/C 20/49)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: IBP Ltd (Tipton, Verenigd Koninkrijk) en International Building Products France SA (Sartrouville, Frankrijk) (vertegenwoordigers: M. Clough, QC, en A. Aldred, Solicitor)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de beschikking nietig te verklaren voor de periode tussen 23 november 2001 en 1 april 2004, wat verzoeksters betreft;

hoe dan ook de aan verzoeksters opgelegde geldboete in te trekken of te verminderen met een bedrag dat door het Gerecht in alle omstandigheden passend wordt geacht;

de Commissie te verwijzen in de kosten van verzoeksters.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters verzoeken om gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking C(2006) 4180 def. van 20 september 2006 in zaak COMP/F-1/38.121 — Fittingen, waarbij de Commissie heeft vastgesteld dat zij, tezamen met andere ondernemingen, artikel 81 EG en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte hebben geschonden door prijzen vast te stellen, door afspraken te maken over prijslijsten, over kortingen en rabatten en over mechanismen ter invoering van prijsverhogingen, door nationale markten te verdelen, door klanten toe te wijzen en door andere commerciële informatie uit te wisselen.

Tot staving van hun beroep betogen verzoeksters dat de Commissie artikel 81 EG heeft geschonden door vast te stellen dat zij in de periode tussen 23 november 2001 en 1 april 2004 betrokken waren bij één voortdurende en complexe inbreuk op artikel 81 EG, hoewel de bewijzen waarover de Commissie beschikt die vaststelling niet staven.

Verder stellen verzoeksters dat de Commissie haar vaststellingen in strijd met artikel 253 EG niet dan wel ontoereikend heeft gemotiveerd.

Bovendien betogen verzoeksters dat de Commissie hun recht om te worden gehoord heeft geschonden door inbreuken vast te stellen zonder de zaak tegen hen eerst in een mededeling van punten van bezwaar uiteen te zetten, dan wel zonder hun de gelegenheid te bieden om vóór de vaststelling van de bestreden beschikking hun opmerkingen kenbaar te maken.

Wat de intrekking dan wel de vermindering van de hun opgelegde geldboete betreft, betogen verzoeksters dat:

a)

de Commissie geen toepassing heeft gemaakt van artikel 15, lid 2, van verordening nr. 17 (1), artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003 (2) en artikel 5, sub a, van de richtsnoeren van 1998 voor de berekening van geldboeten (3);

b)

de Commissie aan International Building Products France twee keer een boete van 5, 63 miljoen EUR heeft opgelegd voor dezelfde gedraging;

c)

de Commissie de richtsnoeren van 1998 voor de berekening van geldboeten verkeerd heeft toegepast; en

d)

de Commissie de mededeling van 1996 inzake medewerking (4) verkeerd heeft toegepast.


(1)  Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, Eerste verordening over de toepassing van de artikelen [81] en [82] van het Verdrag (PB 13, blz. 204).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003, L 1, blz. 1).

(3)  Mededeling van de Commissie van 14 januari 1998 getiteld „Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 15, lid 2, van verordening nr. 17, respectievelijk artikel 65, lid 5, van het EGKS-Verdrag worden opgelegd” (PB 1998, C 9, blz. 3).

(4)  Mededeling van de Commissie betreffende het niet opleggen of verminderen van geldboeten in zaken betreffende mededingingsregelingen (PB 1996, C 207, blz. 4).


Top