Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006TN0361

    Zaak T-361/06: Beroep ingesteld op 5 december 2006 — Ballast Nedam/Commissie

    PB C 20 van 27.1.2007, p. 26–27 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB C 20 van 27.1.2007, p. 25–26 (BG, RO)

    27.1.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 20/26


    Beroep ingesteld op 5 december 2006 — Ballast Nedam/Commissie

    (Zaak T-361/06)

    (2007/C 20/40)

    Procestaal: Nederlands

    Partijen

    Verzoekende partij: Ballast Nedam NV (vertegenwoordigd door: A.R. Bosman en J.M.M. van de Hel, advocaten)

    Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies van verzoekende partij

    Nietigverklaring van de Beschikking van de Commissie C(2006)4090 def. van 13 september 2006, aan haar kennisgegeven op 25 september 2006, met betrekking tot een procedure op grond van artikel 81 EG (Zaak nr. COMP/38.456 — Bitumen — NL) voor zover deze tegen haar is gericht;

    subsidiair, gedeeltelijke nietigverklaring van de Beschikking, voor zover deze tegen haar is gericht, ten aanzien van de duur van de inbreuk en overeenkomstige verlaging van de aan verzoekster opgelegde boete;

    veroordeling van de Commissie in de kosten van deze procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Verzoekster vecht de beschikking aan van de Commissie van 13 september 2006 inzake een procedure op grond van artikel 81 EG (zaak nr. COMP/38.456 — Bitumen — NL) waarbij verzoekster een geldboete werd opgelegd wegens inbreuk op artikel 81 EG.

    Volgens verzoekster heeft de Commissie op juridisch en feitelijk onjuiste gronden aangenomen dat verzoekster een beslissende invloed heeft uitgeoefend op het marktgedrag van Ballast Nedam Infra B.V. en Ballast Nedam Grond en Wegen B.V.

    Ter ondersteuning van haar verzoekschrift roept verzoekster in de eerste plaats een schending in van artikel 81 EG. Ten tweede roept verzoekster een schending in van de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht en met name het beginsel van het vermoeden van onschuld. Ten slotte roept verzoekster een schending in van artikel 27, lid 1, van Verordening 1/2003 en van de rechten van verdediging, doordat voor het eerst in de Beschikking de aansprakelijkheid van verzoekster zou zijn aangenomen. Hierdoor heeft verzoekster niet de mogelijkheid gehad deze stelling met bewijsmateriaal te weerleggen.


    Top