This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62006TN0353
Case T-353/06: Action brought on 5 December 2006 — Vermeer Infrastructuur v Commission
Zaak T-353/06: Beroep ingesteld op 5 december 2006 — Vermeer Infrastructuur/Commissie
Zaak T-353/06: Beroep ingesteld op 5 december 2006 — Vermeer Infrastructuur/Commissie
PB C 20 van 27.1.2007, p. 22–22
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB C 20 van 27.1.2007, p. 21–21
(BG, RO)
27.1.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 20/22 |
Beroep ingesteld op 5 december 2006 — Vermeer Infrastructuur/Commissie
(Zaak T-353/06)
(2007/C 20/32)
Procestaal: Nederlands
Partijen
Verzoekende partij: Vermeer Infrastructuur BV (vertegenwoordigd door: M.M. Slotboom, advocaat)
Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen
Conclusies van verzoekende partij
— |
Primair, de beschikking C(2006) 4090 def. van 13 september 2006 inzake een procedure op grond van artikel 81 EG (Zaak nr. COMP/38.456 — Bitumen — NL) van de Commissie van de Europese gemeenschappen nietig te verklaren; dan wel |
— |
subsidiair, artikelen 1 et 2, sub d) en 3 van de beschikking nietig te verklaren voorzover (i) daarin wordt vastgesteld dat Vermeer heeft deelgenomen aan de vaststelling van de brutoprijs voor de verkoop en afname van wegenbouwbitumen in Nederland, en (ii) ter zake een boete en een gebod zijn opgelegd; |
— |
meer subsidiair, artikel 2, sub d) van deze beschikking nietig te verklaren voorzover daarin aan Vermeer een geldboete is opgelegd; |
— |
nog meer subsidiair, de in artikel 2, sub d) van de beschikking aan Vermeer opgelegde geldboete te matigen; en |
— |
de Commissie te veroordelen in de kosten van het geding. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekster vecht de beschikking aan van de Commissie van 13 september 2006 inzake een procedure op grond van artikel 81 EG (zaak nr. COMP/38.456 — Bitumen — NL) waarbij verzoekster een geldboete werd opgelegd wegens inbreuk op artikel 81 EG.
Ter ondersteuning van haar verzoekschrift roept verzoekster een schending in van artikel 81 EG, doordat de Commissie niet zou bewezen hebben dat verzoekster heeft deelgenomen aan de vaststelling van de brutoprijzen voor bitumen of dat zij daar zelfs maar belang bij had. Hierdoor zou de Commissie ten onrechte tot de conclusie zijn gekomen dat de bitumenleveranciers en de wegenbouwbedrijven hebben deelgenomen aan één en dezelfde inbreuk op artikel 81 EG.
Verzoekster roept eveneens in dat de Commissie niet heeft bewezen dat verzoekster heeft deelgenomen aan een samenspanning tussen een groep van bitumenleveranciers en een groep van grote wegenbouwbedrijven om regelmatig een kleinere korting op de brutoprijs voor andere wegenbouwers vast te stellen.
Voorts zou de Commissie artikel 81 EG en de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten geschonden hebben, omdat zij niet heeft bewezen dat (i) verzoekster deelgenomen heeft aan een zeer zware inbreuk op artikel 81 EG en (ii) de betrokkenheid van verzoekster bij de vermeende inbreuk heeft geduurd van 1 april 1994 tot 15 april 2002. Volgens verzoekster heeft de Commissie als gevolg een te lange duur in aanmerking genomen voor de berekening van de aan verzoekster opgelegde geldboete.
Tenslotte roept verzoekster een schending in van artikel 253 EG en van wezenlijke vormvoorschriften.