Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006TN0351

Zaak T-351/06: Beroep ingesteld op 5 december 2006 — Dura Vermeer Groep/Commissie

PB C 20 van 27.1.2007, p. 21–21 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB C 20 van 27.1.2007, p. 20–20 (BG, RO)

27.1.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 20/21


Beroep ingesteld op 5 december 2006 — Dura Vermeer Groep/Commissie

(Zaak T-351/06)

(2007/C 20/30)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Dura Vermeer Groep NV (vertegenwoordigd door: MM. Slotboom, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekende partij

Artikelen 1, punt d) en 2, punt d) van de beschikking nietig te verklaren wat de aansprakelijkheid van Dura Vermeer Groep betreft; en

de Commissie te veroordelen in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vecht de beschikking aan van de Commissie van 13 september 2006 inzake een procedure op grond van artikel 81 EG (zaak nr. COMP/38.456 — Bitumen — NL) waarbij verzoekster een geldboete werd opgelegd wegens inbreuk op artikel 81 EG.

Ter ondersteuning van haar verzoekschrift roept verzoekster in de eerste plaats in dat de Commissie artikel 81, eerste lid, EG en artikel 23, tweede lid, van Verordening 1/2003 geschonden heeft. Volgens verzoekster is de analyse van de Commissie onjuist inzake de jurisprudentie van het Hof en het Gerecht over de aansprakelijkheid van moedermaatschappijen voor een vermeende inbreuk door dochterondernemingen. Hierdoor zou de Commissie een te strenge toets hebben toegepast op verzoekster. Bovendien zou de Commissie de feitelijke weergave van de toepasselijke verhoudingen binnen het Dura Vermeer concern incorrect hebben weergegeven. Derhalve zou de Commissie niet hebben aangetoond dat verzoekster een beslissende invloed had op het gedrag van Vermeer Infrastructuur BV.

In de tweede plaats roept verzoekster een schending in van de wezenlijke vormvoorschriften van artikel 253 EG en van het motiveringsbeginsel.


Top