EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006CO0421

Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 8 november 2007.
Fratelli Martini & C. SpA en Cargill Srl tegen Ministero delle Politiche agricole e forestali en anderen.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Consiglio di Stato - Italië.
Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering - Arrest van Hof houdende vaststelling van ongeldigheid van gemeenschapsbepaling - Verplichtingen van instellingen - Sanitair beleid - Mengvoeders - Vermelding op etiket van gewichtspercentages voedermiddelen in mengvoeder, met tolerantiepercentage van ± 15 % van aangegeven waarde - Verbod van misleiding van consument.
Zaak C-421/06.

Jurisprudentie 2007 I-00152*

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2007:662





Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 8 november 2007 – Fratelli Martini en Cargill

(Zaak C‑421/06)

„Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering – Arrest van Hof houdende vaststelling van ongeldigheid van gemeenschapsbepaling – Verplichtingen van instellingen – Sanitair beleid – Mengvoeders – Vermelding op etiket van gewichtspercentages voedermiddelen in mengvoeder, met tolerantiepercentage van ± 15 % van aangegeven waarde – Verbod van misleiding van consument”

1.                     Prejudiciële vragen – Antwoord dat duidelijk uit rechtspraak kan worden afgeleid – Toepassing van artikel 104, lid 3, van Reglement voor procesvoering (Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 104, lid 3) (cf. punt 20)

2.                     Bescherming van volksgezondheid – Mengvoeders – Richtlijn 2002/2 (Verordening nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad, art. 8 en 16; richtlijn 2002/2 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, punt 4) (cf. punt 45, dictum 1)

3.                     Bescherming van volksgezondheid – Mengvoeders – Richtlijn 2002/2 (Art. 233 EG en 234 EG; richtlijn 2002/2 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, punt 1, sub b) (cf. punt 63, dictum 2)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Consiglio di Stato – Gevolgen van het arrest van het Hof in de gevoegde zaken C‑453/03, C‑11/04, C‑12/04 en C‑194/04 (ABNA e.a.) houdende vaststelling van de gedeeltelijke ongeldigheid van richtlijn 2002/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot wijziging van richtlijn 79/373/EEG van de Raad betreffende het verkeer van mengvoeders en tot intrekking van richtlijn 91/357/EEG van de Commissie (PB L 63, blz. 23) − Verplichting van de instellingen om een nieuwe handeling vast te stellen

Dictum

 

Artikel 1, punt 4, van richtlijn 2002/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot wijziging van richtlijn 79/373/EEG van de Raad betreffende het verkeer van mengvoeders en tot intrekking van richtlijn 91/357/EEG van de Commissie, dat de verplichting oplegt om op het etiket van mengvoeders melding te maken van de gewichtspercentages voedermiddelen waaruit het mengvoeder is samengesteld, waarbij een marge ± 15 % van de aangegeven waarde wordt getolereerd, moet aldus worden uitgelegd dat het niet in tegenspraak is met de artikelen 8 en 16 van verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, die met name beogen te vermijden dat het etiket en de aanbiedingsvorm van mengvoeders de consument misleiden.

 

Aangezien artikel 1, punt 1, sub b, van richtlijn 2002/2 een autonome verplichting oplegt die geen verband houdt met de verplichtingen van de overige bepalingen van deze richtlijn, doet de door het Hof bij arrest van 6 december 2005, ABNA e.a. (C‑453/03, C‑11/04, C‑12/04 en C‑194/04) uitgesproken ongeldigverklaring geen rechtsvacuüm of incoherentie ontstaan waardoor de gemeenschapsinstellingen verplicht zouden zijn inhoudelijke wijzigingen aan te brengen in richtlijn 2002/2.

In elk geval vloeit de ongeldigheid van een gemeenschapsbepaling rechtstreeks voort uit het arrest van het Hof waarbij deze ongeldigheid wordt vastgesteld, en het staat zowel aan de overheden als aan de rechterlijke instanties van de lidstaten om daaruit de gevolgen te trekken in hun nationale rechtsorde.

Top