EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006CJ0208

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 27 september 2007.
Medion AG (C-208/06) tegen Hauptzollamt Duisburg en Canon Deutschland GmbH (C-209/06) tegen Hauptzollamt Krefeld.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Finanzgericht Düsseldorf - Duitsland.
Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefindeling - Gecombineerde nomenclatuur - Videocamera-opnametoestellen.
Gevoegde zaken C-208/06 en C-209/06.

Jurisprudentie 2007 I-07963

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2007:553

Gevoegde zaken C‑208/06 en C‑209/06

Medion AG

tegen

Hauptzollamt Duisburg

en

Canon Deutschland GmbH

tegen

Hauptzollamt Krefeld

(verzoeken van het Finanzgericht Düsseldorf om een prejudiciële beslissing)

„Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefindeling – Gecombineerde nomenclatuur – Camcorders”

Samenvatting van het arrest

Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Camcorders met dv-in-functie die kan worden geactiveerd na inklaring


Een camcorder kan slechts worden ingedeeld onder postonderverdeling 8525 40 99 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, indien de functie om beelden en geluiden op te nemen die van andere bronnen dan de geïntegreerde camera of microfoon afkomstig zijn (dv-in-functie), hetgeen het essentiële kenmerk vormt van een camcorder die onder deze postonderverdeling valt, op het tijdstip van de inklaring actief is of indien deze functie, ook al heeft de producent dit kenmerk niet op de voorgrond willen stellen, op een later tijdstip door een gebruiker die niet over bijzondere bekwaamheden beschikt, door een eenvoudige manipulatie kan worden geactiveerd zonder dat de camcorder daarbij materiële wijzigingen ondergaat. Ingeval deze functie achteraf wordt geactiveerd, is tevens vereist dat, enerzijds, de camcorder na de activering van de functie op analoge wijze functioneert als een andere camcorder, waarvan de dv-in-functie op het tijdstip van de inklaring actief is, en, anderzijds, dat hij op autonome wijze functioneert. Of aan deze voorwaarden is voldaan, moet op het tijdstip van de inklaring kunnen worden geverifieerd. Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of deze voorwaarden vervuld zijn. Indien deze voorwaarden niet vervuld zijn, moet de betrokken camcorder onder postonderverdeling 8525 40 91 van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld.

(cf. punten 35, 44, dictum)







ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

27 september 2007 (*)

„Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefindeling – Gecombineerde nomenclatuur – Videocamera-opnametoestellen”

In de gevoegde zaken C‑208/06 en C‑209/06,

betreffende twee verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland) bij beslissingen van 4 mei 2006, ingekomen bij het Hof op 8 mei 2006, in de procedures

Medion AG (C‑208/06)

tegen

Hauptzollamt Duisburg,

en

Canon Deutschland GmbH (C‑209/06)

tegen

Hauptzollamt Krefeld,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

samengesteld als volgt: A. Rosas, kamerpresident, J. N. Cunha Rodrigues, U. Lõhmus, A. Ó Caoimh en P. Lindh (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: J. Swedenborg, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 21 maart 2007,

gelet op de opmerkingen van:

–        Medion AG en Canon Deutschland GmbH, vertegenwoordigd door H. Nehm, Rechtsanwalt,

–        de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en A.‑L. During als gemachtigden,

–        de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. Hottiaux als gemachtigde, bijgestaan door B. Wägenbaur, Rechtsanwalt,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        De verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffen de uitlegging van de postonderverdelingen 8525 40 91 en 8525 40 99 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij de verordeningen (EG) nr. 2263/2000 van de Commissie van 13 oktober 2000 (PB L 264, blz. 1), (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 (PB L 279, blz. 1) en (EG) nr. 1789/2003 van de Commissie van 11 september 2003 (PB L 281, blz. 1; hierna: „GN”).

2        Deze verzoeken zijn ingediend in het kader van twee gedingen tussen Medion AG (hierna: „Medion”) en het Hauptzollamt Duisburg enerzijds, en Canon Deutschland GmbH (hierna: „Canon”) en het Hauptzollamt Krefeld anderzijds, inzake de indeling in de GN van videocamera-opnametoestellen (camcorders) die deze twee firma’s in Duitsland hebben ingevoerd.

 Rechtskader

3        De bij verordening nr. 2658/87 ingevoerde GN, is gebaseerd op het wereldwijd geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”), dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie, en is ingevoerd bij het Internationaal Verdrag van Brussel van 14 juni 1983, dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1). De GN stemt overeen met het GS wat de posten en de uit zes cijfers bestaande subposten betreft. Alleen de postonderverdelingen met een zevende en achtste cijfer zijn specifiek voor de GN.

4        Het tweede deel van de GN bevat een afdeling XVI, waarin een hoofdstuk 85 is opgenomen met als opschrift „Machines, toestellen en elektrotechnisch materieel, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, voor het opnemen of het weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen”.

5        Post 8525 40, met als opschrift „videocamera’s voor stilstaand beeld (zogenaamde ‚still image’ videocamera’s) en andere videocamera-opnametoestellen; digitale fototoestellen”, bevat een postonderverdeling 8525 40 91, met als opschrift „andere: enkel voorzien van een opnamemogelijkheid van het door de televisiecamera geregistreerde beeld en geluid”, en een postonderverdeling 8525 40 99, met als opschrift „andere”.

6        De bewoordingen van de postonderverdelingen 8525 40 91 en 8525 40 99 zijn identiek in de verordeningen nrs. 2263/2000, 2031/2001 en 1789/2003.

7        De onder postonderverdeling 8525 40 91 ingedeelde camcorders zijn aan een douanerecht van 4,9 % onderworpen, terwijl dit recht 14 % bedraagt voor die welke onder postonderverdeling 8525 40 99 vallen.

8        De algemene regels voor de interpretatie van de GN, die zijn neergelegd in het eerste deel, titel I, A, bepalen onder meer:

„Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen:

[...]

2.      a)     De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat, voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat.

[...]”

9        Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van verordening nr. 2658/87 maakt de Commissie van de Europese Gemeenschappen op geregelde tijdstippen toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschappen (hierna: „toelichtingen”) bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. De toelichtingen betreffende verordening nr. 2263/2000 (PB 2000, C 199.blz. 1), die deels in zaak C‑209/06 van toepassing zijn, preciseerden met betrekking tot postonderverdeling 8525 40 99 het volgende:

„andere

Tot deze onderverdeling behoren de videocamera’s genoemde combinaties van apparaten bestaande uit een videocamera en een video-opname‑ en videoweergaveapparaat, waardoor niet alleen door de camera geregistreerde beelden kunnen worden opgenomen, maar ook televisieprogramma’s. De opgenomen beelden kunnen door een extern televisieontvangtoestel worden weergegeven.

Videocamera’s waarmee alleen de door de videocamera geregistreerde beelden opgenomen en door een extern televisieontvangtoestel weergegeven kunnen worden, behoren daarentegen tot onderverdeling 8525 40 91.”

10      De toelichtingen zijn gewijzigd ingevolge een mededeling van de Commissie van 6 juli 2001 (PB C 190, blz. 10). Voor postonderverdeling 8525 40 99 is voormelde formulering overgenomen en is de volgende tussenalinea ingevoegd:

„Videocamera’s (zogenaamde camcorders), waarbij de video-ingang is afgedekt door middel van een plaatje of op andere wijze, of waarin de video-interface achteraf met behulp van programmatuur kan worden geactiveerd als video-ingang, behoren eveneens tot deze onderverdeling. Deze toestellen zijn ontworpen om televisieprogramma’s of andere van buitenaf inkomende videosignalen op te nemen.”

11      De tekst van de toelichtingen is bij de verordeningen nrs. 2031/2001 en 1789/2003 niet gewijzigd.

 Feiten in de hoofdgedingen en prejudiciële vragen

 Feitelijke gegevens die de twee zaken gemeen hebben

12      Medion en Canon hebben in Duitsland digitale camcorders ingevoerd die met een „interface IEEE 1394” voor digitale gegevensoverdracht zijn uitgerust. Deze toestellen zijn voorzien van een menu met een aantal bedieningstoetsen, alsook een klein „lcd”-kleurenscherm.

13      Uit de omschrijvingen van deze producten en de gebruiksinstructies ervan blijkt dat de koper de keuze heeft om de met de camera gemaakte video-opnamen op het „lcd”-kleurenscherm te bekijken of om deze door middel van daartoe bestemde kabels naar andere toestellen over te brengen, bijvoorbeeld een televisie, met een veel groter beeld dat van hogere kwaliteit is. Deze functie wordt doorgaans „dv‑out” genoemd.

14      Met sommige andere camcorders kunnen gegevens van andere toestellen worden ontvangen. De camcorders worden dan gebruikt voor het registreren van digitale sequenties die van een computer afkomstig zijn, bijvoorbeeld een videomontage. Deze functie, die doorgaans „dv-in” wordt genoemd, is door Medion en Canon niet vermeld bij de invoer van de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde camcorders.

15      Bovendien hebben noch de producenten van deze camcorders noch Medion en Canon in de productomschrijving of in de gebruiksinstructies de mogelijkheid vermeld, de dv-in-functie achteraf te activeren of door derden te laten installeren. Wel hebben beide ondernemingen in diezelfde tijdvakken camcorders ingevoerd waarvoor duidelijk was aangegeven dat zij over de dv-in-functie beschikten.

 Zaak C‑208/06

16      In de maand februari 2004 heeft Medion het bevoegde douanekantoor van Essen-Stadthafen (Duitsland) verzocht om inklaring van een digitale camcorder van het type MD 9069 teneinde deze in het vrije verkeer te brengen, en die camcorder aangegeven onder postonderverdeling 8525 40 91 van de GN. Dit kantoor heeft het apparaat als een onder postonderverdeling 8525 40 99 van de GN vallend product ingedeeld.

17      In haar beroep voor het Finanzgericht Düsseldorf heeft Medion in wezen betoogd dat de betrokken camcorder op het beslissende tijdstip van de douaneaangifte niet voor dv-in kon worden gebruikt. Tevens heeft zij gepreciseerd dat de producent van de camcorder haar erop had gewezen dat het toestel enkel geschikt kon worden gemaakt voor dv-in door het omprogrammeren van het EPROM (Erasable Programmable Read-Only Memory) („wisbaar, programmeerbaar, alleen-lezen geheugen”), hetgeen alleen met behulp van een ander technisch apparaat mogelijk was of waartoe de hoofdchip door een ingenieur diende te worden omgewisseld. Medion heeft voorts aangevoerd dat zij bindende tariefinlichtingen had ontvangen van een Nederlands douanekantoor, dat diezelfde camcorders onder postonderverdeling 8525 40 91 van de GN had ingedeeld.

18      Het Finanzgericht Düsseldorf heeft besloten om aan een deskundige te vragen of, en zo ja hoe, de camcorder zonder wijzigingen van zijn hardware zo kan worden ingesteld, dat hij ook beelden en geluid kan opnemen die niet door de camera zelf zijn geregistreerd.

19      Nadat de deskundige zijn verslag had ingediend, zijn bij de verwijzende rechterlijke instantie twijfels gerezen over de indeling van de litigieuze camcorder. Zij heeft geconstateerd dat deze camcorder op het tijdstip van het belastbare feit nog niet over bepaalde, voor de douanerechtelijke indeling relevante eigenschappen beschikte, doch deze pas later door een bepaalde instelling had verkregen of kon verkrijgen.

20      Zij heeft eveneens opgemerkt dat de vraag betreffende de indeling van goederen die op het tijdstip van de inklaring nog niet over bepaalde eigenschappen beschikken, doch deze eigenschappen later door een bepaalde instelling verkrijgen, in de communautaire rechtsorde niet eenduidig wordt beantwoord. Zij verwijst op dit punt naar de door Medion ingeroepen Nederlandse bindende tariefinlichtingen, alsook naar een beslissing van de Franse Commission de Conciliation et d’Expertise Douanière van 7 oktober 2003. Deze rechterlijke instantie vraagt zich bijgevolg af, welke invloed instellingen achteraf op de indeling van goederen hebben.

21      In die omstandigheden heeft het Finanzgericht Düsseldorf de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Moet een camcorder waarmee op het tijdstip van invoer geen van buiten inkomende videosignalen kunnen worden opgenomen, worden ingedeeld onder GN-postonderverdeling 8525 40 99, wanneer de videoaansluiting achteraf, door het bedienen van bepaalde schakelaars, als video-ingang kan worden ingesteld, hoewel zowel de producent als de verkoper niet op deze mogelijkheid hebben gewezen en deze niet ondersteunen?”

 Zaak C‑209/06

22      Tussen de maanden juli 2001 en februari 2002 heeft Canon camcorders van de typen MV 400, MV 425 et MV 3 MC in het vrije verkeer gebracht. Zij heeft deze camcorders onder postonderverdeling 8525 40 91 van de GN aangegeven. Na een controle is het douanekantoor van Krefeld (Duitsland) tot de conclusie gekomen dat deze camcorders onder postonderverdeling 8525 40 99 van de GN moesten worden ingedeeld. Daarop is beroep bij het Finanzgericht Düsseldorf ingesteld.

23      Ter onderbouwing van haar beroep heeft Canon gewezen op het verschil tussen de door haar ingevoerde camcorders naargelang zij al dan niet over de dv-in-functie beschikken en heeft zij betoogd dat de dv-in-functie van de litigieuze camcorders enkel kan worden geactiveerd door wijzigingen in het apparaat. Canon heeft eveneens aangevoerd dat, indien indeling onder postonderverdeling 8525 40 99 mogelijk was ingeval de dv-in-functie na de inklaring wordt geactiveerd, daarmee een fundamenteel beginsel van douanerechtelijke indeling zou worden geschonden. Indien men zich baseert op een activering na de inklaring, baseert men zich op een onzekere gebeurtenis, namelijk de vraag of die activering ook plaats zal vinden.

24      De verwijzende rechterlijke instantie heeft eenzelfde deskundigenonderzoek gelast als in het geding betreffende Medion.

25      Naar aanleiding van het deskundigenverslag heeft het Finanzgericht Düsseldorf de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Moet een camcorder waarmee op het tijdstip van invoer geen van buiten inkomende videosignalen kunnen worden opgenomen, worden ingedeeld onder GN-postonderverdeling 8525 40 99, wanneer de videoaansluiting achteraf, door het gebruik van bepaalde software, als video-ingang kan worden ingesteld, hoewel zowel de producent als de verkoper niet op deze mogelijkheid hebben gewezen en deze niet ondersteunen?”

26      Bij beschikking van de president van het Hof van 26 juni 2006 zijn de zaken C‑208/06 en C‑209/06 voor de schriftelijke behandeling, de mondelinge behandeling en het arrest gevoegd.

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Bij het Hof ingediende opmerkingen

27      Volgens Medion en Canon moeten de prejudiciële vragen ontkennend worden beantwoord. Zij voeren meerdere redenen aan waarom de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde camcorders onder postonderverdeling 8525 40 91 en niet onder postonderverdeling 8525 40 99 moeten worden ingedeeld.

28      Zij onderstrepen allereerst dat op het tijdstip van de inklaring geen van buiten inkomende videosignalen met deze camcorders konden worden opgenomen. Canon is van mening dat bij software enkel hetgeen op het tijdstip van de inklaring als softwarefunctie beschikbaar is, als objectief kenmerk van de apparatuur kan worden aangemerkt.

29      Medion en Canon voeren tevens aan dat elke zonder de instemming van de producent aangebrachte wijziging, met inbegrip van het manipuleren van codes en parameters van de software die de dv-functie bepaalt, voor deze twee firma’s dan ook een inbreuk op hun industriële‑eigendomsrechten oplevert.

30      Ten slotte hebben Medion en Canon erop gewezen dat het de door de verwijzende rechterlijke instantie aangestelde deskundige bijzonder veel moeite heeft gekost om de dv-in-functie te activeren. Ter terechtzitting hebben zij hieraan toegevoegd dat de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde camcorders na de activering van deze functie slechts als videorecorder kunnen functioneren indien zij op een pc worden aangesloten, en dus niet in een stand-alone positie.

31      De Franse regering is van mening dat de camcorders in de hoofdgedingen onder postonderverdeling 8525 40 99 moeten worden ingedeeld. Voor de objectieve kenmerken en eigenschappen van een goed zijn niet alleen bepalend de functies ervan die op een bepaald tijdstip klaar voor gebruik zijn, maar alle potentiële functies van dit goed. Zelfs indien zij buiten werking is gesteld, dient een functie als de dv-in-functie derhalve als een objectief kenmerk en een objectieve eigenschap van dergelijke camcorders te worden aangemerkt, voor zover deze functie zonder wijziging in het apparaat kan worden geactiveerd.

32      De Commissie is eveneens van mening dat deze camcorders tot de categorie „andere” in de zin van postonderverdeling 8525 40 99 behoren. Volgens haar hangt de indeling in de GN af van de gebruiksmogelijkheden waartoe de camcorders zich bij de invoer ervan lenen, dat wil zeggen de potentiële functies waarover zij op dat tijdstip objectief gezien beschikken.

 Antwoord van het Hof

33      Uit de formulering van de vragen, die samen moeten worden onderzocht, blijkt dat de verwijzende rechterlijke instantie in wezen wenst te vernemen of voor de indeling van camcorders in aanmerking kan of moet worden genomen dat de dv‑in-functie kan worden geactiveerd, indien deze activering op de dag van de inklaring niet heeft plaatsgevonden, maar achteraf door manipulatie of door toevoeging van software kan plaatsvinden. Voorts vraagt zij zich af in hoeverre van belang is dat de producent die mogelijkheid op het tijdstip van de inklaring niet heeft gesignaleerd, noch heeft ondersteund.

34      Om te beginnen zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de posten van de GN en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (zie onder meer arresten van 26 september 2000, Eru Portuguesa, C‑42/99, Jurispr. blz. I‑7691, punt 13; 16 februari 2006, Proxxon, C‑500/04, Jurispr. blz. I‑1545, punt 21, en 15 februari 2007, RUMA, C‑183/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 27).

35      In dit verband is het niet van belang of de producent van het goed een bepaald kenmerk van het product al dan niet op de voorgrond heeft willen stellen.

36      Voorts heeft het Hof geoordeeld dat het beslissende criterium voor de indeling van de goederen in de GN moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen van de producten zoals deze ter inklaring worden aangeboden (zie arresten van 17 maart 1983, Dinter, 175/82, Jurispr. blz. 969, punt 10, en 27 mei 1993, Gausepohl‑Fleisch, C‑33/92, Jurispr. blz. I‑3047, punt 9). Deze objectieve kenmerken en eigenschappen van de producten moeten kunnen worden vastgesteld op het tijdstip van de inklaring (zie in die zin arresten van 8 februari 1990, Van de Kolk, C‑233/88, Jurispr. blz. I‑265, punt 12; 12 december 1996, Foods Import, C‑38/95, Jurispr. blz. I‑6543, punt 17, en 13 juli 2006, Anagram International, C‑14/05, Jurispr. blz. I‑6763, punt 26).

37      Bovendien kan de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie arresten van 1 juni 1995, Thyssen Haniel Logistic, C‑459/93, Jurispr. blz. I‑1381, punt 13, en 11 januari 2007, B. A. S. Trucks, C‑400/05, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 29).

38      Ten slotte heeft het Hof geoordeeld dat volgens artikel 2, sub a, van de algemene regels voor de interpretatie van de GN een niet-compleet of niet-afgewerkt product bij de tariefindeling moet worden gelijkgesteld met een compleet of afgewerkt product, voor zover het de essentiële kenmerken daarvan vertoont (zie arrest van 9 februari 1999, ROSE Elektrotechnic, C‑280/97, Jurispr. blz. I‑689, punt 18). Het onderdeel van het product moet voldoende groot of belangrijk zijn om het product een van zijn essentiële kenmerken te verlenen (zie in die zin arresten van 5 oktober 1994, Voogd Vleesimport en ‑export BV, C‑151/93, Jurispr. blz. I‑4915, punt 20, en 15 december 1994, GoldStar Europe, C‑401/93, Jurispr. blz. I‑5587, punten 26‑28).

39      Uit de toelichtingen volgt dat de camcorders die tot postonderverdeling 8525 40 91 behoren, verschillen van die van postonderverdeling 8525 40 99 doordat deze laatste niet alleen beelden en geluiden kunnen opnemen via de geïntegreerde camera of microfoon, maar ook van andere bronnen dan voormelde camera of microfoon afkomstige beelden en geluiden kunnen opnemen. Het essentiële kenmerk van een camcorder die onder postonderverdeling 8525 40 99 valt, is dus met name de dv-in-functie, dat wil zeggen de mogelijkheid om niet door de camera zelf geregistreerde beelden en geluiden op te nemen.

40      Deze capaciteit kan rechtstreeks voor de gebruiker toegankelijk zijn indien de producent erin heeft voorzien dat de dv-in-functie gemakkelijk kan worden geactiveerd, en deze activering in de aan de koper van het toestel verstrekte gebruiksaanwijzing wordt uitgelegd. Indien die procedure niet in deze handleiding is opgenomen, kan de dv-in-functie slechts als essentieel kenmerk van de camcorder worden beschouwd, indien de manipulatie gemakkelijk kan worden verricht door een gebruiker die niet over bijzondere bekwaamheden beschikt en zonder dat de camcorder daarbij materiële wijzigingen ondergaat. Het is dus noodzakelijk dat de camcorders vóór de activering van de dv-in-functie voorzien zijn van een structuur die het merendeel van de kenmerken van deze functie bevat en dat aan de elementen waarmee zij kan worden geactiveerd geen extern materiaal hoeft te worden toegevoegd.

41      Om de camcorder onder postonderverdeling 8525 40 99 te kunnen indelen is bovendien vereist dat, wanneer de manipulatie is verricht en de dv-in-functie is geactiveerd, de camcorder op analoge wijze functioneert als een andere camcorder die uitdrukkelijk voor de dv-in-functie is ontworpen. Inzonderheid moet de camcorder, evenals deze laatste, kunnen worden gebruikt om op autonome wijze zonder externe hard‑ of software van buiten inkomende beelden en geluiden op te nemen.

42      In de hoofdgedingen, blijkt uit de stukken van het dossier, met name de door de verwijzende rechter gelaste deskundigenonderzoeken, dat de manipulatie om de dv-in-functie van de camcorders te activeren vrij ingewikkeld is. Voor de camcorders van Medion moest op Internet een protocol voor bediening van de toetsen worden opgezocht en voor de camcorders van Canon moest software worden aangeschaft, terwijl voor alle toestellen een aansluiting op een pc en het gebruik van bepaalde benodigdheden zoals een „LANC”‑kabel noodzakelijk was. Overigens hebben Medion en Canon ter terechtzitting aangevoerd dat ook na activering van de dv-in-functie de camcorder op een pc moet zijn aangesloten om in deze modus te kunnen functioneren.

43      Gelet op deze overwegingen staat het aan de nationale rechter om te beoordelen hoe ingewikkeld de ingrepen zijn die moeten worden verricht om de dv-in-functie te activeren, en om te verifiëren of de camcorders in de hoofdgedingen op analoge en even autonome wijze functioneren als die welke met dv-in-functie worden aangeboden. In het geval dat de verwijzende rechter tot het oordeel komt dat de dv-in-functie gemakkelijk kan worden geactiveerd door een gebruiker die niet over bijzondere bekwaamheden beschikt en zonder dat de camcorder daarbij materiële wijzigingen ondergaat, en vaststelt dat deze als een camcorder met dv‑in-functie en op autonome wijze functioneert, dient de camcorder onder postonderverdeling 8525 40 99 te worden ingedeeld. Indien deze voorwaarden niet vervuld zijn, moeten deze camcorders onder postonderverdeling 8525 40 91 worden ingedeeld.

44      Bijgevolg moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat een camcorder slechts onder postonderverdeling 8525 40 99 van de GN kan worden ingedeeld, indien de functie om beelden en geluiden op te nemen die van andere bronnen dan de geïntegreerde camera of microfoon afkomstig zijn, op het tijdstip van de inklaring actief is of indien deze functie, ook al heeft de producent dit kenmerk niet op de voorgrond willen stellen, op een later tijdstip door een gebruiker die niet over bijzondere bekwaamheden beschikt door een eenvoudige manipulatie kan worden geactiveerd zonder dat de camcorder daarbij materiële wijzigingen ondergaat. Ingeval deze functie achteraf wordt geactiveerd, is tevens vereist dat, enerzijds, de camcorder na de activering van de functie op analoge wijze functioneert als een andere camcorder, waarvan de functie om beelden en geluiden op te nemen die van andere bronnen dan de geïntegreerde camera of microfoon afkomstig zijn, op het tijdstip van de inklaring actief is, en, anderzijds, dat hij op autonome wijze functioneert. Of aan deze voorwaarden is voldaan, moet op het tijdstip van de inklaring kunnen worden geverifieerd. Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of deze voorwaarden vervuld zijn. Indien deze voorwaarden niet vervuld zijn, moet de betrokken camcorder onder postonderverdeling 8525 40 91 van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld.

 Kosten

45      Ten aanzien van de partijen in de hoofdgedingen is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Derde kamer) verklaart voor recht:

Een camcorder kan slechts worden ingedeeld onder postonderverdeling 8525 40 99 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij de verordeningen (EG) nr. 2263/2000 van de Commissie van 13 oktober 2000, (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 en (EG) nr. 1789/2003 van de Commissie van 11 september 2003, indien de functie om beelden en geluiden op te nemen die van andere bronnen dan de geïntegreerde camera of microfoon afkomstig zijn, op het tijdstip van de inklaring actief is of indien deze functie, ook al heeft de producent dit kenmerk niet op de voorgrond willen stellen, op een later tijdstip door een gebruiker die niet over bijzondere bekwaamheden beschikt door een eenvoudige manipulatie kan worden geactiveerd zonder dat de camcorder daarbij materiële wijzigingen ondergaat. Ingeval deze functie achteraf wordt geactiveerd, is tevens vereist dat, enerzijds, de camcorder na de activering van de functie op analoge wijze functioneert als een andere camcorder, waarvan de functie om beelden en geluiden op te nemen die van andere bronnen dan de geïntegreerde camera of microfoon afkomstig zijn, op het tijdstip van de inklaring actief is, en, anderzijds, dat hij op autonome wijze functioneert. Of aan deze voorwaarden is voldaan, moet op het tijdstip van de inklaring kunnen worden geverifieerd. Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of deze voorwaarden vervuld zijn. Indien deze voorwaarden niet vervuld zijn, moet de betrokken camcorder onder postonderverdeling 8525 40 91 van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld.

ondertekeningen


* Procestaal: Duits.

Top