Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62005CJ0250

    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 26 oktober 2006.
    Turbon International GmbH tegen Oberfinanzdirektion Koblenz.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Hessisches Finanzgericht, Kassel - Duitsland.
    Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefposten - Indeling in gecombineerde nomenclatuur van inktcartridges die kunnen worden gebruikt in printers van merk Epson Stylus Color - Inkt (post 3215) - Delen en toebehoren van machines bedoeld bij post 8471 (post 8473).
    Zaak C-250/05.

    Jurisprudentie 2006 I-10531

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2006:681

    Zaak C‑250/05

    Turbon International GmbH

    tegen

    Oberfinanzdirektion Koblenz

    [verzoek van het Hessische Finanzgericht, Kassel (Duitsland), om een prejudiciële beslissing]

    „Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Indeling in gecombineerde nomenclatuur van inktcartridges die kunnen worden gebruikt in printers van merk Epson Stylus Color – Inkt (post 3215) – Delen en toebehoren van machines bedoeld in post 8471 (post 8473)”

    Conclusie van advocaat-generaal J. Kokott van 8 juni 2006 

    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 26 oktober 2006 

    Samenvatting van het arrest

    Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Inktcartridge zonder geïntegreerde printkop, die alleen kan worden gebruikt in printer van bepaald type – Indeling onder postonderverdeling 3215 90 80 van gecombineerde nomenclatuur


    Bijlage I bij verordening nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1734/96, dient aldus te worden uitgelegd dat een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop, die is samengesteld uit een kunststofbehuizing, schuimstof, een metaalzeef, dichtingen, een zegelfolie, een etiket, inkt en verpakkingsmateriaal en die, zowel wat de inktcartridge als wat de inkt betreft, alleen kan worden gebruikt in een printer van een bepaald type, volgens algemene regel 3 b voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur onder postonderverdeling 3215 90 80 van de gecombineerde nomenclatuurmoet worden ingedeeld.

    Ook al is de betrokken inktcartridge zo vervaardigd dat de printer zonder deze cartridge niet werkt, is de inkt in deze cartridge van doorslaggevend belang voor het gebruik van het betrokken product. De inktcartridge wordt immers niet in de printer geplaatst om deze te doen werken als zodanig, maar juist met het doel hem van inkt te voorzien. Hieruit volgt dat de inkt de cartridge zijn wezenlijk karakter verleent.

    In dit verband is de tariefindeling onder post 8473 van inktcartridges met geïntegreerde printkop die uit andere stoffen bestaan, niet noodzakelijkerwijs bepalend voor de tariefindeling van de betrokken inktcartridge.

    (cf. punten 23‑25 en dictum)




    ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)

    26 oktober 2006 (*)

    „Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Indeling in gecombineerde nomenclatuur van inktcartridges die kunnen worden gebruikt in printers van merk Epson Stylus Color – Inkt (post 3215) – Delen en toebehoren van machines bedoeld bij post 8471 (post 8473)”

    In zaak C‑250/05,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Hessische Finanzgericht, Kassel (Duitsland), bij beslissing van 14 april 2005, ingekomen bij het Hof op 15 juni 2005, in de procedure

    Turbon International GmbH, als rechtsopvolgster onder algemene titel van Kores Nordic Deutschland GmbH,

    tegen

    Oberfinanzdirektion Koblenz,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

    samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans (rapporteur), kamerpresident, R. Schintgen, J. Klučka, R. Silva de Lapuerta en L. Bay Larsen, rechters,

    advocaat-generaal: J. Kokott,

    griffier: K. Sztranc-Sławiczek, administrateur,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 1 juni 2006,

    gelet op de opmerkingen van:

    –       Turbon International GmbH, als rechtsopvolgster onder algemene titel van Kores Nordic Deutschland GmbH, vertegenwoordigd door D. Quednau en J. Metzner, Steuerberater,

    –       de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door R. Caudwell, C. White en T. Harris als gemachtigden, bijgestaan door O. Thomas, barrister,

    –       de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. Hottiaux als gemachtigde, bijgestaan door B. Wägenbauer, Rechtsanwalt,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 8 juni 2006,

    het navolgende

    Arrest

    1       Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de posten 3215 en 8473 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”), die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1734/96 van de Commissie van 9 september 1996 (PB L 238, blz. 1).

    2       Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de vennootschap Turbon International GmbH (hierna: „Turbon International”), gevestigd te Hattingen (Duitsland), als rechtsopvolgster onder algemene titel van Kores Nordic Deutschland GmbH, en de Oberfinanzdirektion Koblenz betreffende de tariefindeling van inktcartridges zonder geïntegreerde printkop, die bestemd zijn voor inktjetprinters van het merk Epson Stylus Color.

     Het rechtskader

     De GN

    3       De GN is bij verordening nr. 2658/87 ingesteld ten behoeve van zowel het gemeenschappelijk douanetarief als de statistieken van de buitenlandse handel van de Europese Gemeenschap. Zij is gebaseerd op het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”), dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie, en is ingevoerd bij het Internationaal Verdrag van Brussel van 14 juni 1983, dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1).

    4       In de ten tijde van de feiten van het hoofdgeding toepasselijke versie, die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 1734/96, bevatte de GN onder meer in afdeling VI, hoofdstuk 32, „Looi‑ en verfextracten; looizuur (tannine) en derivaten daarvan; pigmenten en andere kleur‑ en verfstoffen; verf en vernis; mastiek; inkt”, post 3215, „Drukinkt, schrijfinkt, tekeninkt en andere inktsoorten, ook indien geconcentreerd of in vaste vorm”, alsook postonderverdelingen 3215 90 10 en 3215 90 80, respectievelijk „schrijfinkt en tekeninkt” en „andere”.

    5       In afdeling XVI, hoofdstuk 84, „Kernreactoren, stoomketels, machines, toestellen en mechanische werktuigen, alsmede delen daarvan”, bevatte de GN onder meer post 8471, „Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen”, en postonderverdeling 8471 60 40, „afdrukeenheden”. Zij bevatte eveneens post 8473, „Delen en toebehoren (andere dan koffers, hoezen en dergelijke), waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor machines en toestellen bedoeld bij de posten 8469 tot en met 8472”, alsmede postonderverdeling 8473 30 90, „andere”.

    6       De algemene regels voor de uitlegging van de GN, die zijn opgenomen in het eerste deel, titel I, A, ervan, bepalen het volgende:

    „Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen.

    1.      De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

    2.      a) [...]

    b)      Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.

    3.      Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2, sub b, of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

    a)      de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

    b)      mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3, sub a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

    [...]”

     De GS-toelichtingen

    7       Op basis van artikel 6, lid 1, van het Internationaal Verdrag van 14 juni 1983 is bij de Internationale Douaneraad onder de naam „Comité voor het geharmoniseerde systeem” een comité ingesteld dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van elk van de verdragsluitende partijen. Dit comité heeft onder meer tot taak, wijzigingen van dit verdrag voor te stellen, alsmede toelichtingen, indelingsadviezen en andere adviezen voor de interpretatie van het GS op te stellen.

    8       Volgens punt VIII van de GS-toelichting op algemene regel 3 b, „[verschilt] het kenmerk dat het karakter van een goed bepaalt [...] per soort goederen. Het karakter van een goed kan, bijvoorbeeld, blijken uit de soort en aard van de stof of van de bestanddelen, uit hun omvang, hoeveelheid, gewicht, waarde of hun belang in verband met het gebruik ervan.”

     Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag

    9       Bij arrest van 7 februari 2002, Turbon International (C‑276/00, Jurispr. blz. I‑1389), heeft het Hof voor recht verklaard dat bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1734/96, aldus moet worden uitgelegd dat een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop, die is samengesteld uit een kunststofbehuizing, schuimstof, een metaalzeef, dichtingen, een zegelfolie, een etiket, inkt en verpakkingsmateriaal en die, zowel wat de cartridge als wat de inkt betreft, enkel kan worden gebruikt in een printer met de kenmerken van de inktjetprinters van het merk Epson Stylus Color, onder GN-postonderverdeling 3215 90 80 moet worden ingedeeld.

    10     Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat Turbon International naar aanleiding van voormeld arrest voor de verwijzende rechter het in punt 30 van dat arrest opgenomen element van de motivering van het Hof heeft betwist volgens hetwelk de mechanische en elektronische werking van de printer niet afhangt van de aanwezigheid van een inktcartridge als die in het hoofdgeding. Turbon International betoogt dat dit feitelijk onjuist is en dat het Hof er ten onrechte uit heeft afgeleid dat een inktcartridge als die in het hoofdgeding niet als „deel” van een printer in de zin van GN-post 8473 kan worden gekwalificeerd.

    11     In het kader van het vooronderzoek is voor de verwijzende rechter de werking van een Epson Stylus Color printer gedemonstreerd, waarbij verschillende werkwijzen zijn getoond.

    12     Volgens de verwijzende rechter heeft deze demonstratie het betoog van Turbon International bevestigd, namelijk dat de met een computer verbonden printer zonder of met slechts één inktcartridge niet reageert op het via deze computer gegeven bevel „printen”. In deze situatie worden geen gegevens van de computer naar de printer gezonden en beweegt de printkop zich niet heen en weer. Er wordt ook geen papier opgenomen. De printer geeft als het ware geen teken van leven.

    13     De verwijzende rechter voegt hieraan toe dat mét cartridges daarentegen, ongeacht of deze vol of leeg zijn, de printer na inbrenging ervan op gang komt, dat wil zeggen dat hij een interne mechanische operatie uitvoert die ervoor zorgt dat tussen de printkop in het toestel en de ingebrachte cartridges geen lucht in de leidingen meer aanwezig is. De gegevens worden van de computer naar de printer gezonden en de printkop begint te bewegen. Ook bij gebruik van lege inktcartridges neemt de printer papier op, met dien verstande evenwel dat bij gebruik van lege inktcartridges het blad papier uiteraard onbedrukt uit de printer komt.

    14     Gelet op deze vaststellingen vraagt de verwijzende rechter zich af of de betrokken inktcartridges niet toch als „deel” van een printer moeten worden gekwalificeerd en derhalve onder GN-post 8473 dienen te worden ingedeeld.

    15     Van oordeel dat de beslechting van het bij hem aanhangige geding afhangt van de uitlegging van de GN-posten 3215 en 8473, heeft het Hessische Finanzgericht, Kassel, de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

    „Moet – anders dan is beslist in het arrest van het Hof [Turbon International, reeds aangehaald], volgens hetwelk bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 [...], zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1734/96 [...], aldus moet worden uitgelegd dat een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop, die is samengesteld uit een kunststofbehuizing, schuimstof, een metaalzeef, dichtingen, een zegelfolie, een etiket, inkt en verpakkingsmateriaal en die, zowel wat de inktcartridge als wat de inkt betreft, enkel kan worden gebruikt in een printer met de kenmerken van de inktjetprinters van het merk Epson Stylus Color, moet worden ingedeeld onder GN-postonderverdeling 3215 90 80 – deze inktcartridge niet als deel of toebehoren van een printer onder GN-post 8473 worden ingedeeld, aangezien de mechanische en elektronische werking van de printer afhangt van de aanwezigheid van een dergelijke cartridge?”

     Beantwoording van de prejudiciële vraag

    16     Het is vaste rechtspraak dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-post zijn omschreven. De door de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de GN en door de Werelddouaneorganisatie voor het GS uitgewerkte toelichtingen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (arrest van 13 juli 2006, Anagram International, C‑14/05, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 20).

    17     Uit de rechtspraak van het Hof blijkt eveneens dat het begrip „deel” in de zin van GN-post 8473 de aanwezigheid veronderstelt van een geheel voor de werking waarvan dit deel noodzakelijk is (zie arrest van 19 oktober 2000, Peacock, C‑339/98, Jurispr. blz. I‑8947, punt 21).

    18     In casu blijkt uit de omstandige gegevens die de verwijzende rechter heeft meegedeeld, dat de cartridge zelf noodzakelijk is voor de werking van de printer. De cartridge zou dan ook als „deel” kunnen worden gekwalificeerd en daarom onder GN-postonderverdeling 8473 30 90 kunnen worden ingedeeld.

    19     Zoals de advocaat-generaal in de punten 72 en 74 van haar conclusie heeft opgemerkt, kan de inkt in de cartridge evenwel niet als deel van de printer worden aangemerkt. Een inktcartridge als in het hoofdgeding bestaat namelijk uit twee elementen die, afzonderlijk genomen, elk kunnen worden ingedeeld onder een post, te weten GN-postonderverdelingen 3215 90 80 en 8473 30 90, zonder dat een van deze posten evenwel het product in zijn geheel kan omvatten.

    20     Daar het litigieuze product uit verscheidene stoffen bestaat en geen van de twee hierboven genoemde postonderverdelingen een meer specifieke omschrijving dan de andere bevat, kan voor de indeling van dit product enkel een beroep worden gedaan op algemene regel 3 b (zie in die zin arrest van 21 juni 1988, Sportex, 253/87, Jurispr. blz. 3351, punt 7).

    21     Krachtens deze algemene regel moet voor de tariefindeling van een product worden vastgesteld aan welke van de stoffen waaruit het is samengesteld, het zijn wezenlijke karakter ontleent. Daartoe moet worden nagegaan, of het product ook zonder het een of andere bestanddeel zijn kenmerkende eigenschappen behoudt (arrest Sportex, reeds aangehaald, punt 8; zie in die zin eveneens arresten van 10 mei 2001, VauDe Sport, C‑288/99, Jurispr. blz. I‑3683, punt 25, en Turbon International, reeds aangehaald, punt 26).

    22     Evenzo kan blijkens punt VIII van de GS-toelichting op algemene regel 3 b het voor het karakter van een goed bepalende kenmerk naargelang de soort goederen bijvoorbeeld blijken uit de soort en aard van de stof of van de bestanddelen, uit hun omvang, hoeveelheid, gewicht, waarde of hun belang in verband met het gebruik ervan.

    23     Ofschoon een inktcartridge als in het hoofdgeding zo vervaardigd is dat de printer zonder deze cartridge niet werkt, is de inkt in deze cartridge van doorslaggevend belang voor het gebruik van het betrokken product. De inktcartridge wordt immers niet in de printer geplaatst om deze te doen werken als zodanig, maar juist met het doel hem van inkt te voorzien. Hieruit volgt dat de inkt een inktcartridge als in het hoofdgeding zijn wezenlijk karakter verleent.

    24     Aan deze uitlegging wordt niet afgedaan door het argument van verzoekster in het hoofdgeding dat inktcartridges met geïntegreerde printkop onder GN-post 8473 worden ingedeeld. Aangezien dergelijke inktcartridges immers bestaan uit andere stoffen dan de inktcartridges die in het hoofdgeding aan de orde zijn, is de tariefindeling van eerstgenoemde producten niet noodzakelijkerwijs bepalend voor de tariefindeling van laatstgenoemde producten.

    25     Derhalve moet op de voorgelegde vraag worden geantwoord dat bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1734/96, aldus dient te worden uitgelegd dat een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop, die is samengesteld uit een kunststofbehuizing, schuimstof, een metaalzeef, dichtingen, een zegelfolie, een etiket, inkt en verpakkingsmateriaal en die, zowel wat de inktcartridge als wat de inkt betreft, enkel kan worden gebruikt in een printer met de kenmerken van de inktjetprinters van het merk Epson Stylus Color, moet worden ingedeeld onder GN-postonderverdeling 3215 90 80.

     Kosten

    26     Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

    Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart voor recht:

    Bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1734/96 van de Commissie van 9 september 1996, dient aldus te worden uitgelegd dat een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop, die is samengesteld uit een kunststofbehuizing, schuimstof, een metaalzeef, dichtingen, een zegelfolie, een etiket, inkt en verpakkingsmateriaal en die, zowel wat de inktcartridge als wat de inkt betreft, enkel kan worden gebruikt in een printer met de kenmerken van de inktjetprinters van het merk Epson Stylus Color, moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 3215 90 80 van de gecombineerde nomenclatuur.

    ondertekeningen


    * Procestaal: Duits.

    Top