Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62004CJ0040

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 8 september 2005.
    Strafzaak tegen Syuichi Yonemoto.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Korkein oikeus - Finland.
    Onderlinge aanpassing van wetgevingen - Machines - Richtlijn 98/37/EG - Verenigbaarheid van nationale wettelijke regeling die importeur verplicht veiligheid te controleren van machine die vergezeld gaat van EG-verklaring van overeenstemming.
    Zaak C-40/04.

    Jurisprudentie 2005 I-07755

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2005:519

    Zaak C‑40/04

    Strafzaak

    tegen

    Syuichi Yonemoto

    (verzoek van de Korkein oikeus om een prejudiciële beslissing)

    „Harmonisatie van wetgevingen – Machines – Richtlijn 98/37/EG – Verenigbaarheid daarmee van nationale wettelijke regeling die importeur verplicht veiligheid te controleren van machine die vergezeld gaat van EG-verklaring van overeenstemming”

    Conclusie van advocaat-generaal L. A. Geelhoed van 10 maart 2005 

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 8 september 2005 

    Samenvatting van het arrest

    1.     Harmonisatie van wetgevingen – Machines – Richtlijn 98/37 – Verplichtingen rustend op importeur in lidstaat van in andere lidstaat vervaardigde machine die is voorzien van CE-markering en vergezeld gaat van EG-verklaring van overeenstemming – Grenzen – Nationale bepalingen die importeur verplichten, erop toe te zien dat die machine aan fundamentele veiligheids‑ en gezondheidsvoorschriften van richtlijn voldoet – Ontoelaatbaarheid

    (Richtlijn 98/37 van het Europees Parlement en de Raad)

    2.     Harmonisatie van wetgevingen – Machines – Richtlijn 98/37 – Verplichtingen rustend op importeur in lidstaat van in andere lidstaat vervaardigde machine – Grenzen – Verificatie van markering van machine – Opstelling van vertalingen – Verplichting tot samenwerking met nationale autoriteiten – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

    (Art. 28 EG en 30 EG; richtlijn 98/37 van het Europees Parlement en de Raad)

    3.     Harmonisatie van wetgevingen – Machines – Richtlijn 98/37 – Bevoegdheid voor lidstaten om schendingen van communautaire regeling strafbaar te stellen – Omvang

    (Art. 10 EG en 249, derde alinea, EG; richtlijn 98/37 van het Europees Parlement en de Raad)

    1.     De bepalingen van richtlijn 98/37, betreffende machines, verzetten zich tegen de toepassing van nationale bepalingen op grond waarvan de importeur in een lidstaat van een in een andere lidstaat vervaardigde machine die voorzien is van de CE-markering en vergezeld gaat van een EG-verklaring van overeenstemming, erop moet toezien dat die machine aan de fundamentele veiligheids‑ en gezondheidsvoorschriften van die richtlijn voldoet.

    Het voornaamste doel van die richtlijn, namelijk het vereenvoudigen van de modaliteiten voor de vaststelling van de overeenstemming van de machines teneinde het vrije verkeer van die machines binnen de interne markt zo veel mogelijk zeker te stellen, zou immers worden doorkruist indien ondernemers die na de fabrikant komen, met name importeurs die machines van de ene in de andere lidstaat invoeren, eveneens aansprakelijk konden worden gesteld voor de overeenstemming van die machines.

    (cf. punten 45‑46, 61, dictum 1)

    2.     De bepalingen van richtlijn 98/37, betreffende machines, verzetten zich niet tegen de toepassing van nationale bepalingen die de importeur in een lidstaat van een in een andere lidstaat vervaardigde machine verplichten:

    – zich vóór de levering van de machine aan de gebruiker ervan te vergewissen dat deze voorzien is van de CE-markering en vergezeld gaat van de EG-verklaring van overeenstemming met een vertaling in de taal of één van de talen van de lidstaat van invoer, alsmede van een gebruiksaanwijzing met een vertaling in de taal of talen van die staat,

    – na de levering van de machine aan de gebruiker alle nuttige informatie en medewerking aan de nationale controleautoriteiten te geven, wanneer blijkt dat die machine een gevaar oplevert voor de veiligheid of de gezondheid, op voorwaarde dat dergelijke vereisten niet erop neerkomen dat de importeur verplicht wordt om zelf na te gaan of de machine in overeenstemming is met de fundamentele veiligheids‑ en gezondheidsvoorschriften van de richtlijn.

    (cf. punten 48‑49, 52, 61, dictum 2)

    3.     Richtlijn 98/37, betreffende machines, legt de lidstaten weliswaar geen precieze verplichting op met betrekking tot de sanctieregeling, doch daaruit kan niet worden afgeleid dat nationale bepalingen die overtreding van de verplichtingen uit hoofde van de wettelijke regeling ter uitvoering van de richtlijn met straf bedreigen, onverenigbaar zijn met de richtlijn. In het kader van de hun bij artikel 249, derde alinea, EG toegekende vrijheid zijn de lidstaten immers verplicht, de meest passende vormen en middelen te kiezen om het nuttig effect van richtlijnen te verzekeren en ingevolge artikel 10 EG zijn zij gehouden, in voormelde omstandigheden alle passende maatregelen te nemen om de doeltreffende toepassing van het gemeenschapsrecht te verzekeren.

    Derhalve moeten de artikelen 10 EG en 249, derde alinea, EG aldus worden uitgelegd dat zij een lidstaat niet verbieden te voorzien in strafsancties teneinde de nakoming te verzekeren van de bij richtlijn 98/37 opgelegde verplichtingen, mits die sancties even zwaar zijn als die welke gelden voor vergelijkbare, even ernstige overtredingen van het nationale recht, en in ieder geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    (cf. punten 57‑61, dictum 3)




    ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

    8 september 2005 (*)

    „Onderlinge aanpassing van wetgevingen – Machines – Richtlijn 98/37/EG – Verenigbaarheid van nationale wettelijke regeling die importeur verplicht veiligheid te controleren van machine die vergezeld gaat van EG-verklaring van overeenstemming”

    In zaak C‑40/04,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Korkein oikeus (Finland) bij beslissing van 30 januari 2004, ingekomen bij het Hof op 3 februari 2004, in de strafzaak tegen

    Syuichi Yonemoto,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

    samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, K. Lenaerts, J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur), E. Juhász en M. Ilešič, rechters,

    advocaat-generaal: L. A. Geelhoed,

    griffier: K. Sztranc, administrateur,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 13 januari 2005,

    gelet op de opmerkingen van:

    –       S. Yonemoto, vertegenwoordigd door P. Jäntti, asianajaja,

    –       het Virallinen syyttäjä (openbaar ministerie), vertegenwoordigd door J. Kivistö, procureur bij het Gerecht van eerste aanleg te Helsinki,

    –       de Finse regering, vertegenwoordigd door T. Pynnä als gemachtigde,

    –       de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en R. Loosli-Surrans als gemachtigden,

    –       de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door B. Schima en P. Aalto als gemachtigden,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 10 maart 2005,

    het navolgende

    Arrest

    1       Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van richtlijn 98/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende machines (PB L 207, blz. 1), alsmede van de artikelen 28 EG en 30 EG.

    2       Dit verzoek is ingediend in het kader van een strafzaak tegen S. Yonemoto, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de importeur van een machine die de oorzaak was van een arbeidsongeval waardoor een van de gebruikers van die machine ernstige verwondingen heeft opgelopen.

     Rechtskader

     Communautaire regeling

    3       Richtlijn 98/37 geeft de fundamentele voorschriften waaraan machines op het gebied van de veiligheid en de gezondheid moeten voldoen. Zij vervangt en codificeert richtlijn 89/392/EEG van de Raad van 14 juni 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende machines (PB L 183, blz. 9), die herhaaldelijk is gewijzigd.

    4       Artikel 2, leden 1 en 2, van richtlijn 98/37 bepaalt:

    „1.      De lidstaten treffen alle dienstige maatregelen om ervoor te zorgen dat de machines of veiligheidscomponenten waarop deze richtlijn van toepassing is, uitsluitend in de handel kunnen worden gebracht en in bedrijf gesteld indien zij geen gevaar opleveren voor de veiligheid en de gezondheid van personen [...] en indien zij op passende wijze worden geïnstalleerd en onderhouden en overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt.

    2.      De bepalingen van deze richtlijn doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om, met inachtneming van het Verdrag, de eisen voor te schrijven die zij noodzakelijk achten ter bescherming van personen, inzonderheid van werknemers, bij het gebruik van de bedoelde machines of veiligheidscomponenten, voorzover deze voorschriften geen wijzigingen inhouden van deze machines of veiligheidscomponenten ten opzichte van de bepalingen van deze richtlijn.”

    5       Artikel 3 van deze richtlijn luidt:

    „De machines en veiligheidscomponenten waarop deze richtlijn van toepassing is, moeten voldoen aan de in bijlage I opgenomen fundamentele veiligheids‑ en gezondheidsvoorschriften.”

    6       Artikel 4, lid 1, van deze richtlijn preciseert:

    „De lidstaten mogen het op hun grondgebied in de handel brengen en in bedrijf stellen van machines en veiligheidscomponenten die voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn, niet verbieden, beperken of verhinderen.”

    7       Artikel 5, leden 1 en 2, van deze richtlijn luidt:

    „1.      De lidstaten beschouwen als in overeenstemming te zijn met het bepaalde in deze richtlijn, met inbegrip van de conformiteitsbeoordelingsprocedures van hoofdstuk II:

    –       machines die voorzien zijn van de CE-markering en vergezeld gaan van de in bijlage II, deel A, bedoelde EG-verklaring van overeenstemming;

    –       veiligheidscomponenten die vergezeld gaan van de in bijlage II, deel C, bedoelde EG-verklaring van overeenstemming.

    Bij ontbreken van geharmoniseerde normen treffen de lidstaten de maatregelen die zij nodig achten om de betrokken partijen in kennis te stellen van de bestaande nationale normen en technische specificaties die van belang of nuttig worden geacht voor de juiste toepassing van de fundamentele veiligheids‑ en gezondheidsvoorschriften van bijlage I.

    2.      Wanneer een nationale norm die de omzetting is van een geharmoniseerde norm, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen is gepubliceerd, een of meer fundamentele veiligheidsvoorschriften omvat, wordt aangenomen dat de volgens deze norm gebouwde machine of veiligheidscomponent voldoet aan de desbetreffende fundamentele voorschriften.

    De lidstaten publiceren de referenties van de nationale normen die een omzetting zijn van de geharmoniseerde normen.

    [...]”

    8       Artikel 7 van richtlijn 98/37 bepaalt:

    „1.      Wanneer een lidstaat vaststelt dat

    –       machines die voorzien zijn van de CE-markering, of

    –       veiligheidscomponenten die vergezeld gaan van de EG-verklaring van overeenstemming,

    bij gebruik overeenkomstig hun gebruiksdoel, de veiligheid van personen [...] in gevaar dreigen te brengen, neemt hij alle nodige maatregelen om de machines of de veiligheidscomponenten uit de handel te nemen, het in de handel brengen en in bedrijf stellen te verbieden of het vrije verkeer ervan te beperken.

    De lidstaat stelt de Commissie onmiddellijk van deze maatregel in kennis en geeft de redenen van zijn besluit aan [...]

    [...]

    3.      Wanneer

    –       een machine die niet in overeenstemming is, de CE-markering draagt, of

    –       een veiligheidscomponent die niet in overeenstemming is, vergezeld gaat van een EG-verklaring van overeenstemming,

    neemt de bevoegde lidstaat passende maatregelen tegen degene die de markering heeft aangebracht of de verklaring heeft opgesteld en stelt hij de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis.

    [...]”

    9       Artikel 8 van deze richtlijn luidt:

    „1.      De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde moet, om te kunnen verklaren dat zijn machines en veiligheidscomponenten in overeenstemming met deze richtlijn zijn, voor elke gefabriceerde machine, respectievelijk veiligheidscomponent, een EG-verklaring van overeenstemming opstellen bestaande uit de in bijlage II, deel A, respectievelijk deel C, vermelde onderdelen.

    Voor machines geldt bovendien dat de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde op de machine de CE-markering moet aanbrengen.

    2.      Voordat de machine in de handel wordt gebracht, moet de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde:

    [...]

    b)      indien bijlage IV op de machine van toepassing is en de fabricage niet of slechts gedeeltelijk volgens de in artikel 5, lid 2, bedoelde normen heeft plaatsgevonden, of indien zulke normen ontbreken, een model van de machine aan het in bijlage VI bedoelde EG-typeonderzoek onderwerpen;

    [...]

    4.      [...]

    Bij toepassing van lid 2, sub b [...] moet de EG-verklaring van overeenstemming de overeenstemming vaststellen met het model dat een EG-typeonderzoek heeft ondergaan.

    [...]”

    10     Bijlage I, punt 1.7.3, bij richtlijn 98/37 bepaalt dat op elke machine, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar, ten minste een aantal gegevens moet zijn aangebracht, namelijk de naam van de fabrikant en zijn adres, de CE‑markering, de serie‑ of typeaanduiding, het serienummer, voorzover bestaand, en het bouwjaar. Volgens datzelfde punt moeten op de machine, afhankelijk van de aard ervan, tevens alle noodzakelijke aanwijzingen worden vermeld voor een veilig gebruik (bijvoorbeeld draaisnelheid).

    11     Bijlage I, punt 1.7.4, sub a tot en met d, bij deze richtlijn luidt:

    „a)      Bij elke machine moet een gebruiksaanwijzing zijn gevoegd [...]

    b)      De gebruiksaanwijzing wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde opgesteld in één van de talen van de Gemeenschap. Bij de inbedrijfstelling moet elke machine vergezeld gaan van een vertaling van de gebruiksaanwijzing in de taal/talen van het land waar de machine wordt gebruikt plus de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing. De vertaling wordt gemaakt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde dan wel door degene die de machine in het betreffende taalgebied invoert. [...]

    c)      De gebruiksaanwijzing moet de tekeningen en schema’s bevatten die noodzakelijk zijn voor de inbedrijfstelling, het onderhoud, de inspectie, de controle van de goede werking, en eventueel de reparatie van de machine alsmede alle dienstige aanwijzingen, met name op veiligheidsgebied.

    d)      Geen enkele documentatie over de machine mag wat de veiligheidsaspecten betreft, in strijd zijn met de gebruiksaanwijzing. [...]”

    12     Bijlage II, A, bij richtlijn 98/37 preciseert:

    „De EG-verklaring van overeenstemming moet de volgende gegevens bevatten:

    –       naam en adres van de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde [...]

    –       beschrijving van de machine [...]

    –       alle relevante bepalingen waaraan de machine voldoet;

    –       in voorkomend geval, naam en adres van de instantie waarvan kennisgeving is gedaan en nummer van het EG-typeonderzoek;

    [...]

    –       in voorkomend geval, een verwijzing naar de geharmoniseerde normen;

    –       in voorkomend geval, een verwijzing naar de nationale technische normen en specificaties die zijn gebruikt;

    –       identiteit van de ondertekenaar die gemachtigd is verplichtingen voor de fabrikant of de in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde aan te gaan.”

    13     De eerste voetnoot van bijlage II, A, bij deze richtlijn luidt:

    „[De EG-verklaring van overeenstemming] moet in dezelfde taal worden opgesteld als de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing [...], en wel in machineschrift of drukletters. Zij moet vergezeld gaan van een vertaling in één van de talen van het land waar de machine wordt gebruikt. Voor het maken van deze vertaling gelden dezelfde voorwaarden als voor de vertaling van de gebruiksaanwijzing.”

     Nationale regeling

    14     § 40 van de wet inzake de veiligheid op het werk (työturvallisuuslaki) luidt in de ten tijde van de feiten van het hoofdgeding geldende versie:

    „De fabrikant, de importeur of de verkoper van een machine, een toestel of een ander technisch apparaat dan wel iemand die een dergelijk voorwerp op de markt brengt of in gebruik laat nemen, dient ten aanzien van eenieder ervoor te zorgen dat:

    1)      het voorwerp, wanneer het op de markt wordt gebracht of bij levering teneinde alhier te worden gebruikt, geen ongeval kan veroorzaken noch een gevaar kan opleveren voor de gezondheid;

    2)      het voorwerp is ontworpen, gefabriceerd en indien nodig geïnspecteerd overeenkomstig hetgeen daarover nader is bepaald en geregeld;

    3)      het voorwerp is voorzien van voor normaal gebruik noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen, de nodige merktekens en andere verklaringen over de conformiteit van het voorwerp.

    Het voorwerp dient vergezeld te zijn van een gebruiksaanwijzing waarin gegevens zijn vervat over de installatie, het gebruik en het onderhoud van het voorwerp. Zo nodig zijn daarbij aanwijzingen gevoegd over de reiniging en de gebruikelijke reparatie‑ en afstellingswerkzaamheden alsmede de maatregelen die bij gewone probleemsituaties moeten worden getroffen. Deze werkzaamheden dienen betrokken te worden bij de beoordeling van de noodzaak van veiligheidsvoorzieningen.”

    15     Op grond van het Fins wetboek van strafrecht kan een opzettelijk of door nalatigheid begane overtreding van deze bepalingen worden bestraft als inbreuk op de veiligheid op het werk, dood door nalatigheid, het toebrengen van lichamelijk letsel door nalatigheid, dood als gevolg van grove nalatigheid of het toebrengen van lichamelijk letsel als gevolg van grove nalatigheid.

    16     Naast deze strafrechtelijke sancties brengt de niet-nakoming van de verplichtingen van § 40 van de wet inzake de veiligheid op het werk op grond van de wet op schadevergoedingen (vahingonkorvauslaki) de verplichting mee, de ontstane schade te vergoeden.

     Hoofdgeding en prejudiciële vragen

    17     De vennootschap Ama-Prom Oy, waarvan Yonemoto algemeen directeur is, is importeur van machines, waaronder kantbanken. In 1995 heeft Ama-Prom Oy een in Frankrijk door de Franse vennootschap Amada Europe vervaardigde kantbank in Finland ingevoerd en deze verkocht aan de Finse vennootschap Peltitarvike Oy.

    18     Bij invoer was deze kantbank voorzien van de CE-markering. De fabrikant heeft voor deze machine een verklaring van overeenstemming overgelegd die luidt als volgt:

    „The undersigned manufacturer AMADA EUROPE [adres] certifies that the new below designated equipment: hydraulic press‑brake 80.25 type ITS2 no Series B50412 complies with the regulations applicable to it:

    –       European Reference: 89/392/EEC Directive

    –       European Standards: EN 292-1, EN 292-2, EN 294, EN 394, EN 418, EN 457, EN 60204.

    The AIF/S, Organism authorized by the act from the Labour Department on 11/08/1992, has granted a type-tested certificate of conformity CE for the machine of the ITS2 type under the number 384‑090A‑0004‑11‑94 (no AIF/S), on 08/11/94.”

    19     Niettemin heeft de Helsingin käräjäoikeus (gerecht van eerste aanleg te Helsinki) de volgende feitelijke vaststellingen ten aanzien van deze machine gedaan:

    –       wanneer een schakelaar met behulp van een sleutel in stand 2 was gezet, kon de machine met het voetpedaal op volle snelheid in werking worden gesteld;

    –       door het indrukken van de noodstop van de machine werd alleen de stroom naar de bediening onderbroken, maar de elektriciteitstoevoer sloeg niet af en de hydraulische pomp bleef in werking;

    –       bij het indrukken van de noodstop openden de contacten zich minder dan één millimeter, maar voor vergrendeling in de stoppositie diende de knop nog een paar millimeter verder te worden ingedrukt. De noodstop was moeilijk in te drukken;

    –       de gebruiksaanwijzing van de machine was niet geheel in het Fins gesteld, het bedieningspaneel verschilde van het paneel op de tekening in de gebruiksaanwijzing en de gebruiksaanwijzing was te summier en gebrekkig om de machine volledig veilig te kunnen gebruiken;

    –       de machine werd gewoonlijk door middel van het voetpedaal op hoge werksnelheid in werking gezet, terwijl er geen andere veiligheidsvoorzieningen ter bescherming van de handen aanwezig waren dan een tweehandenbediening en het bij Peltitarvike Oy gangbare praktijk was om die niet te gebruiken;

    –       de noodstop werd gebruikt voor het stopzetten van de machine ten behoeve van het dagelijks, in zekere zin routinematig wisselen van de messen, waarvoor de noodstop niet was bestemd. Een veilige werkwijze zou zijn geweest dat de stroom werd afgezet of dat door middel van de schakelaar op het bedieningspaneel werd gekozen voor een langzame werksnelheid.

    20     Op 17 november 1998 had R. Pöyry, werknemer van de vennootschap Peltitarvike Oy, een ernstig ongeluk op het werk toen hij U. Pursiainen, de voorman, hielp om de messen van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kantbank te vervangen. Daartoe had Pursiainen de noodstop in werking gesteld teneinde de stroom uit te schakelen. Bij die vervanging raakte Pöyry per ongeluk met zijn voet het pedaal van de machine. Ofschoon de stroom door de noodstop was uitgeschakeld, had het aanraken van het voetpedaal een snelle persbeweging tot gevolg, waardoor acht vingers van Pöyry tussen de messen kwamen en werden afgesneden.

    21     De käräjäoikeus, waar de strafzaak diende, veroordeelde Yonemoto tot een boete van dertig dagen salaris wegens overtreding van § 40 van de wet inzake de veiligheid op het werk en wegens het toebrengen van lichamelijk letsel door nalatigheid, en veroordeelde hem tot betaling aan Pöyry van een totaalbedrag van 26 953,80 EUR aan schadevergoeding. De bedrijfsleider van de vennootschap Peltitarvike Oy en Pursiainen werden eveneens veroordeeld wegens overtreding van die wet en wegens het toebrengen van lichamelijk letsel door nalatigheid, alsmede tot betaling van een schadevergoeding aan Pöyry.

    22     In beroep werd de veroordeling van Yonemoto door de Helsingin hovioikeus (hof van beroep te Helsinki) bevestigd. Deze rechterlijke instantie veroordeelde Yonemoto tot een boete van vijftig dagen salaris en tot betaling van een totaalbedrag van 21 908,16 EUR aan schadevergoeding.

    23     De käräjäoikeus en de hovioikeus stelden zich op het standpunt dat Yonemoto in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de importeur ten dele aansprakelijk was voor de gebreken die aan het ongeluk van Pöyry hadden bijgedragen. Volgens deze rechterlijke instanties moest de importeur ervoor zorgen dat de geleverde en gebruikte machines volgens de geldende regels waren ontworpen en gefabriceerd. Om volledig aan deze verplichting te voldoen, volstond het niet dat de machine was voorzien van een CE-markering en dat de fabrikant schriftelijk had verzekerd dat de machine aan de geldende normen voldeed.

    24     Yonemoto heeft hogere voorziening ingesteld bij de Korkein oikeus (Hooggerechtshof) en vordert ontslag van rechtsvervolging en vernietiging van de veroordeling tot schadevergoeding. Subsidiair vordert hij vermindering van de straf en van het bedrag van de schadevergoeding waartoe hij is veroordeeld.

    25     Yonemoto betwist het standpunt dat de importeur zichzelf ervan moet vergewissen dat een machine volgens de erkende normen is ontworpen en gefabriceerd, wanneer deze voorzien is van een CE-markering, een verklaring van overeenstemming en instructies voor het gebruik en onderhoud ervan. Hij meent dat de Finse bestuursorganen en gerechtelijke autoriteiten, zonder inbreuk te maken op artikel 28 EG, niet kunnen verlangen dat een importeur een machine van een in een andere lidstaat goedgekeurd model die voorzien is van een CE‑markering, in Finland laat onderzoeken. De importeur dient zich er alleen van te vergewissen dat de fabrikant van een daartoe erkende instantie een verklaring heeft gekregen dat het type machine aan de communautaire normen voldoet, dat hij deze machine heeft geleverd met een CE-markering en met de gebruiksaanwijzing en instructies voor onderhoud, en dat hij een verklaring van overeenstemming heeft overgelegd.

    26     Aangezien hij twijfels had over de vraag, of een lidstaat een importeur van machines zó uitgebreide verplichtingen kan opleggen als in § 40 van de wet inzake de veiligheid op het werk zijn voorzien, heeft de Korkein oikeus de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen voorgelegd:

    „1)      Welke grenzen stelt het gemeenschapsrecht, inzonderheid gelet op richtlijn 98/37 [...] en de artikelen 28 EG en 30 EG, aan de verplichtingen die naar nationaal recht kunnen worden opgelegd aan de importeur (of andere distributeur) van een machine die is voorzien van een CE-markering met betrekking tot de veiligheidsaspecten van een machine

    –       vóór de wederverkoop van de machine en

    –       na die verkoop?

    2)      Met name wordt opheldering gevraagd over de volgende punten:

    a)      In welke mate en onder welke voorwaarden zijn de handelings‑ en controleverplichtingen die met betrekking tot de veiligheid op een importeur (of andere distributeur) van een met een CE-markering voorziene machine rusten, naar gemeenschapsrecht gerechtvaardigd?

    b)      Is het bij de toetsing van de aan een importeur (of andere distributeur) opgelegde verplichtingen aan het gemeenschapsrecht van belang, met welk soort veiligheidsgebrek de machine is behept, en zo ja, in welke mate?

    c)      Zijn – en zo ja, in hoeverre – de [in punt 14 van het onderhavige arrest genoemde] bepalingen van § 40 van de wet inzake de veiligheid op het werk in strijd met het gemeenschapsrecht, gelet op de [in de verwijzingsbeslissing in extenso beschreven en in de punten 15 en 16 van het onderhavige arrest samengevatte] strafrechtelijke en civielrechtelijke gevolgen in geval van schending van die bepalingen?”

     Beantwoording van de prejudiciële vragen

     Inleidende opmerkingen

    27     Vooraf zij eraan herinnerd dat het in het kader van een verzoek om een prejudiciële beslissing niet aan het Hof staat om zich uit te spreken over de verenigbaarheid van bepalingen van nationaal recht met het gemeenschapsrecht.

    28     De verwijzende rechter vraagt het Hof in wezen om te preciseren welke verplichtingen richtlijn 98/37 en de artikelen 28 EG en 30 EG opleggen aan de importeur van een in de ene lidstaat vervaardigde en in een andere lidstaat ingevoerde machine, alsmede welke sancties een lidstaat kan opleggen wegens niet-nakoming van die verplichtingen. In de eerste plaats moeten de verplichtingen van de importeur worden onderzocht.

     Verplichtingen van de importeur

    29     Beklemtoond zij dat het onderzoek van deze vraag alleen betrekking heeft op de situatie van de importeur in een lidstaat die een in een andere lidstaat vervaardigde machine invoert. Volgens de opzet van richtlijn 98/37 moet deze situatie worden onderscheiden van die van de importeur in de Europese Gemeenschap die een buiten de Gemeenschap vervaardigde machine invoert. Dit arrest heeft niet tot doel, laatstgenoemde situatie te onderzoeken.

    30     Met betrekking tot de toepassing ratione temporis van richtlijn 98/37 blijkt uit de overwegingen 1 en 25 alsmede uit artikel 14 van en bijlage VIII, B, bij deze richtlijn dat zij richtlijn 89/392, die herhaaldelijk is gewijzigd, codificeert en de verplichtingen van de lidstaten wat betreft de tijdslimieten voor de omzetting in nationaal recht en die voor de toepassing van laatstgenoemde richtlijn en van de wijzigingsrichtlijnen daarvan, onverlet laat. Zelfs al vloeien de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verplichtingen voort uit richtlijn 89/392 of uit een van de wijzigingsrichtlijnen daarvan, artikel 14, tweede alinea, van richtlijn 98/37 bepaalt dat verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen moeten gelden als verwijzingen naar de overeenkomstige bepalingen van richtlijn 98/37.

    31     Volgens de overwegingen 2, 6, 7 en 9 beoogt richtlijn 98/37 het vrije verkeer van machines binnen de interne markt te verzekeren en te voldoen aan de dwingende en fundamentele eisen die op het vlak van veiligheid en gezondheid aan deze machines worden gesteld, door de nationale regelingen op het gebied van certificatie en de verklaring van overeenstemming te vervangen door een geharmoniseerde regeling. Daartoe geeft die richtlijn in het bijzonder in artikel 3 en in bijlage I een opsomming van de fundamentele veiligheids‑ en gezondheidsvoorschriften waaraan de in de lidstaten vervaardigde machines en veiligheidscomponenten moeten voldoen. Op grond van artikel 4 van de richtlijn mogen de lidstaten het in de handel brengen van machines die aan die fundamentele voorschriften voldoen, niet beperken.

    32     Volgens artikel 5 van richtlijn 98/37 worden machines die voorzien zijn van de CE-markering en vergezeld gaan van de EG-verklaring van overeenstemming beschouwd als in overeenstemming te zijn met de richtlijn.

    33     Artikel 8, lid 1, van deze richtlijn bepaalt dat de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde op de machine de CE‑markering moet aanbrengen en de EG‑verklaring van overeenstemming moet opstellen.

    34     Uit overweging 20 van richtlijn 98/37 volgt dat in de regel enkel de fabrikanten voor eigen verantwoordelijkheid verklaringen laten opstellen inzake de overeenstemming van hun machines met de fundamentele veiligheids‑ en gezondheidsvoorschriften van de richtlijn.

    35     Niettemin is volgens overweging 21 van die richtlijn een meer dwingende certificatieprocedure gewenst voor bepaalde soorten machines met een verhoogd risico. Dit is het geval voor kantbanken als in het hoofdgeding aan de orde zijn.

    36     Artikel 8, lid 2, sub b, van richtlijn 98/37 bepaalt namelijk dat „[v]oordat de machine in de handel wordt gebracht, [...] de fabrikant [...], indien bijlage IV op de machine van toepassing is en de fabricage [...] heeft plaatsgevonden [bij gebreke van geharmoniseerde] normen [...], een model van de machine aan het in bijlage VI bedoelde EG-typeonderzoek [moet] onderwerpen”.

    37     Bijlage IV, A, punt 9, bij richtlijn 98/37 heeft betrekking op kantbanken. Volgens de aan het Hof verstrekte informatie is de geharmoniseerde norm voor kantbanken, te weten EN 12622, pas in september 2001 vastgesteld, dat wil zeggen na het ongeval dat aan het hoofdgeding ten grondslag ligt. Hieruit volgt dat een machine als in het hoofdgeding aan de orde is aan het in bijlage VI bij die richtlijn bedoelde EG-typeonderzoek moet worden onderworpen.

    38     Op grond van punt 1 van laatstgenoemde bijlage wordt het EG‑typeonderzoek verricht door een derde instantie, de zogenoemde „instantie waarvan kennisgeving is gedaan”, die vaststelt en verklaart dat het model van de betrokken machine voldoet aan de bepalingen van richtlijn 98/37.

    39     Volgens punt 2 van die bijlage moet de fabrikant de aanvraag om een EG‑typeonderzoek indienen door overlegging aan de instantie waarvan kennisgeving is gedaan, van een technisch constructiedossier en een machine die representatief is voor de voorgenomen productie. Nadat die instantie de verklaring van EG-typeonderzoek heeft afgegeven, dient de fabrikant op grond van artikel 8, lid 4, tweede alinea, van richtlijn 98/37 en bijlage II, A, vierde streepje, daarbij in de EG‑verklaring van overeenstemming die hij voor elke machine van dit type opstelt melding te maken van die verklaring van EG‑typeonderzoek en te certificeren dat de betrokken machine in overeenstemming is met het model dat een EG‑typeonderzoek heeft ondergaan.

    40     Blijkens de verwijzingsbeslissing was de machine die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt, voorzien van een CE-markering, en had de fabrikant, Amada Europe, voor die machine een EG-verklaring van overeenstemming overgelegd waarin melding werd gemaakt van een verklaring van EG‑typeonderzoek afgegeven door een instantie genaamd „AIF/S”.

    41     Uit die beslissing blijkt eveneens dat die machine in meerdere opzichten gevaarlijk was, ondanks het feit dat zij een CE-markering droeg en vergezeld ging van een EG-verklaring van overeenstemming. De kernvraag is of de importeur van die machine op grond van de bepalingen van richtlijn 98/37 aansprakelijk is voor de gevolgen van die situatie.

    42     Of de overeenstemming nu wordt vastgesteld door de fabrikant die alleen handelt of met de medewerking van een instantie waarvan kennis is gegeven krachtens bijlage VI bij richtlijn 98/37, die richtlijn verplicht de fabrikant om een EG-verklaring van overeenstemming op te stellen en de CE-markering op de betrokken machine aan te brengen.

    43     Bovendien bepaalt artikel 7, lid 3, van de richtlijn dat wanneer een machine die niet in overeenstemming is, de CE-markering draagt, de bevoegde lidstaat passende maatregelen neemt „tegen degene die de markering heeft aangebracht”, namelijk de fabrikant.

    44     Het strookt niet met de opzet van die richtlijn, in het bijzonder met artikel 7, lid 3, om het aantal personen dat aansprakelijk kan worden gesteld voor de overeenstemming van de machines, uit te breiden.

    45     Het voornaamste doel van richtlijn 98/37 is immers de modaliteiten voor de vaststelling van de overeenstemming van de machines te vereenvoudigen, teneinde het vrije verkeer van die machines binnen de interne markt zo veel mogelijk zeker te stellen. Dit doel zou worden doorkruist indien ondernemers die na de fabrikant komen, met name importeurs die machines van de ene in de andere lidstaat invoeren, eveneens aansprakelijk konden worden gesteld voor de overeenstemming van die machines.

    46     Richtlijn 98/37 verzet zich dus tegen de toepassing van nationale bepalingen op grond waarvan de importeur in een lidstaat van een in een andere lidstaat vervaardigde machine die voorzien is van de CE‑markering en vergezeld gaat van een EG‑verklaring van overeenstemming, erop moet toezien dat die machine aan de fundamentele veiligheids‑ en gezondheidsvoorschriften van die richtlijn voldoet.

    47     Dit neemt niet weg dat importeurs in een lidstaat van in een andere lidstaat vervaardigde machines overeenkomstig richtlijn 98/37 bepaalde verplichtingen kunnen worden opgelegd.

    48     Dienaangaande bepaalt de richtlijn in bijlage I, punt 1.7.4, sub b, dat elke machine bij de inbedrijfstelling vergezeld moet gaan van een vertaling van de gebruiksaanwijzing in de taal of talen van het land waar de machine wordt gebruikt plus de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing, en dat deze vertaling wordt gemaakt door de fabrikant dan wel door de persoon die de machine in het betrokken taalgebied invoert. Evenzo moet de EG-verklaring van overeenstemming volgens voetnoot 1 van bijlage II, A, bij die richtlijn vergezeld gaan van een vertaling in één van de talen van het land waar de machine wordt gebruikt, en moet deze vertaling zijn gemaakt onder dezelfde voorwaarden als de vertaling van de gebruiksaanwijzing. Hieruit volgt dat de wettelijke regeling van een lidstaat de importeur van een machine op grond van richtlijn 98/37 kan verplichten, de gebruiksaanwijzing te vertalen in de taal of talen van die staat en de EG-verklaring van overeenstemming in de taal of één van de talen van die staat.

    49     Bovendien moet het, rekening houdend met de positie van de importeur in de distributieketen, verenigbaar met richtlijn 98/37 worden geacht dat de lidstaten van de importeur verlangen dat hij nagaat of de betrokken machine voorzien is van de CE-markering en van de andere in bijlage I, punt 1.7.3, bij die richtlijn bedoelde merktekens die de noodzakelijke aanwijzingen voor een veilig gebruik van die machine bevatten, zoals de draaisnelheid.

    50     Artikel 2, lid 1, van richtlijn 98/37 verplicht de lidstaten om alle dienstige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de machines waarop deze richtlijn van toepassing is, uitsluitend in de handel kunnen worden gebracht indien zij geen gevaar opleveren voor de veiligheid en de gezondheid.

    51     In het kader van deze aan de lidstaten opgelegde verplichting om toezicht te houden op de markt, bepaalt artikel 2, lid 2, van de richtlijn dat deze geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van de lidstaten om, met inachtneming van het Verdrag, de eisen voor te schrijven die zij noodzakelijk achten ter bescherming van personen bij het gebruik van de betrokken machines.

    52     Hieruit volgt dat de lidstaten de importeur samenwerkingsverplichtingen kunnen opleggen met betrekking tot het toezicht op de markt, zoals informatieverplichtingen. In het geval van een ongeval als aan het hoofdgeding ten grondslag ligt, kan een lidstaat de importeur verplichten om alle nuttige informatie te verstrekken om te vermijden dat soortgelijke ongevallen zich herhalen, en dit met name door zijn medewerking te verlenen aan de bevoegde autoriteiten van die staat met het oog op de vaststelling van de maatregelen waartoe die autoriteiten op grond van artikel 7 van richtlijn 98/37 gedwongen zouden kunnen zijn, zoals het uit de handel nemen van de betrokken machines.

    53     Dergelijke samenwerkingsverplichtingen mogen er echter niet op neerkomen dat de importeur wordt verplicht om zelf na te gaan of de machine in overeenstemming is met de fundamentele voorschriften van richtlijn 98/37, aangezien een dergelijke verplichting strijdig zou zijn met de opzet van de richtlijn.

    54     Die verplichtingen moeten in elk geval worden gedefinieerd met inachtneming van het Verdrag. Zij moeten derhalve binnen de grenzen van de artikelen 28 EG en 30 EG blijven.

    55     Er zij in het bijzonder aan herinnerd dat de lidstaten ondanks het in artikel 28 EG neergelegde verbod van kwantitatieve invoerbeperkingen maatregelen kunnen treffen die gerechtvaardigd worden door één van de in artikel 30 EG genoemde gronden van algemeen belang of door één van de in de rechtspraak van het Hof erkende dringende behoeften, zoals de bescherming van de gezondheid, op voorwaarde, onder meer, dat die maatregelen geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en niet verder gaan dan nodig is om dat doel te bereiken (zie in die zin arrest van 8 mei 2003, ATRAL, C‑14/02, Jurispr. blz. I‑4431, punt 64 en aangehaalde rechtspraak). Die grenzen gelden ook voor de samenwerkingsverplichtingen die een lidstaat kan opleggen aan de importeurs van in een andere lidstaat vervaardigde machines.

     Sanctieregeling

    56     In de tweede plaats moet de kwestie worden onderzocht van de straf‑ en civielrechtelijke sancties waarin het nationale recht in geval van niet-nakoming van de uit richtlijn 98/37 voortvloeiende verplichtingen overeenkomstig het gemeenschapsrecht kan voorzien.

    57     Opgemerkt zij dat richtlijn 98/37 de lidstaten geen precieze verplichting oplegt met betrekking tot de sanctieregeling. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat nationale bepalingen die overtreding van de verplichtingen uit hoofde van de wettelijke regeling ter uitvoering van de richtlijn met straf bedreigen, met de richtlijn onverenigbaar zijn (zie in die zin arrest van 12 september 1996, Gallotti e.a., C‑58/95, C‑75/95, C‑112/95, C‑119/95, C‑123/95, C‑135/95, C‑140/95, C‑141/95, C‑154/95 en C‑157/95, Jurispr. blz. I‑4345, punt 14 en aangehaalde rechtspraak).

    58     In het kader van de hun bij artikel 249, derde alinea, EG toegekende vrijheid zijn de lidstaten immers verplicht, de meest passende vormen en middelen te kiezen om het nuttig effect van richtlijnen te verzekeren (arrest Gallotti e.a., reeds aangehaald, punt 14).

    59     Wanneer een richtlijn geen specifieke sancties stelt op overtreding van de bepalingen ervan of daarvoor verwijst naar nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, zijn de lidstaten ingevolge artikel 10 EG verder gehouden alle passende maatregelen te nemen om de doeltreffende toepassing van het gemeenschapsrecht te verzekeren. Zij dienen erop toe te zien dat overtredingen van het gemeenschapsrecht onder gelijke materiële en formele voorwaarden worden bestraft als vergelijkbare, even ernstige overtredingen van het nationale recht. Zij zijn daarbij vrij in hun keuze van de op te leggen straffen, maar deze moeten wel doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn (arrest Gallotti e.a., reeds aangehaald, punt 14).

    60     Hieruit volgt dat een lidstaat bevoegd is strafrechtelijke sancties te stellen op de niet-nakoming van verplichtingen uit hoofde van de wettelijke regeling strekkende tot uitvoering van richtlijn 98/37, wanneer hij dat de meest geschikte manier acht om het nuttig effect van die richtlijn te verzekeren, mits de gestelde sancties even zwaar zijn als die welke gelden voor vergelijkbare, even ernstige overtredingen van het nationale recht, en doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn (zie in die zin arrest Gallotti e.a., reeds aangehaald, punt 15).

    61     Gelet op alle voorgaande overwegingen, moeten de prejudiciële vragen worden beantwoord als volgt:

    1)      De bepalingen van richtlijn 98/37 verzetten zich tegen de toepassing van nationale bepalingen op grond waarvan de importeur in een lidstaat van een in een andere lidstaat vervaardigde machine die voorzien is van de CE-markering en vergezeld gaat van een EG-verklaring van overeenstemming, erop moet toezien dat die machine aan de fundamentele veiligheids‑ en gezondheidsvoorschriften van die richtlijn voldoet.

    2)      De bepalingen van die richtlijn verzetten zich niet tegen de toepassing van nationale bepalingen die de importeur in een lidstaat van een in een andere lidstaat vervaardigde machine verplichten:

    –       zich er vóór de levering van de machine aan de gebruiker van te vergewissen dat deze voorzien is van de CE‑markering en vergezeld gaat van de EG-verklaring van overeenstemming met een vertaling in de taal of één van de talen van de lidstaat van invoer, alsmede van een gebruiksaanwijzing met een vertaling in de taal of talen van die staat;

    –       na de levering van de machine aan de gebruiker alle nuttige informatie en medewerking aan de nationale controleautoriteiten te geven, wanneer blijkt dat die machine een gevaar oplevert voor de veiligheid of de gezondheid, op voorwaarde dat dergelijke vereisten niet erop neerkomen dat de importeur verplicht wordt om zelf na te gaan of de machine in overeenstemming is met de fundamentele veiligheids‑ en gezondheidsvoorschriften van de richtlijn.

    3)      De artikelen 10 EG en 249, derde alinea, EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij een lidstaat niet verbieden te voorzien in strafsancties teneinde de nakoming te verzekeren van de bij richtlijn 98/37 opgelegde verplichtingen, mits die sancties even zwaar zijn als die welke gelden voor vergelijkbare, even ernstige overtredingen van het nationale recht, en in ieder geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

     Kosten

    62     Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

    Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

    1)      De bepalingen van richtlijn 98/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende machines, verzetten zich tegen de toepassing van nationale bepalingen op grond waarvan de importeur in een lidstaat van een in een andere lidstaat vervaardigde machine die voorzien is van de CE-markering en vergezeld gaat van een EG‑verklaring van overeenstemming, erop moet toezien dat die machine aan de fundamentele veiligheids‑ en gezondheidsvoorschriften van die richtlijn voldoet.

    2)      De bepalingen van die richtlijn verzetten zich niet tegen de toepassing van nationale bepalingen die de importeur in een lidstaat van een in een andere lidstaat vervaardigde machine verplichten:

    –       zich er vóór de levering van de machine aan de gebruiker van te vergewissen dat deze voorzien is van de CE‑markering en vergezeld gaat van de EG‑verklaring van overeenstemming met een vertaling in de taal of één van de talen van de lidstaat van invoer, alsmede van een gebruiksaanwijzing met een vertaling in de taal of talen van die staat;

    –       na de levering van de machine aan de gebruiker alle nuttige informatie en medewerking aan de nationale controleautoriteiten te geven, wanneer blijkt dat die machine een gevaar oplevert voor de veiligheid of de gezondheid, op voorwaarde dat dergelijke vereisten niet erop neerkomen dat de importeur verplicht wordt om zelf na te gaan of de machine in overeenstemming is met de fundamentele veiligheids‑ en gezondheidsvoorschriften van de richtlijn.

    3)      De artikelen 10 EG en 249, derde alinea, EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij een lidstaat niet verbieden te voorzien in strafsancties teneinde de nakoming te verzekeren van de bij richtlijn 98/37 opgelegde verplichtingen, mits die sancties even zwaar zijn als die welke gelden voor vergelijkbare, even ernstige overtredingen van het nationale recht, en in ieder geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    ondertekeningen


    * Procestaal: Fins.

    Top