Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62003TJ0175

    Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 7 juli 2004.
    Norbert Schmitt tegen Europees Bureau voor wederopbouw (EAR).
    Zaak T-175/03.

    Jurisprudentie – Ambtenarenrecht 2004 I-A-00211; II-00939

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:2004:214

    ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

    7 juli 2004

    Zaak T‑175/03

    Norbert Schmitt

    tegen

    Europees Bureau voor wederopbouw (EBW)

    „Tijdelijk functionaris – Beëindiging van overeenkomst – Artikel 47, lid 2, sub a, van Regeling andere personeelsleden – Inachtneming van bepalingen van overeenkomst – Gewettigd vertrouwen”

    Volledige Franse tekst II - 0000

    Betreft:         Beroep strekkende tot nietigverklaring van het besluit van het Europees Bureau voor wederopbouw houdende beëindiging van verzoekers overeenkomst van tijdelijk functionaris en, subsidiair, tot schadevergoeding.

    Beslissing:         Het besluit van het Europees Bureau voor wederopbouw van 25 februari 2003 houdende beëindiging van verzoekers overeenkomst van tijdelijk functionaris wordt nietig verklaard. Het Europees Bureau voor wederopbouw wordt verwezen in de kosten, daaronder begrepen die welke op het kort geding zijn gevallen.

    Samenvatting

    1.     Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Begrip – Brief houdende opzegging van overeenkomst van tijdelijk functionaris – Daaronder begrepen

    (Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

    2.     Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratie klacht – Identiteit van voorwerp en grond – Middelen en argumenten niet vermeld in, doch nauw aansluitend bij klacht – Ontvankelijkheid

    (Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

    3.     Ambtenaren – Beginselen – Bescherming van gewettigd vertrouwen – Voorwaarden

    4.     Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Beëindiging van overeenkomst voor onbepaalde tijd van tijdelijk functionaris – Beoordelingsvrijheid van administratie – Beperking door contractuele bepalingen – Toelaatbaarheid

    (Regeling andere personeelsleden, art. 47, lid 2)

    1.     Een brief waarbij de overeenkomst van een tijdelijk functionaris wordt opgezegd moet worden aangemerkt als een bezwarend besluit, aangezien het gaat om een maatregel van de bevoegde autoriteit die bindende rechtsgevolgen teweegbrengt die de belangen van de verzoeker rechtstreeks en onmiddellijk aantasten door zijn rechtspositie aanmerkelijk te wijzigen.

    (cf. punt 28)

    Referentie: Gerecht 30 november 1994, Düchs/Commissie, T‑558/93, JurAmbt. blz. I‑A‑265 en II‑837, punt 36; Gerecht 12 mei 1998, O’Casey/Commissie, T‑184/94, JurAmbt. blz. I‑A‑183 en II‑565, punt 63, en de aldaar aangehaalde rechtspraak

    2.     Ingevolge de regel van concordantie tussen de administratieve klacht in de zin van artikel 90, lid 2 van het Statuut en het daaropvolgende beroep moet een voor de gemeenschapsrechter aangevoerd middel op straffe van niet-ontvankelijkheid reeds in het kader van de precontentieuze procedure zijn aangevoerd; het tot aanstelling bevoegd gezag moet immers in de precontentieuze procedure voldoende kennis hebben kunnen nemen van de tegen het bestreden besluit ingebrachte bezwaren. Ofschoon de voor de gemeenschapsrechter voorgedragen conclusies enkel bezwaren kunnen bevatten die op dezelfde grond berusten als die welke in de klacht zijn geformuleerd, kunnen deze bezwaren voor de gemeenschapsrechter niettemin nader worden gepreciseerd door middelen en argumenten die niet noodzakelijkerwijs in de klacht moeten voorkomen, doch er wel nauw bij aansluiten.

    (cf. punt 42)

    Referentie: Gerecht 14 oktober 2003, Wieme/Commissie, T‑174/02, JurAmbt. blz. I‑A‑241 en II‑1165, punt 18, en de aangehaalde rechtspraak

    3.     Het recht op bescherming van gewettigd vertrouwen, dat een van de fundamentele beginselen van de Gemeenschap is, strekt zich uit tot eenieder die zich in een situatie bevindt waaruit blijkt dat de communautaire administratie, door hem nauwkeurige toezeggingen te doen, gegronde verwachtingen bij hem heeft gewekt. Wat een arbeidsverhouding met een instelling betreft, moeten deze toezeggingen hoe dan ook in overeenstemming zijn met het Statuut of met de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

    (cf. punten 46 en 47)

    Referentie: Gerecht 21 juli 1998, Mellett/Hof van Justitie, T‑66/96 en T‑221/97, JurAmbt. blz. I‑A‑449 en II‑1305, punt 104; Gerecht 26 september 2002, Borremans e.a./Commissie, T‑319/00, JurAmbt. blz. I‑A‑171 en II‑905, punt 63; Gerecht 5 november 2002, Ronsse/Commissie, T‑205/01, JurAmbt. blz. I‑A‑211 en II‑1065, punt 54

    4.     Daar de beëindiging van overeenkomsten voor onbepaalde tijd, met de in de overeenkomst voorziene opzegtermijn en overeenkomstig artikel 47, lid 2, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, onder de beoordelingsvrijheid van de bevoegde autoriteit valt, verbiedt geen enkele bepaling van die Regeling dat die autoriteit haar bevoegdheid tot opzegging in het belang van het personeel laat beperken door contractuele bepalingen. Indien zij het gebruik van het recht tot beëindiging van de overeenkomst van tijdelijk functionaris voor onbepaalde duur, dat zij aan voormelde bepaling ontleent, afhankelijk stelt van de vraag of een aantal vooraf bepaalde gebeurtenissen zich hebben voorgedaan, kunnen dergelijke contractuele bepalingen bij de belanghebbende een situatie creëren waarin hij, wat de eerbiediging van die bepalingen betreft, recht heeft op bescherming van gewettigd vertrouwen.

    (cf. punten 56 en 59)

    Referentie: Düchs/Commissie, reeds aangehaald, punt 43

    Top