Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002CJ0140

Arrest van het Hof (voltallige zitting) van 30 september 2003.
Regina, op verzoek van S.P. Anastasiou (Pissouri) Ltd en anderen tegen Minister of Agriculture, Fisheries and Food.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: House of Lords - Verenigd Koninkrijk.
Harmonisatie van wetgevingen - Bescherming van gezondheid van planten - Richtlijn 77/93/EEG - Binnenbrengen in Gemeenschap van uit derde landen afkomstige planten waarvoor bijzondere eisen gelden - Bijzondere eisen waaraan niet op andere plaatsen dan op plaats van oorsprong kan worden voldaan - Adequate vermelding van oorsprong op verpakking van planten - Officiële verklaring dat planten van oorsprong zijn uit gebied dat erkend is als zijnde vrij van bedoeld schadelijk organisme.
Zaak C-140/02.

Jurisprudentie 2003 I-10635

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2003:520

Arrêt de la Cour

Zaak C-140/02


Regina, op verzoek van S.P. Anastasiou (Pissouri) Ltd e.a.
tegen
Minister of Agriculture, Fisheries and Food



[verzoek van het House of Lords (Verenigd Koninkrijk) om een prejudiciële beslissing]

«Harmonisatie van wetgevingen – Bescherming van gezondheid van planten – Richtlijn 77/93/EEG – Binnenbrengen in Gemeenschap van uit derde landen afkomstige planten waarvoor bijzondere eisen gelden – Bijzondere eisen waaraan niet op andere plaatsen dan op plaats van oorsprong kan worden voldaan – Adequate vermelding van oorsprong op verpakking van planten – Officiële verklaring dat planten van oorsprong zijn uit gebied dat erkend is als zijnde vrij van bedoeld schadelijk organisme»

Conclusie van advocaat-generaal C. Stix-Hackl van 3 juni 2003
I - 0000
    
Arrest van het Hof (voltallige zitting) van 30 september 2003
I - 0000
    

Samenvatting van het arrest

Harmonisatie van wetgevingen – Bescherming van gezondheid van planten – Richtlijn 77/93 – Binnenbrengen in Gemeenschap van uit derde landen afkomstige planten waarvoor bijzondere eisen gelden – Bijzondere eisen waaraan niet op andere plaatsen dan op plaats van oorsprong kan worden voldaan – Adequate vermelding van oorsprong op verpakking van planten – Autoriteiten bevoegd voor afgifte van fytosanitaire certificaten – Autoriteiten van land van oorsprong

(Richtlijn 77/93 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijnen 91/683, 92/103 en 98/2, bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 16.1 tot en met 16.4)

Richtlijn 77/93 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen, zoals gewijzigd bij met name richtlijnen 91/683, 92/103 en 98/2, moet aldus worden uitgelegd dat aan de in punt 16.1 van bijlage IV, deel A, rubriek I, bij deze richtlijn bedoelde bijzondere eis inzake adequate vermelding van de oorsprong op de verpakking enkel kan worden voldaan in het land van oorsprong van de betrokken planten.Voorzover de exporteur door de adequate vermelding van de oorsprong kan worden vrijgesteld van de in de punten 16.2 tot en met 16.4 van bovengenoemde rubriek I bedoelde eisen inzake een officiële verklaring in het land van oorsprong, zou het immers paradoxaal zijn dat een dergelijke vermelding, die tot doel heeft de oorsprong van de producten te bevestigen, na uitvoer van de planten elders dan in het land van oorsprong kan worden aangebracht. Uit de enkele omstandigheid dat punt 16.1 voorschrijft dat de oorsprong op de verpakking moet zijn vermeld, blijkt dat deze eis in acht moet worden genomen in het stadium van de eerste verpakking van de producten met het oog op de verzending ervan en dus noodzakelijkerwijs vóór het vervoer ervan naar een ander derde land dan het land van oorsprong.Voorts brengt de omstandigheid dat de exporteur door de vermelding van de oorsprong wordt vrijgesteld van de in deze punten 16.2 tot en met 16.4 bedoelde eisen inzake een officiële verklaring mee, dat deze vermelding niet kan worden aangebracht door de producent van de planten alleen, zonder enige medewerking van de autoriteiten die bevoegd zijn om deze officiële verklaringen af te geven.Deze uitlegging van punt 16.1 wordt niet ontkracht door de wijzigingen die richtlijn 98/2 heeft aangebracht in de punten 16.2 en 16.3 en die tot doel hadden de formaliteiten inzake de officiële verklaring in alle gevallen verplicht te stellen, ook wanneer het derde land van oorsprong is erkend als zijnde vrij van de betrokken schadelijke organismen.Het voor het binnenbrengen van deze planten in de Gemeenschap vereiste fytosanitair certificaat moet dan ook in het land van oorsprong van deze planten worden afgegeven door of onder controle van de bevoegde autoriteiten van dit land.cf. punten 60-61, 66-67 en dictum




ARREST VAN HET HOF (voltallige zitting)
30 september 2003 (1)


„Harmonisatie van wetgevingen – Bescherming van gezondheid van planten – Richtlijn 77/93/EEG – Binnenbrengen in Gemeenschap van uit derde landen afkomstige planten waarvoor bijzondere eisen gelden – Bijzondere eisen waaraan niet op andere plaatsen dan op plaats van oorsprong kan worden voldaan – Adequate vermelding van oorsprong op verpakking van planten – Officiële verklaring dat planten van oorsprong zijn uit gebied dat erkend is als zijnde vrij van bedoeld schadelijk organisme”

In zaak C-140/02,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het House of Lords (Verenigd Koninkrijk), in het aldaar aanhangige geding tussen

Regina , op verzoek van S. P. Anastasiou (Pissouri) Ltd e.a. ,

en

Minister of Agriculture, Fisheries and Food, in tegenwoordigheid van: Cypfruvex (UK) Ltd en Cypfruvex Fruit and Vegetable (Cypfruvex) Enterprises Ltd,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de lidstaten van voor planten of voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB 1977, L 26, blz. 20), zoals met name gewijzigd bij richtlijn 91/683/EEG van de Raad van 19 december 1991 (PB L 376, blz. 29) en richtlijn 92/103/EEG van de Commissie van 1 december 1992 (PB L 363, blz. 1), en later met name gewijzigd bij richtlijn 98/2/EG van de Commissie van 8 januari 1998 (PB L 15, blz. 34, en wijziging L 127, blz. 35),wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (voltallige zitting),,



samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, J.-P. Puissochet (rapporteur), M. Wathelet, R. Schintgen en C. W. A. Timmermans, kamerpresidenten, C. Gulmann, D. A. O. Edward, A. La Pergola, P. Jann, V. Skouris, F. Macken, N. Colneric, S. von Bahr, J. N. Cunha Rodrigues en A. Rosas, rechters,

advocaat-generaal: C. Stix-Hackl,
griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

S. P. Anastasiou (Pissouri) Ltd e.a., vertegenwoordigd door D. Vaughan, QC, en M. Hoskins, barrister, geïnstrueerd door P. Clough, solicitor,

Cypfruvex (UK) Ltd en Cypfruvex Fruit and Vegetable (Cypfruvex) Enterprises Ltd, vertegenwoordigd door M. J. Beloff, QC, en R. Millett, barrister, geïnstrueerd door M. Kramer en S. Sheppard, solicitors,

de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door K. Manji als gemachtigde, bijgestaan door P. M. Roth, QC, en J. Skilbeck, barrister,

de Griekse regering, vertegenwoordigd door K. Samoni-Rantou, N. Dafniou en V. Kontolaimos als gemachtigden,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Niejahr en K. Fitch als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van S. P. Anastasiou (Pissouri) Ltd e.a., Cypfruvex (UK) Ltd en Cypfruvex Fruit and Vegetable (Cypfruvex) Enterprises Ltd, de regering van het Verenigd Koninkrijk, de Griekse regering en de Commissie ter terechtzitting van 8 april 2003,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 3 juni 2003,

het navolgende



Arrest



1
Bij beschikking van 17 december 2001, ingekomen bij het Hof op 16 april 2002, heeft het House of Lords krachtens artikel 234 EG twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de lidstaten van voor planten of voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB 1977, L 26, blz. 20), zoals met name gewijzigd bij richtlijn 91/683/EEG van de Raad van 19 december 1991 (PB L 376, blz. 29) en richtlijn 92/103/EEG van de Commissie van 1 december 1992 (PB L 363, blz. 1; hierna: richtlijn 77/93), en later met name gewijzigd bij richtlijn 98/2/EG van de Commissie van 8 januari 1998 (PB L 15, blz. 34, en wijziging L 127, blz. 35).

2
Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen een aantal producenten en exporteurs van citrusvruchten, waaronder S. P. Anastasiou (Pissouri) Ltd (hierna: Anastasiou e.a.), die zijn gevestigd in het ten zuiden van de VN-bufferzone gelegen gedeelte van Cyprus, en de Minister for Agriculture, Fisheries and Food van het Verenigd Koninkrijk (hierna: minister), met betrekking tot de invoer in het Verenigd Koninkrijk door Cypfruvex (UK) Ltd en Cypfruvex Fruit and Vegetable (Cypfruvex) Enterprises Ltd (hierna samen: Cypfruvex) van citrusvruchten van oorsprong uit het ten noorden van deze zone gelegen gedeelte van Cyprus (hierna: noordelijk gedeelte van Cyprus) die na een tussenstop in Turkije met door de Turkse autoriteiten afgegeven fytosanitaire certificaten naar de Gemeenschap zijn verscheept.

Toepasselijke bepalingen

3
Artikel 12, lid 1, van richtlijn 77/93 in de ten tijde van de in geding zijnde importen geldende versie bepaalt: De lidstaten schrijven ten aanzien van het op hun grondgebied binnenbrengen van de in bijlage V, deel B, genoemde planten, plantaardige producten of ander materiaal, van herkomst uit derde landen, ten minste voor:

a)
dat deze planten, plantaardige producten of ander materiaal, alsmede hun verpakking, officieel grondig worden onderzocht en wel geheel of aan de hand van een representatief monster en dat zo nodig ook de vervoermiddelen officieel worden onderzocht, teneinde, voorzover dit kan worden geconstateerd, na te gaan:

of zij niet zijn aangetast door de in bijlage I, deel A, genoemde schadelijke organismen,

ten aanzien van de in bijlage II, deel A, genoemde planten of plantaardige producten, of deze niet zijn aangetast door de schadelijke organismen die daarbij in dat deel van die bijlage worden genoemd,

ten aanzien van de in bijlage IV, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of ander materiaal, of deze beantwoorden aan de bijzondere eisen die daarbij in dat deel van die bijlage worden genoemd;

b)
dat deze vergezeld dienen te gaan van de in de artikelen 7 en 8 voorgeschreven certificaten, en dat het gezondheidscertificaat niet meer dan 14 dagen vóór de datum waarop de planten, plantaardige producten of ander materiaal het land van verzending hebben verlaten, mag zijn opgesteld. De [in de artikelen 7 en 8 voorgeschreven] certificaten worden afgegeven door diensten die daartoe bevoegd zijn in het kader van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten of ─ voor landen die geen partij bij dit Verdrag zijn ─ op grond van de wettelijke bepalingen of voorschriften van het land [...] [...]

4
Artikel 12 van richtlijn 77/93, betreffende het binnenbrengen van producten uit derde landen, verwijst dus naar de artikelen 7 en 8 van de richtlijn, die, zoals artikel 6, in beginsel betrekking hebben op planten, plantaardige producten of ander materiaal van oorsprong uit de Gemeenschap.

5
Krachtens artikel 7, lid 1, van richtlijn 77/93 kan een fytosanitair certificaat worden afgegeven wanneer op grond van het in artikel 6, leden 1 en 2, van de richtlijn voorgeschreven onderzoek kan worden aangenomen dat aan de in dat artikel genoemde voorwaarden is voldaan.

6
Volgens artikel 8, lid 1, van richtlijn 77/93 schrijven de lidstaten voor dat de in bijlage V, deel A, van de richtlijn genoemde planten, plantaardige producten of ander materiaal, die bestemd zijn om uit een lidstaat op hun grondgebied te worden binnengebracht, van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 6 van de richtlijn zijn vrijgesteld indien zij vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat van een lidstaat.

7
Artikel 6, lid 1, van richtlijn 77/93 luidt: De lidstaten schrijven ten aanzien van het binnenbrengen in een andere lidstaat van de in bijlage V, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of ander materiaal ten minste voor dat deze, alsmede hun verpakking, officieel grondig worden onderzocht en wel geheel of aan de hand van een representatief monster en dat zo nodig ook de gebruikte vervoermiddelen officieel worden onderzocht, teneinde na te gaan:

a)
of zij niet zijn aangetast door de in bijlage I, deel A, genoemde schadelijke organismen;

b)
ten aanzien van de in bijlage II, deel A, genoemde planten of plantaardige producten, of deze niet zijn aangetast door de schadelijke organismen die daarbij in dat deel van die bijlage worden genoemd;

c)
ten aanzien van de in bijlage IV, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of ander materiaal, of deze beantwoorden aan de bijzondere eisen die daarbij in dat deel van die bijlage worden genoemd.

8
Voorts bepaalt artikel 6, lid 4, van richtlijn 77/93 dat de met name in lid 1 van dat artikel bedoelde officiële controles regelmatig dienen plaats te vinden op het bedrijf van de producent, bij voorkeur op de plaats van productie, en betrekking moeten hebben op de planten of plantaardige producten die de producent teelt, produceert of gebruikt of die anderszins op zijn bedrijf aanwezig zijn, alsmede op het gebruikte groeimedium.

9
Artikel 9, lid 1, van richtlijn 77/93 bepaalt: In het geval van planten, plantaardige producten of andere materialen waarop de bijzondere eisen van bijlage IV, deel A, van toepassing zijn, moet het uit hoofde van artikel 7 vereiste officiële fytosanitaire certificaat in het land van oorsprong van de planten, plantaardige producten en andere materialen zijn afgegeven. Deze bepaling is niet van toepassing:

wat hout betreft, indien [...]

in de overige gevallen, voorzover ook op andere plaatsen dan de plaats van oorsprong kan worden voldaan aan de bijzondere voorschriften van bijlage IV, deel A.

10
De citrusvruchten uit het noordelijk gedeelte van Cyprus waarop het hoofdgeding betrekking heeft, vallen onder de categorie van vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen. Deze producten behoren tot de in bijlage V, deel B, bij richtlijn 77/93 genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen uit derde landen. Zij moeten bijgevolg aan een fytosanitaire controle worden onderworpen. Zij kunnen eveneens aangetast zijn door de in bijlage I of bijlage II bij deze richtlijn genoemde schadelijke organismen.

11
Zij komen eveneens voor in bijlage IV, deel A, rubriek I, bij richtlijn 77/93. Daardoor worden voor het binnenbrengen en het in het verkeer brengen ervan op het gehele grondgebied van de lidstaten bijzondere eisen gesteld in de zin van artikel 9 van deze richtlijn.

12
Deze bijzondere eisen zijn opgesomd in de punten 16.1 tot en met 16.4 van bijlage IV, deel A, rubriek I, bij richtlijn 77/93, waarvan de ten tijde van de in geding zijnde importen geldende versie voortspruit uit richtlijn 92/103 (hierna: punten 16.1-16.4).

13
Volgens punt 16.1 moeten met name de vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen van de steel zijn ontdaan en moet de oorsprong op adequate wijze op de verpakking zijn vermeld.

14
Volgens de punten 16.2, sub a, 16.3, sub a, en 16.4, sub a, is voor deze producten, indien zij van oorsprong zijn uit derde landen waar, naar bekend is, de in deze punten genoemde schadelijke organismen voorkomen, een officiële verklaring vereist dat de vruchten van oorsprong zijn uit gebieden die bekendstaan als zijnde vrij van [die organismen]. Indien niet kan worden voldaan aan deze eis, wordt volgens de punten 16.2, sub b en c, 16.3, sub b en c, en 16.4, sub b tot en met d, voor deze vruchten een officiële verklaring vereist dat gedurende een bepaalde periode op de plaats van productie en in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van die organismen zijn waargenomen, of indien aan deze eis evenmin kan worden voldaan, dat de vruchten op een adequate wijze zijn behandeld tegen de betrokken organismen.

15
De punten 16.1 tot en met 16.3 zijn na de feiten van het hoofdgeding gewijzigd bij richtlijn 98/2: punt 16.3 is met name vervangen door de twee punten 16.3 en 16.3 bis (hierna: gewijzigde punten 16.1-16.3 bis). Thans is vóór elke invoer in de Gemeenschap een officiële verklaring vereist dat de vruchten van Citrus. L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen, vrij zijn van de in die punten genoemde schadelijke organismen, ook wanneer deze producten afkomstig zijn uit landen die worden erkend als zijnde vrij van deze organismen, hetgeen voor Cyprus het geval is overeenkomstig beschikking 98/83/EG van de Commissie van 8 januari 1998 waarbij sommige derde landen en sommige gebieden van derde landen worden erkend als zijnde vrij van Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen), Cercospora angolensis Carv. et Mendes of Guignardia citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen) (PB L 15, blz. 41).

16
Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169, blz. 1; hierna: richtlijn 2000/29) heeft richtlijn 77/93 vervangen en heeft in wezen de bepalingen daarvan gecodificeerd, zonder de inhoud van de gewijzigde punten 16.1 tot en met 16.3 bis te veranderen.

Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

17
Bij arrest van 5 juli 1994, Anastasiou e.a. (C-432/92, Jurispr. blz. I-3087), heeft het Hof, uitspraak doende op door de High Court of Justice (Queen's Bench Division) (Verenigd Koninkrijk) gestelde vragen, voor recht verklaard dat richtlijn 77/93 zich ertegen verzet, dat de nationale autoriteiten van een lidstaat bij de invoer van citrusvruchten uit het noordelijk gedeelte van Cyprus andere fytosanitaire certificaten aanvaarden dan die welke door de bevoegde autoriteiten van de Republiek Cyprus zijn afgegeven.

18
Naar aanleiding van dit arrest sloten de exporteurs, die tot dan toe citrusvruchten uit het noordelijk gedeelte van Cyprus in het Verenigd Koninkrijk invoerden met fytosanitaire certificaten die door instanties van de Turkse Republiek Noord-Cyprus, en niet door de bevoegde autoriteiten van de Republiek Cyprus waren afgegeven, een overeenkomst met een vennootschap in Turkije, waarin was geregeld dat de citrusvruchten uit het noordelijk gedeelte van Cyprus, met door de instanties van de Turkse Republiek Noord-Cyprus afgegeven fytosanitaire certificaten, eerst naar Turkije zouden worden verscheept. Volgens deze overeenkomst moest het schip niet meer dan 24 uur in een Turkse haven aanleggen, zonder de producten te lossen of in te voeren, en vervolgens zijn reis naar het Verenigd Koninkrijk voortzetten met een na controle aan boord van het schip door de Turkse instanties afgegeven fytosanitair certificaat.

19
Anastasiou e.a. vorderden dat de minister zou worden gelast, onder dergelijke omstandigheden ingevoerde citrusvruchten niet tot het Verenigd Koninkrijk toe te laten.

20
Nadat hun vordering in eerste aanleg was afgewezen bij vonnis van 23 mei 1995, en daarna in hoger beroep bij beschikking van 2 april 1996, stelden Anastasiou e.a. hogere voorziening in bij het House of Lords, dat het Hof verschillende prejudiciële vragen heeft gesteld waarmee het in wezen wenste te vernemen of, en zo ja, onder welke voorwaarden, richtlijn 77/93 toestaat dat een lidstaat een fytosanitair certificaat aanvaardt dat is afgegeven door een autoriteit van een derde land van verzending, niet zijnde het land van oorsprong van de planten, wanneer krachtens bijlage IV, deel A, rubriek I, bij richtlijn 77/93 voor deze planten bijzondere eisen gelden.

21
Bij arrest van 4 juli 2000, Anastasiou e.a. (C-219/98, Jurispr. blz. I-5241), verklaarde het Hof voor recht dat richtlijn 77/93 toestaat dat een lidstaat planten uit een derde land, waarvoor een gezondheidscertificaat moet worden afgegeven onder meer ten bewijze dat aan bijzondere eisen is voldaan, tot zijn grondgebied toelaat, indien een certificaat van de bevoegde instanties van het land van oorsprong ontbreekt, maar de planten vergezeld gaan van een certificaat dat is afgegeven in een derde land, niet zijnde het land van oorsprong, mits:

de planten in het land waarin de controle heeft plaatsgevonden, waren ingevoerd voordat zij van daar naar de Gemeenschap werden uitgevoerd;

de planten zich gedurende een zodanige periode en onder zodanige omstandigheden in dat land hadden bevonden, dat aldaar de desbetreffende controles konden worden verricht;

de planten niet zijn onderworpen aan bijzondere eisen die slechts op de plaats van oorsprong in acht kunnen worden genomen.

22
In hetzelfde arrest verklaarde het Hof ook dat de betrokken lidstaat de redenen waarom het gezondheidscertificaat niet in het land van oorsprong is afgegeven, niet in aanmerking dient te nemen bij de beoordeling van de vraag, of het certificaat aan de door de richtlijn gestelde vereisten voldoet.

23
Toen het House of Lords de behandeling van het hoofdgeding hervatte, voerden Anastasiou e.a. voor deze rechterlijke instantie aan dat de in geding zijnde citrusvruchten juist waren onderworpen aan de in punt 16.1 gestelde bijzondere eis dat de oorsprong op adequate wijze op de verpakking moet zijn vermeld, een eis waaraan volgens Anastasiou e.a. slechts kon worden voldaan in het land van oorsprong, zodat de minister het door de Turkse instanties afgegeven fytosanitair certificaat niet mocht aanvaarden. Partijen hebben dan gediscussieerd over de gevolgen van de uit richtlijn 98/2 voortvloeiende wijzigingen van de punten 16.2 en 16.3 voor de uitlegging van punt 16.1.

24
Aangezien het arrest van 4 juli 2000, Anastasiou e.a., reeds aangehaald, naar zijn mening geen antwoord bood op de voor de beslechting van het hoofdgeding doorslaggevende vraag, of de in punt 16.1 bedoelde adequate vermelding van de oorsprong op een andere plaats kon worden aangebracht dan op de plaats van oorsprong van de planten, en gelet op het feit dat de advocaat-generaal in zijn conclusie het Hof in overweging had gegeven deze vraag ontkennend te beantwoorden, heeft het House of Lords de behandeling van de zaak opnieuw geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

1)
Wanneer citrusvruchten van oorsprong uit een derde land zijn verscheept naar een ander derde land, kan dan alleen in het land van oorsprong worden voldaan aan de in punt 16.1 van bijlage IV, deel A, rubriek I, bij richtlijn 77/93/EEG, thans richtlijn 2000/29/EG, gestelde bijzondere eis, dat op de verpakking de oorsprong op adequate wijze moet zijn vermeld, of kan hieraan ook worden voldaan in dit andere derde land?

2)
Moet de door de punten 16.2 tot en met 16.4 [van bijlage IV, deel A, rubriek I,] van richtlijn 2000/29/EG geëiste officiële verklaring over het land van oorsprong worden afgegeven door een ambtenaar in het land van oorsprong, of mag deze ook worden afgegeven door een ambtenaar in dit andere derde land?

De prejudiciële vragen

25
Met deze prejudiciële vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter te vernemen of richtlijn 77/93 aldus kan worden uitgelegd dat een fytosanitair certificaat kan worden afgegeven door de autoriteiten van een ander derde land dan het land van oorsprong van de planten, wanneer deze planten onderworpen zijn aan de in punt 16.1 gestelde bijzondere eis, dat de oorsprong op adequate wijze op de verpakking moet zijn vermeld, alsmede of de wijzigingen die bij richtlijn 98/2 in de punten 16.2 en 16.3 van richtlijn 77/93 zijn aangebracht, deze uitlegging beïnvloeden.

Bij het Hof ingediende opmerkingen

26
Anastasiou e.a., de Griekse regering en de Commissie betogen dat de bijzondere eis dat de oorsprong op adequate wijze moet zijn vermeld op de verpakking van de planten, alsmede de bijzondere eis dat een officiële verklaring over de oorsprong van de planten moet zijn afgegeven, tot doel hebben een hoger niveau van bescherming te waarborgen dan dat welk voortvloeit uit de enkele afgifte van een fytosanitair certificaat door de instanties van het derde land van verzending van de planten, doordat de bron van besmetting kan worden opgespoord en de samenwerking tussen de lidstaat van invoer en het derde land van oorsprong wordt vergemakkelijkt. Aan deze eisen kan dus enkel worden voldaan indien de voorziene voorschriften in acht worden genomen door de officiële autoriteiten van het land van oorsprong van de producten, en niet door de autoriteiten van een ander derde land, die zich enkel baseren op facturen of vervoersdocumenten.

27
Anastasiou e.a., de Griekse regering en de Commissie stellen dat zelfs na de uit de wijziging van de punten 16.2 en 16.3 bij richtlijn 98/2 voortvloeiende verruiming van de gevallen waarin een officiële verklaring wordt vereist, de bijzondere eis inzake de officiële verklaring van oorsprong van de producten in de gewijzigde punten 16.2 tot en met 16.3 bis niet overlapt met de bijzondere eis betreffende de vermelding van de oorsprong in het gewijzigde punt 16.1. Door in meer gevallen een verklaring te eisen wordt een bijkomende bescherming geboden en wordt gewaarborgd dat het fytosanitair certificaat dat de planten vergezelt, een permanent spoor van de oorsprong van de planten bewaart, terwijl de vermelding van de oorsprong op de verpakking kan verdwijnen indien deze wordt beschadigd. Uit de wijzigingen ten gevolge van richtlijn 98/2 kan dus niet, als het ware a contrario, worden afgeleid dat op een andere plaats dan op de plaats van oorsprong aan de eis van punt 16.1 kan worden voldaan.

28
De Griekse regering herinnert er in elk geval aan dat het Hof in punt 40 van het arrest van 5 juli 1994, Anastasiou e.a., reeds aangehaald, heeft geoordeeld dat administratieve samenwerking met de autoriteiten van een gemeenschap als de in het noordelijk gedeelte van Cyprus gevestigde gemeenschap, die door de Gemeenschap noch door de lidstaten wordt erkend, is uitgesloten. In deze omstandigheden kunnen door de autoriteiten van deze gemeenschap afgegeven fytosanitaire certificaten door de lidstaten niet worden aanvaard.

29
Cypfruvex en de regering van het Verenigd Koninkrijk stellen daarentegen dat aan de in de prejudiciële vragen bedoelde bijzondere eisen kan worden voldaan in ongeacht welk ander derde land dan het land van oorsprong van de producten, zoals het Hof in zijn arrest van 4 juli 2000, Anastasiou e.a., reeds aangehaald, heeft geoordeeld.

30
In de internationale handel is dit heel gebruikelijk, overeenkomstig een vaste praktijk die trouwens strookt met artikel 12, lid 1, sub b, van richtlijn 77/93. Ingeval de planten het land van oorsprong meer dan veertien dagen vóór het vertrek ervan uit het land van verzending hebben verlaten, moet het fytosanitair certificaat volgens deze bepaling immers door de autoriteiten van dit laatste land worden afgegeven.

31
Volgens Cypfruvex en de regering van het Verenigd Koninkrijk moeten de woorden kan worden voldaan in artikel 9, lid 1, van richtlijn 77/93 aldus worden uitgelegd, dat de inspecteur in een ander derde land dan het land van oorsprong de vereiste controles moet kunnen verrichten. Het lijdt evenwel geen twijfel dat deze inspecteur kan nagaan of de oorsprong op de partij is vermeld. Het onderzoek wordt verricht in dezelfde omstandigheden als voor de andere bijzondere eis van punt 16.1, namelijk dat de vruchten van de steel zijn ontdaan.

32
Het is de taak van de autoriteiten van het derde land die de fytosanitaire certificaten afgeven, te bepalen hoe dit onderzoek moet worden verricht en vast te stellen of de oorsprong al dan niet adequaat is vermeld. Hoewel de lidstaten zich niet rechtstreeks op de medewerking van de autoriteiten van de Turkse Republiek Noord-Cyprus aan de fytosanitaire procedures kunnen beroepen, kunnen zij toch samenwerken met de Turkse autoriteiten die, wat hen aangaat, in staat zijn te bevestigen dat in het noordelijk gedeelte van Cyprus aan de bijzondere eisen is voldaan.

33
Dat de officiële medewerking van de inspecteur bij het aanbrengen van de vermelding van de oorsprong niet vereist is, blijkt uit de nieuwe eisen waarin richtlijn 98/2 heeft voorzien, namelijk dat in alle gevallen een officiële verklaring van de oorsprong van de producten moet worden afgegeven, naast de eis van punt 16.1, waarvan de bewoordingen ongewijzigd zijn gebleven. Deze nieuwe richtlijn bevestigt dat de twee bijzondere eisen, de vermelding van de oorsprong en de officiële verklaring, verschillende doelstellingen beogen.

34
Aangaande de bijzondere eis betreffende de officiële verklaring over de oorsprong van de producten merken Cypfruvex en de regering van het Verenigd Koninkrijk op dat Cyprus, niet als staatkundige maar als geografische eenheid, een land is dat erkend is als zijnde vrij van de in de richtlijn 77/93 bedoelde ziekten, en dat derhalve in het kader van de prejudiciële vraag enkel de punten 16.2, sub a, 16.3, sub a, en 16.4, sub a, moeten worden onderzocht. Anders dan in de punten 16.2, sub b en c, 16.3, sub b en c, en 16.4, sub b tot en met d, wordt in deze punten niet voorgeschreven dat de officiële verklaring moet worden afgegeven in het land van oorsprong. Voorgeschreven wordt enkel dat het land waarop de officiële verklaring betrekking heeft, erkend is als zijnde vrij van ziekten. Een dergelijke verklaring kan dus in een ander derde land dan het land van oorsprong worden afgegeven, hetgeen des te gemakkelijker is nu de Commissie sinds 1998 formeel verklaart dat bepaalde gebieden erkend zijn als zijnde vrij van ziekten of schadelijke organismen.

35
Volgens de regering van het Verenigd Koninkrijk moet op de tweede vraag dus worden geantwoord dat de in de punten 16.2 tot en met 16.4 bedoelde officiële verklaring kan worden afgegeven door een autoriteit van een ander derde land dan het land van oorsprong, wanneer het land van oorsprong bij besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 16 bis van richtlijn 77/93 erkend is als zijnde vrij van de in deze punten bedoelde schadelijke organismen of ziekten.

Het verzoek om heropening van de mondelinge behandeling

36
Bij brief van 20 juni 2003 heeft Cypfruvex verzocht om heropening van de mondelinge behandeling, stellende dat ingeval het Hof de conclusie van de advocaat-generaal zou volgen, de zaak zou worden beslecht op basis van een argument waarover tussen partijen geen discussie heeft plaatsgevonden. Cypfruvex betoogt in het bijzonder dat de advocaat-generaal, door in de punten 46 tot en met 52 van haar conclusie aan te nemen dat de meest geschikte plaats om de bijzondere eisen met betrekking tot de in het hoofdgeding aan de orde zijnde citrusvruchten te controleren, de plaats is waar deze worden geproduceerd, zich niet heeft gebogen over de vraag of deze controle kan worden verricht op andere plaatsen dan de plaats van oorsprong, de enige vraag waarover tussen partijen discussie heeft plaatsgevonden.

37
Er zij aan herinnerd dat het Hof ambtshalve, op voorstel van de advocaat-generaal dan wel op verzoek van partijen, krachtens artikel 61 van het Reglement voor de procesvoering de mondelinge behandeling kan heropenen, indien het van oordeel is dat het onvoldoende is ingelicht of dat de zaak moet worden beslecht op basis van een argument waarover tussen partijen geen discussie heeft plaatsgevonden (zie arresten van 10 februari 2000, Deutsche Post, C-270/97 en C-271/97, Jurispr. blz. I-929, punt 30, en 18 juni 2002, Philips, C-299/99, Jurispr. blz. I-5475, punt 20).

38
In de onderhavige zaak is dat niet het geval. Over de vraag of aan de bijzondere eisen met betrekking tot de in het hoofdgeding aan de orde zijnde citrusvruchten kan worden voldaan op andere plaatsen dan de plaats van oorsprong van deze producten, heeft tussen partijen immers zowel tijdens de schriftelijke als tijdens de mondelinge behandeling een grondige discussie plaatsgevonden.

39
Derhalve is het Hof, de advocaat-generaal gehoord, van oordeel dat het verzoek van Cypfruvex geen gegevens bevat waaruit blijkt dat het nuttig of noodzakelijk is de mondelinge behandeling te heropenen. Dit verzoek moet bijgevolg worden afgewezen.

Antwoord van het Hof

40
Bij arrest van 4 juli 2000, Anastasiou e.a., reeds aangehaald, heeft het Hof voor recht verklaard dat richtlijn 77/93 toestaat dat een lidstaat planten uit een derde land, waarvoor een gezondheidscertificaat moet worden afgegeven onder meer ten bewijze dat aan bijzondere eisen is voldaan, tot zijn grondgebied toelaat, indien een certificaat van de bevoegde instanties van het land van oorsprong ontbreekt, maar de planten vergezeld gaan van een certificaat dat is afgegeven in een derde land, niet zijnde het land van oorsprong, mits met name de planten niet zijn onderworpen aan bijzondere eisen die slechts op de plaats van oorsprong in acht kunnen worden genomen.

41
Daarmee heeft het Hof zich niet uitgesproken over de vraag of de bijzondere eisen met betrekking tot de in het hoofdgeding aan de orde zijnde citrusvruchten, namelijk de in punt 16.1 genoemde eisen, elders dan op de plaats van oorsprong van die vruchten in acht konden worden genomen.

42
De prejudiciële vragen die de verwijzende rechter in de onderhavige zaak heeft gesteld en waarvan hij de beantwoording noodzakelijk acht om het hoofdgeding te beslechten, zijn voor het Hof dus nieuw en moeten bijgevolg worden onderzocht.

43
In de eerste plaats moeten de prejudiciële vragen worden onderzocht op basis van de doelstellingen van richtlijn 77/93 en de belangrijke plaats die hierin wordt verleend aan de afgifte van de fytosanitaire certificaten, wanneer de planten die aan deze formaliteit zijn onderworpen, afkomstig zijn uit derde landen.

44
In de eerste drie overwegingen van de considerans van richtlijn 77/93 wordt verklaard dat de opbrengst van land- en tuinbouw een zeer belangrijke plaats inneemt in de Gemeenschap, dat deze productie voortdurend in gevaar wordt gebracht door schadelijke organismen en dat een bescherming van de planten tegen deze schadelijke organismen beslist vereist is. In de tiende overweging van de considerans van de richtlijn heet het dat de aanwezigheid van bepaalde van deze schadelijke organismen bij het binnenbrengen van planten en plantaardige producten uit landen waar deze organismen voorkomen, niet doeltreffend kan worden gecontroleerd, en dat het derhalve noodzakelijk is [...] voor te schrijven dat in de producerende landen bijzondere controles worden verricht. In de zestiende tot en met de twintigste overweging van de considerans van de richtlijn wordt gesteld dat de fytosanitaire controles in de lidstaten van bestemming, wat planten uit andere lidstaten betreft, geleidelijk dienen te worden beperkt, terwijl op het binnenbrengen van planten uit derde landen nog steeds fytosanitaire controles moeten worden verricht.

45
Richtlijn 77/93 beoogt dus met name een hoog niveau van fytosanitaire bescherming te waarborgen tegen het binnenbrengen in de Gemeenschap van schadelijke organismen in uit derde landen ingevoerde producten. De daartoe bij richtlijn 77/93 ingevoerde gemeenschappelijke regeling berust in wezen op een stelsel van controles, die worden verricht door de daartoe door de regering van het land van uitvoer wettelijk bevoegd verklaarde deskundigen en worden gegarandeerd door de afgifte van een desbetreffend fytosanitair certificaat. Controles die aan de grens van de lidstaat van invoer worden verricht, zijn immers slechts zeer beperkt mogelijk en kunnen hoe dan ook niet in de plaats treden van een fytosanitair certificaat (zie reeds aangehaalde arresten van 5 juli 1994, Anastasiou e.a., punten 61 en 62, en 4 juli 2000, Anastasiou e.a., punt 22).

46
De afgifte van deze certificaten, die bij artikel 12, lid 1, van richtlijn 77/93 is voorgeschreven voor het binnenbrengen in de Gemeenschap van de in bijlage V, deel B, bij de richtlijn genoemde planten uit derde landen, is dus het wezenlijke vormvoorschrift dat het mogelijk maakt voor deze producten de doelstellingen van de richtlijn in acht te nemen.

47
Het wezenlijk belang van dit vormvoorschrift impliceert dat, wanneer deze certificaten worden afgegeven door een ander derde land dan het land van oorsprong van de producten, de lidstaten deze slechts onder bepaalde voorwaarden kunnen aanvaarden (arrest van 4 juli 2000, Anastasiou e.a., reeds aangehaald, punten 36 en 37). Ten gevolge van deze voorwaarden, waarvan de inachtneming door de lidstaat van invoer kan worden gecontroleerd aan de hand van de begeleidende vervoersdocumenten, kunnen andere derde landen dan het land van oorsprong slechts in een beperkt aantal gevallen fytosanitaire certificaten afgeven, en wordt samenwerking tussen het land van uitvoer en de lidstaat van invoer mogelijk (arrest van 4 juli 2000, Anastasiou e.a., reeds aangehaald, punt 37).

48
Uit deze eerste reeks overwegingen volgt dat op fytosanitaire certificaten die zijn afgegeven door een ander derde land dan het land van oorsprong, niet hetzelfde vermoeden van juistheid rust als op certificaten die zijn afgegeven door het land van oorsprong van de planten.

49
In de tweede plaats volgt uit artikel 9, lid 1, van richtlijn 77/93, dat van toepassing is op de in het hoofdgeding aan de orde zijnde citrusvruchten, dat deze richtlijn voor een aantal categorieën van mogelijk door schadelijke organismen aangetaste planten over het gehele grondgebied van de lidstaten een bijkomend en identiek niveau van bescherming beoogt te bereiken.

50
Artikel 9, lid 1, van richtlijn 77/93 voorziet immers in specifieke voorschriften voor de in bijlage IV, deel A, bij de richtlijn genoemde categorieën van planten en beoogt dienaangaande een hoger niveau van bescherming te waarborgen dan het beschermingsniveau dat voortvloeit uit artikel 12, lid 1, van de richtlijn.

51
Volgens de derde overweging van de considerans van richtlijn 92/103, die de ten tijde van de feiten van het hoofdgeding geldende versie van bijlage IV bij richtlijn 77/93 heeft ingevoerd, is in deze bijlage een lijst opgenomen van bijzondere eisen waaraan moet worden voldaan om betere garanties te hebben dat de goederen vrij zijn van bovenbedoelde schadelijke organismen.

52
Anders dan artikel 12, lid 1, van richtlijn 77/93, volgens hetwelk een ander derde land dan het land van oorsprong een fytosanitair certificaat kan afgeven, vereist artikel 9, lid 1, van deze richtlijn dat het fytosanitair certificaat voor de in bijlage IV, deel A, bij de richtlijn genoemde planten in beginsel wordt afgegeven in het land van oorsprong van de planten.

53
Artikel 9, lid 1, van richtlijn 77/93 vormt geen afwijking van een in artikel 12, lid 1, van deze richtlijn geformuleerde algemene regel, maar een afzonderlijke regel, die van toepassing is op bepaalde categorieën van planten die in een andere bijlage dan bijlage V, deel B, bij deze richtlijn zijn genoemd. Deze regel beoogt te waarborgen dat de in bijlage IV, deel A, bij richtlijn 77/93 gestelde bijzondere eisen bij de afgifte van het fytosanitair certificaat worden gecontroleerd en in acht genomen in het land van oorsprong van de betrokken planten. Een strikte uitlegging van artikel 9, lid 1, van de richtlijn en van de bijzondere eisen van bijlage IV, deel A, bij de richtlijn, waarnaar hierin wordt verwezen, is dus strijdig met deze doelstelling.

54
De bepaling van artikel 9, lid 1, van richtlijn 77/93, volgens welke het vereiste officiële fytosanitaire certificaat in het land van oorsprong moet zijn afgegeven, behalve voorzover ook op andere plaatsen dan de plaats van oorsprong kan worden voldaan aan de bijzondere voorschriften van bijlage IV, deel A, vormt daarentegen een uitzondering op het voorschrift dat het certificaat in het land van oorsprong moet zijn afgegeven. Zij moet bijgevolg strikt worden uitgelegd.

55
Uit deze tweede reeks overwegingen volgt dat tot de bijzondere voorschriften waaraan op andere plaatsen dan de plaats van oorsprong kan worden voldaan in de zin van de genoemde bepaling van artikel 9, lid 1, van richtlijn 77/93, enkel de voorschriften behoren waaraan kan worden voldaan in fytosanitaire omstandigheden die evenveel waarborgen bieden als op de plaats van oorsprong van de planten.

56
In de derde plaats komt uit het onderzoek van de punten 16.1 tot en met 16.4 betreffende de bijzondere eisen ten aanzien van vruchten van Citrus uit derde landen duidelijk naar voren, dat het aanbrengen van een adequate vermelding van de oorsprong op de verpakking van de producten een bijzonder belangrijke verplichting is wanneer deze producten afkomstig zijn uit een land dat bekendstaat als zijnde vrij van de genoemde schadelijke organismen.

57
Wat Cyprus betreft, blijkt uit de stukken van het dossier en wordt niet betwist dat dit land, zelfs vóór de inwerkingtreding van richtlijn 98/2, bekend stond als zijnde vrij van de in de punten 16.2 tot en met 16.4 bedoelde schadelijke organismen die deze citrusvruchten kunnen aantasten. Bijgevolg zijn de enige bijzondere eisen ten aanzien van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde citrusvruchten, overeenkomstig punt 16.1, dat deze citrusvruchten van de steel zijn ontdaan en dat de oorsprong op adequate wijze op de verpakking [moet zijn] vermeld.

58
Zoals alle partijen in het hoofdgeding en de verwijzende rechter hebben opgemerkt, kan aan de eerste eis worden voldaan door middel van een visueel onderzoek, dat in een ander derde land dan het land van oorsprong van de producten kan worden verricht onder dezelfde omstandigheden als in het land van oorsprong.

59
Dat de citrusvruchten daadwerkelijk afkomstig zijn van een land of een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van de in de punten 16.2 tot en met 16.4 bedoelde schadelijke organismen, kan bijgevolg enkel worden vastgesteld door na te gaan of de tweede eis, met betrekking tot de adequate vermelding van de oorsprong op de verpakking, in acht is genomen. Deze bijzondere eis vormt voor de lidstaat van invoer van de planten de enige waarborg dat deze a priori vrij zijn van de genoemde schadelijke organismen en dat zij dan ook kunnen worden vrijgesteld van de in deze punten bedoelde eis inzake een officiële verklaring in het land van oorsprong. Deze eis heeft dus niet dezelfde inhoud of strekking als die inzake het ontbreken van steeltjes en kan derhalve niet op dezelfde manier als laatstgenoemde eis worden uitgelegd op de enkele grond dat beide eisen zijn opgenomen in hetzelfde punt 16.1.

60
Voorzover de exporteur door de adequate vermelding van de oorsprong kan worden vrijgesteld van de in de punten 16.2 tot en met 16.4 bedoelde eisen inzake een officiële verklaring, zou het paradoxaal zijn dat een dergelijke vermelding van de oorsprong, die tot doel heeft de oorsprong van de producten te bevestigen, na uitvoer van de planten elders dan in het land van oorsprong kan worden aangebracht. Uit de enkele omstandigheid dat punt 16.1 voorschrijft dat de oorsprong op de verpakking moet zijn vermeld, blijkt dat deze eis in acht moet worden genomen in het stadium van de eerste verpakking van de producten met het oog op de verzending ervan, noodzakelijkerwijs vóór het vervoer ervan naar een ander derde land dan het land van oorsprong.

61
Voorts brengt de omstandigheid dat de exporteur door de vermelding van de oorsprong wordt vrijgesteld van de in de punten 16.2 tot en met 16.4 bedoelde eisen inzake een officiële verklaring mee, dat deze vermelding niet kan worden aangebracht door de producent van de planten alleen, zonder enige medewerking van de autoriteiten die bevoegd zijn om deze officiële verklaringen af te geven. Deze uitlegging wordt bevestigd door artikel 9, lid 1, van richtlijn 77/93, dat een verband legt tussen de afgifte van het officiële fytosanitair certificaat en de inachtneming van de bijzondere eisen van bijlage IV, deel A, bij de richtlijn.

62
Dienaangaande faalt het betoog van de regering van het Verenigd Koninkrijk en Cypfruvex, dat de bijzondere eis betreffende de adequate vermelding van de oorsprong in een ander derde land dan het land van oorsprong in acht kan worden genomen op basis van een onderzoek naar de geldigheid van deze vermelding door de inspecteur die in dit andere land bevoegd is om het fytosanitair certificaat op te stellen.

63
Om te beginnen is een dergelijke uitlegging van punt 16.1, volgens welke hierin enkel de controle a posteriori van de adequate vermelding van de oorsprong op de verpakking zou worden voorgeschreven, in strijd met de doelstelling van dit punt, waarin de verrichting van deze formaliteit van vermelding van de oorsprong zelf wordt voorgeschreven. Verder verkeert de inspecteur die in dat andere land met de afgifte van het fytosanitair certificaat is belast, bij de opsporing van eventuele vervalsingen van de vermelding van de oorsprong ter verkrijging van een onrechtmatig voordeel uit een behoorlijke fytosanitaire verklaring betreffende het land van oorsprong, niet in dezelfde positie als zijn ambtgenoot in het land van oorsprong, aangezien hij zich enkel kan baseren op facturen of vervoers- of verzendingsdocumenten. Ten slotte kan de samenwerking die de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van invoer tot stand brengen met die van een ander derde land dan het land van oorsprong van de ingevoerde planten, niet even bevredigend verlopen als die welke zij rechtstreeks aangaan met de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong. Efficiënte samenwerking met de laatstgenoemde autoriteiten is echter bijzonder belangrijk, met name in geval van besmetting (zie in die zin, arrest van 5 juli 1994, Anastasiou e.a., reeds aangehaald, punt 63).

64
Dit betoog van het Verenigd Koninkrijk en Cypfruvex is dus niet verenigbaar met de strikte uitlegging die aan de uitzonderingen op artikel 9, lid 1, van richtlijn 77/93 moet worden gegeven, en kan dus niet passen in de doelstelling die met de in punt 16.1 bedoelde certificering van de oorsprong wordt beoogd.

65
Derhalve kan aan de eis betreffende de adequate vermelding van de oorsprong, de enige handeling waardoor de oorsprong van de producten officieel kan worden bevestigd en waardoor de exporteur kan worden vrijgesteld van de in de punten 16.2 tot en met 16.4 bedoelde bijzondere eisen, enkel worden voldaan in het land van oorsprong van de producten, door of onder controle van de autoriteiten die bevoegd zijn voor de afgifte van de bij richtlijn 77/93 verplicht gestelde fytosanitaire certificaten. De vraag naar de kwaliteit van de samenwerking die de autoriteiten van de lidstaten van invoer kunnen aangaan met in casu die van Turkije, is dus niet relevant.

66
Deze uitlegging van punt 16.1 wordt niet a contrario ontkracht door de wijzigingen die richtlijn 98/2 heeft aangebracht in de punten 16.2 en 16.3.

67
Blijkens de eerste overweging van de considerans beoogt deze richtlijn de Gemeenschap beter te beschermen tegen [de] schadelijke organismen die reeds in richtlijn 77/93/EEG zijn opgenomen. De aangebrachte wijzigingen hadden tot doel de in de gewijzigde punten 16.2 tot en met 16.3 bis bedoelde formaliteiten inzake officiële verklaring in alle gevallen verplicht te stellen, ook wanneer het derde land van oorsprong erkend is als zijnde vrij van de betrokken schadelijke organismen.

68
Zoals Anastasiou e.a., de Helleense regering en de Commissie terecht opmerken, kunnen deze nieuwe voorschriften waarborgen dat het fytosanitair certificaat dat de planten vergezelt, een permanent spoor van de oorsprong daarvan bewaart, terwijl in geval van beschadiging van de verpakking de vermelding van de oorsprong daarop kan verdwijnen. Deze wijzigingen hebben eveneens tot doel nog uitdrukkelijker voor te schrijven dat de oorsprong van de planten in alle gevallen door de officiële autoriteiten moet worden gecertificeerd.

69
Het zou in strijd zijn met de aldus beoogde doelstelling van versterking van de fytosanitaire waarborgen, de in de gewijzigde punten 16.2 tot en met 16.3 bis vereiste officiële verklaringen aldus uit te leggen dat deze kunnen worden afgegeven in een ander derde land dan het land van oorsprong van de producten, terwijl deze nieuwe bepalingen tot doel hebben de in richtlijn 77/93 gestelde eisen inzake certificering van de oorsprong uit te breiden. Uit de bewoordingen van al deze punten, die eerst de officiële verklaring als gemeenschappelijke eis bevatten en vervolgens sub a, b, c of d de verschillende situaties vermelden waarop deze eis betrekking heeft, blijkt dat in alle gevallen aan deze eis moet worden voldaan in het land van oorsprong van de planten.

70
De omstandigheid dat richtlijn 98/2 verder in de gewijzigde punten 16.2, sub a, 16.3, sub a, en 16.3 bis, sub a, het voorschrift heeft ingevoerd dat het land van oorsprong volgens de procedure van artikel 16 bis erkend moet zijn als zijnde vrij van de betrokken schadelijke organismen, doet aan deze conclusie niet af. Dit nieuwe voorschrift wil de mogelijkheid om zich te beroepen op de gewijzigde punten 16.2, sub a, 16.3, sub a, en 16.3 bis, sub a, beperken tot de gevallen waarin de Gemeenschap heeft verklaard dat een land vrij was van de schadelijke organismen. Het heeft dus niet tot doel of tot gevolg dat een ander derde land dan het land van oorsprong van de producten wordt gemachtigd tot het geven van een verklaring dat deze producten daadwerkelijk van oorsprong zijn uit het ene of het andere land, en heeft geen invloed op de eis dat de officiële verklaring moet worden gegeven in het land van oorsprong.

71
Uit het voorgaande volgt dat hoewel richtlijn 98/2 vanaf de inwerkingtreding ervan de eis betreffende de adequate vermelding van de oorsprong een groot deel van zijn praktische werking ontneemt, de invoering van deze richtlijn geen argumenten oplevert die een andere uitlegging in rechte van deze eis kunnen ondersteunen.

72
De andere argumenten van de regering van het Verenigd Koninkrijk en Cypfruvex doen evenmin af aan de analyse dat de adequate vermelding van de oorsprong en de officiële verklaring eisen zijn waaraan moet worden voldaan door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong van de producten.

73
Artikel 12, lid 1, sub b, van richtlijn 77/93, dat het land van verzending, niet zijnde het land van oorsprong, in sommige gevallen toestaat een fytosanitair certificaat af te geven op voorwaarde dat het gezondheidscertificaat niet meer dan 14 dagen vóór de datum waarop de planten [...] het land van verzending hebben verlaten, [is] opgesteld, heeft enkel tot doel voorwaarden te verbinden aan de afgifte van een fytosanitair certificaat door de autoriteiten van het land van verzending, en heeft niet tot gevolg dat deze autoriteiten mogen afwijken van de in artikel 9, lid 1, van de richtlijn gestelde bijzondere eisen.

74
Voorts zijn de aangevoerde voorbeelden van handelspraktijken met betrekking tot de invoer van hout, waaruit zou blijken dat de oorsprong op geldige wijze kan worden aangebracht door andere autoriteiten dan die van het land van oorsprong, niet relevant. Artikel 9, lid 1, van richtlijn 77/93 stelt voor dit soort producten immers andere bijzondere eisen dan die waarvan het Hof om uitlegging wordt gevraagd.

75
Gelet op de voorgaande overwegingen moet op de vragen van de verwijzende rechter worden geantwoord dat richtlijn 77/93 aldus moet worden uitgelegd dat aan de in punt 16.1 bedoelde bijzondere eis inzake adequate vermelding van de oorsprong op de verpakking enkel kan worden voldaan in het land van oorsprong van de betrokken planten. De wijzigingen die richtlijn 98/2 in de punten 16.2 en 16.3 van richtlijn 77/93 heeft aangebracht, doen aan deze uitlegging niet af. Het voor het binnenbrengen van deze planten in de Gemeenschap vereiste fytosanitair certificaat moet dan ook in het land van oorsprong van deze planten worden afgegeven door of onder controle van de bevoegde autoriteiten van dit land.


Kosten

76
De kosten door de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Griekse regering, alsmede door de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE (voltallige zitting),

uitspraak doende op de door het House of Lords bij beschikking van 17 december 2001 gestelde vragen, verklaart voor recht:

Rodríguez Iglesias

Puissochet

Wathelet

Schintgen

Timmermans

Gulmann

Edward

La Pergola

Jann

Skouris

Macken

Colneric

von Bahr

Cunha Rodrigues

Rosas

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 30 september 2003.

De griffier

De president

R. Grass

G. C. Rodríguez Iglesias


1
Procestaal: Engels.

Top