Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62001TJ0328

    Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 21 januari 2004.
    Tony Robinson tegen Europees Parlement.
    Tijdelijk functionaris - Bevordering tot rang A 3 - Personeel van fractie van Partij van Europese Socialisten.
    Zaak T-328/01.

    Jurisprudentie – Ambtenarenrecht 2004 I-A-00005; II-00023

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:2004:13









    ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

    van 21 januari 2004

    Zaak T‑328/01

    Tony Robinson

    tegen

    Europees Parlement

    „Tijdelijk functionaris – Bevordering tot rang A 3 – Personeel van fractie van Partij van Europese Socialisten”

    Volledige Franse tekst II - 0000

    Betreft:         Verzoek om, enerzijds, nietigverklaring van het op de vergadering van 6 en 7 maart 2001 van het bureau van de fractie van de Partij van de Europese Socialisten in het Europees Parlement genomen besluit om twee functionarissen tot de rang A 3 te bevorderen en, anderzijds, verzoek om vergoeding van de schade die verzoeker wegens deze bevordering heeft geleden.

    Beslissing:         Het op de vergadering van 6 en 7 maart 2001 van het bureau van de fractie van de Partij van de Europese Socialisten in het Europees Parlement genomen besluit om F. en M. per 1 maart 2001 tot de rang A 3 te bevorderen wordt nietig verklaard. Het Parlement wordt verwezen in de kosten.

    Samenvatting

    1.     Ambtenaren – Beroep – Procesbelang – Beroep gericht tegen besluit tot bevordering van andere functionaris – Ontvankelijkheid

    (Ambtenarenstatuut, art. 91)

    2.     Handelingen van instellingen – Interne richtsnoeren – Rechtsgevolgen

    3.     Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Aanwerving – Beoordelingsvrijheid van tot sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag – Grenzen – Inachtneming van voorwaarden van oproep tot sollicitatie

    (Ambtenarenstatuut, art. 45, lid 1)

    4.     Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Bevordering – Vergelijking van verdiensten – Beoordelingsvrijheid van administratie – Grenzen – Interne richtsnoer van instelling

    (Ambtenarenstatuut, art. 45, lid 1; interne regeling van het Europees Parlement betreffende de aanwerving van ambtenaren en andere functionarissen en de overgang van categorie of kader, art. 10, eerste volzin)

    5.     Ambtenaren – Beroep – Beroep tot schadevergoeding – Nietigverklaring van bestreden onwettige handeling – Passend herstel voor morele schade

    (Ambtenarenstatuut, art. 91)

    1.     Ofschoon een functionaris niet kan eisen te worden bevorderd, heeft hij niettemin een belang om het besluit te betwisten om een andere functionaris te bevorderen tot een rang waarop hij aanspraak kan maken en waartegen hij een klacht heeft ingediend, die door het tot sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag is afgewezen.

    (cf. punt 32)

    2.     De instellingen moeten de interne richtsnoeren naleven die zij vrijwillig hebben vastgesteld en waarvan zij niet mogen afwijken zonder uiteen te zetten waarom zij dat doen, omdat anders het beginsel van gelijke behandeling wordt geschonden.

    (cf. punt 50)

    Referentie: Hof 1 december 1983, Blomefield/Commissie, 190/82, Jurispr. blz. 3981, punt 20; Gerecht 9 juli 1997, Monaco/Parlement, T‑92/96, JurAmbt. blz. I‑A‑195 en II‑573, punt 46; Gerecht 14 juli 1997, B/Parlement, T‑123/95, JurAmbt. blz. I‑A‑245 en II‑697, punt 17

    3.     Evenals de kennisgeving van vacature tot doel heeft het wettigheidkader te bepalen waarin het tot aanstelling bevoegd gezag overgaat tot de in artikel 45, lid 1, van het Statuut voorziene vergelijking van de verdiensten van de kandidaten, zijn de voorwaarden die het tot sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag in een oproep tot sollicitatie heeft vastgesteld, voor hem verbindend.

    (cf. punt 55)

    Referentie: Gerecht 20 september 2001, Coget e.a./Rekenkamer, T‑95/01, JurAmbt. blz. I‑A‑91 en II‑879, punt 58; Gerecht 12 december 2002, Morello/Commissie, T‑135/00, JurAmbt. blz. I‑A‑265 en II‑1313, punt 64; Gerecht 18 september 2003, Pappas/Comité van de Regio’s, T‑73/01, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 54

    4.     Ofschoon het tot het sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag terzake van de vergelijking van verdiensten over een ruime beoordelingsvrijheid beschikt, mag het niet de regels negeren die de instelling zichzelf heeft willen stellen, zoals die welke bepaalt dat de beoordelingsrapporten die over de tijdelijke functionarissen zijn uitgebracht moeten worden onderzocht, overeenkomstig artikel 10, eerste volzin, van de interne regeling van het Europees Parlement betreffende de aanwerving van ambtenaren en andere functionarissen en de overgang van categorie of kader, dat naar artikel 45, lid 1, van het Statuut verwijst.

    (cf. punt 73)

    Referentie: Gerecht 6 juni 1996, Baiwir/Commissie, T‑262/94, JurAmbt. blz. I‑A‑257 en II‑739, punt 66, en de aldaar aangehaalde rechtspraak

    5.     De nietigverklaring van een bestreden handeling vormt op zich een passende en in beginsel toereikende vergoeding van iedere immateriële schade die de verzoeker mocht hebben geleden, in het bijzonder wanneer het bestreden besluit geen negatieve beoordeling van zijn capaciteiten bevat, die kwetsend zou kunnen zijn.

    (cf. punt 79)

    Referentie: Hof 7 februari 1990, Culin/Commissie, C‑343/87, Jurispr. blz. I‑225, punten 25‑29; Gerecht 20 september 1990, Hanning/Parlement, T‑37/89, Jurispr. blz. II‑463, punt 83; Gerecht 26 januari 1995, Pierrat/Hof van Justitie, T‑60/94, JurAmbt. blz. I‑A‑23 en II‑77, punt 62; Gerecht 25 februari 1999, Giannini/Commissie, T‑282/97 en T‑57/98, JurAmbt. blz. I‑A‑33 en II‑151, punt 40

    Top