This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62001CJ0266
Judgment of the Court (Fifth Chamber) of 15 May 2003. # Préservatrice foncière TIARD SA v Staat der Nederlanden. # Reference for a preliminary ruling: Hoge Raad der Nederlanden - Netherlands. # Brussels Convention - Article 1 - Scope - Concept of civil and commercial matters - Concept of customs matters - Action based on a guarantee contract between the State and an insurance company - Contract entered into in order to satisfy a condition imposed by the State on associations of carriers, principal debtors, under Article 6 of the TIR Convention. # Case C-266/01.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 15 mei 2003.
Préservatrice foncière TIARD SA tegen Staat der Nederlanden.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Hoge Raad der Nederlanden - Nederland.
Executieverdrag - Artikel1 - Toepassingsgebied - Begrip burgerlijke en handelszaken - Begrip douanezaken - Vordering gebaseerd op borgtochtovereenkomst tussen staat en verzekeringsmaatschappij - Overeenkomst gesloten ter vervulling van voorwaarde die staat krachtens artikel6 van TIRovereenkomst stelt aan vervoerdersorganisaties als hoofdschuldenaars.
Zaak C-266/01.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 15 mei 2003.
Préservatrice foncière TIARD SA tegen Staat der Nederlanden.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Hoge Raad der Nederlanden - Nederland.
Executieverdrag - Artikel1 - Toepassingsgebied - Begrip burgerlijke en handelszaken - Begrip douanezaken - Vordering gebaseerd op borgtochtovereenkomst tussen staat en verzekeringsmaatschappij - Overeenkomst gesloten ter vervulling van voorwaarde die staat krachtens artikel6 van TIRovereenkomst stelt aan vervoerdersorganisaties als hoofdschuldenaars.
Zaak C-266/01.
Jurisprudentie 2003 I-04867
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2003:282
«Executieverdrag – Artikel 1 – Toepassingsgebied – Begrip burgerlijke en handelszaken – Begrip douanezaken – Vordering gebaseerd op borgtochtovereenkomst tussen staat en verzekeringsmaatschappij – Overeenkomst gesloten ter vervulling van voorwaarde die staat krachtens artikel 6 van TIR-overeenkomst stelt aan vervoerdersorganisaties als hoofdschuldenaars»
|
I - 0000 | |||
|
I - 0000 | |||
(Executieverdrag van 27 september 1968, art. 1, eerste alinea)
ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)
15 mei 2003 (1)
„Executieverdrag – Artikel 1 – Toepassingsgebied – Begrip burgerlijke en handelszaken – Begrip douanezaken – Vordering gebaseerd op borgtochtovereenkomst tussen staat en verzekeringsmaatschappij – Overeenkomst gesloten ter vervulling van voorwaarde die staat krachtens artikel 6 van TIR-overeenkomst stelt aan vervoerdersorganisaties als hoofdschuldenaars”
In zaak C-266/01, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens het Protocol van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen Préservatrice foncière TIARD SAen
Staat der Nederlanden, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 1 van genoemd verdrag van 27 september 1968 (PB 1972, L 299, blz. 32), zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (PB L 304, blz. 1, en ─ gewijzigde tekst ─ blz. 77), bij het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek (PB L 388, blz. 1) en bij het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek (PB L 285, blz. 1),wijstHET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),,
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van Préservatrice foncière TIARD SA, vertegenwoordigd door R. S. Meijer, advocaat; de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door N. A. J. Bel als gemachtigde, en de Commissie, vertegenwoordigd door A.-M. Rouchaud en H. van Vliet, ter terechtzitting van 17 oktober 2002,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 5 december 2002,
het navolgende
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),
uitspraak doende op de door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 18 mei 2001 gestelde vragen, verklaart voor recht:
Wathelet |
Edward |
La Pergola |
Jann |
Rosas |
|
De griffier |
De president van de Vijfde kamer |
R. Grass |
M. Wathelet |