Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62001CJ0110

    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 19 juni 2003.
    Malika Tennah-Durez tegen Conseil national de l'ordre des médecins.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Conseil d'État - Frankrijk.
    Richtlijn 93/16/EEG - Vrij verkeer van artsen en onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels - Artikel23, lid2 - Opleidingsvoorwaarden - Opleidingsduur - Inaanmerkingneming van perioden van in derde land gevolgde opleiding - Artikel9, lid5 - Verklaring waaruit blijkt dat diploma opleiding afsluit die aan voorwaarden voldoet - Heronderzoek van opleidingsvoorwaarden door ontvangende lidstaat voor erkenning van diploma.
    Zaak C-110/01.

    Jurisprudentie 2003 I-06239

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2003:357

    Arrêt de la Cour

    Zaak C-110/01


    Malika Tennah-Durez
    tegen
    Conseil national de l'ordre de médecins



    [verzoek van de Conseil d'État (Frankrijk) om een prejudiciële beslissing]

    «Richtlijn 93/16/EEG – Vrij verkeer van artsen en onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels – Artikel 23, lid 2 – Opleidingsvoorwaarden – Opleidingsduur – Inaanmerkingneming van perioden van in derde land gevolgde opleiding – Artikel 9, lid 5 – Verklaring waaruit blijkt dat diploma opleiding afsluit die aan voorwaarden voldoet – Heronderzoek van opleidingsvoorwaarden door ontvangende lidstaat voor erkenning van diploma»

    Conclusie van advocaat-generaal F. G. Jacobs van 6 juni 2002
        
    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 19 juni 2003
        

    Samenvatting van het arrest

    Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Artsen – Erkenning van diploma's en titels – Richtlijn 93/16 – Minimumvereisten voor medische opleiding – Opleiding gevolgd in derde land – Toelaatbaarheid – Voorwaarden – Verklaring behorend bij diploma dat niet overeenkomt met in richtlijn voorkomende benamingen – Beoordelingsvrijheid van autoriteiten van lidstaat van ontvangst – Daarvan uitgesloten – Mogelijkheid om autoriteiten van lidstaat van afgifte van diploma verzoek tot verificatie voor te leggen – Voorwaarden

    (Richtlijn 93/16 van de Raad, art. 9, lid 5, en 23, lid 2)

    De door artikel 23, lid 2, van richtlijn 93/16 ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels verlangde medische opleiding kan een, zelfs overwegend, in een derde land gevolgde opleiding zijn, mits de bevoegde instantie van de lidstaat die het diploma afgeeft, in staat is deze opleiding te valideren en derhalve te oordelen dat zij meetelt om te voldoen aan de vereisten die in die richtlijn aan de opleiding van artsen worden gesteld.De autoriteiten van de ontvangende lidstaat zijn overigens gebonden aan een krachtens artikel 9, lid 5, van richtlijn 93/16 afgegeven verklaring dat het betrokken diploma gelijk te stellen is met de diploma's waarvan de benamingen voorkomen in artikel 3, 5 of 7 van deze richtlijn en een opleiding afsluit die in overeenstemming is met de bepalingen van titel III ervan. In geval van nieuwe elementen die ernstige twijfel doen rijzen omtrent de echtheid van het hun overgelegde diploma of over de conformiteit ervan met de toepasselijke regeling, kunnen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het betrokken diploma heeft afgegeven, verzoeken het diploma opnieuw te verifiëren.cf. punten 70, 81, dictum 1-2




    ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)
    19 juni 2003 (1)


    „Richtlijn 93/16/EEG – Vrij verkeer van artsen en onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels – Artikel 23, lid 2 – Opleidingsvoorwaarden – Opleidingsduur – Inaanmerkingneming van perioden van in derde land gevolgde opleiding – Artikel 9, lid 5 – Verklaring waaruit blijkt dat diploma opleiding afsluit die aan voorwaarden voldoet – Heronderzoek van opleidingsvoorwaarden door ontvangende lidstaat voor erkenning van diploma”

    In zaak C-110/01,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Conseil d'État (Frankrijk) in het aldaar aanhangige geding tussen

    Malika Tennah-Durez

    en

    Conseil national de l'ordre des médecins,

    om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 9, lid 5, en 23, lid 2, van richtlijn 93/16/EEG van de Raad van 5 april 1993 ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels (PB L 165, blz. 1),wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),,



    samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, president van de Vierde kamer, waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, D. A. O. Edward (rapporteur), P. Jann, S. von Bahr en A. Rosas, rechters,

    advocaat-generaal: F. G. Jacobs,
    griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur,

    gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

    M. Tennah-Durez, vertegenwoordigd door Y. Richard en S. Mandelkern, avocats,

    de Conseil national de l'ordre des médecins, vertegenwoordigd door C.-L. Vier en J. Barthélemy, avocats,

    de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en C. Bergeot-Nunes als gemachtigden,

    de Belgische regering, vertegenwoordigd door F. Van De Craen als gemachtigde,

    de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door U. Leanza als gemachtigde, bijgestaan door G. Aiello, avvocato dello Stato,

    de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door C. Pesendorfer als gemachtigde,

    de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Patakia als gemachtigde,

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de mondelinge opmerkingen van M. Tennah-Durez, vertegenwoordigd door S. Mandelkern; de Conseil national de l'ordre des médecins, vertegenwoordigd door J. Barthélemy; de Franse regering, vertegenwoordigd door C. Bergeot-Nunes; de Belgische regering, vertegenwoordigd door A. Snoecx als gemachtigde; de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door C. Lewis, barrister, en de Commissie, vertegenwoordigd door M. Patakia, ter terechtzitting van 5 maart 2002,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 6 juni 2002,

    het navolgende



    Arrest



    1
    Bij beschikking van 29 januari 2001, ingekomen bij het Hof op 9 maart daaraanvolgend, heeft de Conseil d'État krachtens artikel 234 EG twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van de artikelen 9, lid 5, en 23, lid 2, van richtlijn 93/16/EEG van de Raad van 5 april 1993 ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels (PB L 165, blz. 1).

    2
    Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen M. Tennah-Durez en de Franse Conseil national de l'ordre des médecins (nationale raad van de orde van geneesheren) over haar verzoek tot inschrijving op de lijst van de orde van geneesheren in Frankrijk.

    Het juridisch kader

    De gemeenschapsregeling

    3
    Om te komen tot een stelsel van onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels van arts bepaalt richtlijn 93/16, aan welke voorwaarden de geneeskundige opleiding moet voldoen opdat door de lidstaten een artsendiploma kan worden afgegeven dat door de lidstaten onderling wordt erkend, en geeft zij een opsomming van die diploma's, certificaten en andere titels van arts.

    4
    Zo bepaalt artikel 2 van richtlijn 93/16: Elke lidstaat erkent de door de overige lidstaten aan onderdanen van lidstaten overeenkomstig artikel 23 afgegeven en in artikel 3 vermelde diploma's, certificaten en andere titels, door daaraan, met betrekking tot de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van arts, op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hem zelf uitgereikte diploma's, certificaten en andere titels.

    5
    Artikel 3 van richtlijn 93/16, waarin de onderling te erkennen artsendiploma's (basisopleiding) worden opgesomd, bepaalt: De in artikel 2 bedoelde diploma's, certificaten en andere titels zijn:

    a)
    in België: wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde/diplôme légal de docteur en médecine, chirurgie et accouchements, uitgereikt door de medische faculteiten van de universiteiten, door de centrale examencommissie of door de examencommissies van de Staat voor universitair onderwijs;

    [...]

    6
    Artikel 4 van richtlijn 93/16, dat gaat over de erkenning van specialistentitels, bepaalt: Elke lidstaat erkent de door de overige lidstaten aan onderdanen van lidstaten overeenkomstig de artikelen 24, 25, 26 en 29 afgegeven en in artikel 5 vermelde diploma's, certificaten en andere titels van specialist, door daaraan op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hem zelf uitgereikte diploma's, certificaten en andere titels.

    7
    Artikel 5 van richtlijn 93/16 luidt:

    1.
    De in artikel 4 bedoelde diploma's, certificaten en andere titels zijn die welke door de in lid 2 genoemde bevoegde autoriteiten of instanties zijn afgegeven en welke voor de desbetreffende gespecialiseerde opleiding beantwoorden aan de in de verschillende lidstaten geldende en in lid 3 weergegeven benamingen.

    2.
    De in lid 1 bedoelde, door de bevoegde instanties of instellingen afgegeven diploma's, certificaten en andere titels zijn:

    in België:erkenningstitel van geneesheer specialist/titre d'agrégation en qualité de médecin spécialiste, afgegeven door de minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;[...]

    8
    Artikel 7 van richtlijn 93/16 geeft de lijst van diploma's, certificaten en andere titels van specialist, die in twee of meer lidstaten bestaan.

    9
    Artikel 9 van richtlijn 93/16, dat de afgifte regelt van verklaringen waaruit blijkt dat bepaalde opleidingen die zijn afgesloten met niet in de richtlijn genoemde nationale titels, conform de richtlijn zijn, bepaalt in lid 5: Elke lidstaat erkent ten aanzien van de onderdanen van de lidstaten wier diploma's, certificaten en andere titels van arts of specialist niet overeenstemmen met de benamingen die voor die lidstaat voorkomen in artikel 3, 5 of 7, als genoegzaam bewijs de door die lidstaten afgegeven diploma's, certificaten en andere titels, mits deze vergezeld gaan van een door de bevoegde autoriteiten of instellingen afgegeven verklaring waarin wordt bevestigd dat deze diploma's, certificaten en andere titels van arts of specialist zijn afgegeven na afsluiting van een opleiding die in overeenstemming is met de in artikel 2, 4 of 6, naar gelang van het geval, genoemde bepalingen van titel III, en dat zij door de lidstaat die deze heeft afgegeven, worden gelijkgesteld met die waarvan de benamingen voorkomen in artikel 3, 5 of 7, naar gelang van het geval.

    10
    Artikel 22 van richtlijn 93/16 bepaalt: De ontvangende lidstaat kan, in geval van gegronde twijfel, van de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat een bevestiging verlangen van de echtheid van de in die lidstaat afgegeven in de hoofdstukken I tot en met IV van titel II genoemde diploma's, certificaten en andere titels, alsmede bevestiging van het feit dat de begunstigde heeft voldaan aan alle opleidingsvoorwaarden van titel III.

    11
    Artikel 23, dat deel uitmaakt van titel III van richtlijn 93/16 en de voorwaarden noemt waaraan de geneeskundige basisopleiding moet voldoen, luidt:

    1.
    De lidstaten stellen de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van de arts afhankelijk van het bezit van een in artikel 3 genoemd diploma, certificaat of andere titel van arts waardoor wordt gewaarborgd dat de betrokkene gedurende de totale opleidingstijd:

    a)
    voldoende kennis heeft verworven van de wetenschappen waarop de geneeskunst berust, alsmede een goed inzicht in de wetenschappelijke methoden, met inbegrip van de beginselen van de meting van biologische functies, in de beoordeling van wetenschappelijk vastgestelde feiten alsmede in het analyseren van gegevens;

    b)
    voldoende kennis heeft verworven van de structuur, de functies en het gedrag van gezonde en zieke personen, alsmede van de wijze waarop de gezondheidstoestand van de mens wordt beïnvloed door zijn natuurlijke en sociale omgeving;

    c)
    voldoende kennis heeft verworven van de klinische studievakken en de klinische praktijk, waardoor hij een samenhangend beeld heeft van de ziekten van lichaam en geest, van de geneeskunde voor wat de aspecten preventie, diagnose en therapie betreft, alsmede van de voortplanting van de mens;

    d)
    onder deskundige leiding voldoende klinische ervaring in ziekenhuizen heeft opgedaan.

    2.
    Een dergelijke totale geneeskundige opleiding omvat ten minste zes studiejaren of 5 500 uren theoretisch en praktisch onderwijs, dat aan een universiteit respectievelijk onder toezicht van een universiteit wordt gegeven.

    3.
    Voor de toelating tot deze opleiding wordt het bezit vereist van een diploma of certificaat dat in een lidstaat voor de betrokken studie toegang geeft tot inrichtingen van universitair onderwijs.

    [...]

    5.
    Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten om op hun eigen grondgebied volgens hun eigen regeling aan houders van diploma's, certificaten en andere titels die niet in een lidstaat zijn behaald, de toegang tot de werkzaamheden van arts en de uitoefening ervan toe te staan.

    12
    Richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hogeronderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PB 1989, L 19, blz. 16) en richtlijn 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van richtlijn 89/48 (PB L 209, blz. 25), bepalen wat voor de toepassing van deze richtlijnen moet worden verstaan onder diploma.

    13
    Artikel 1, sub a, van richtlijn 89/48 eist in dit verband onder meer dat de met het diploma, het certificaat of de andere titel afgesloten opleiding overwegend in de Gemeenschap is genoten of [...] de houder ervan een driejarige beroepservaring heeft opgedaan, gewaarmerkt door de lidstaat die een diploma, een certificaat of een andere titel van een derde land heeft erkend.

    14
    Artikel 1, sub a, van richtlijn 92/51 eist dat de met deze titel afgesloten opleiding overwegend in de Gemeenschap is genoten of [...] buiten de Gemeenschap is genoten in onderwijsinstellingen die een opleiding verstrekken die voldoet aan de wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften van een lidstaat of wanneer de houder ervan een driejarige beroepservaring heeft opgedaan, gewaarmerkt door de lidstaat die een opleidingstitel van een derde land heeft erkend.

    15
    Richtlijn 2001/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2001 tot wijziging van de richtlijnen 89/48 en 92/51 betreffende het algemeen stelsel van erkenning van beroepskwalificaties, en de richtlijnen 77/452/EEG, 77/453/EEG, 78/686/EEG, 78/687/EEG, 78/1026/EEG, 78/1027/EEG, 80/154/EEG, 80/155/EEG, 85/384/EEG, 85/432/EEG, 85/433/EEG en 93/16/EEG van de Raad betreffende de beroepen van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (verpleegkundige), beoefenaar der tandheelkunde, dierenarts, verloskundige, architect, apotheker en arts (PB L 206, blz. 1), heeft het stelsel van onderlinge erkenning gewijzigd, onder meer om het bijwerken van de lijsten van de voor automatische erkenning in aanmerking komende diploma's te vereenvoudigen.

    De Franse wetgeving

    16
    Het ten tijde van de feiten geldende artikel L. 356 van de Code de la santé publique (wetboek Volksgezondheid) bepaalt: Niemand mag in Frankrijk het beroep van arts [...] uitoefenen tenzij hij: 1° houder is van een diploma, certificaat of andere titel als bedoeld in artikel L. 356-2 [...], 2° de Franse nationaliteit heeft of onderdaan is van een van de lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap [...]

    17
    Artikel L. 356-2 van die Code bepaalt: Ingevolge artikel L. 356-1 zijn de voor de uitoefening van het beroep van arts vereiste diploma's, certificaten of titels : 1° het Franse staatsdiploma van doctor in de geneeskunde [...]; of, indien de betrokkene onderdaan is van een lidstaat van de Europese Gemeenschap [...] een diploma, certificaat of andere titel van arts, afgegeven door een van deze staten en vermeld op een lijst die overeenkomstig de gemeenschapsrechtelijke verplichtingen of de verplichtingen krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is opgesteld bij een gemeenschappelijk besluit van de minister van Volksgezondheid en de minister belast met het universitair beleid [...]

    18
    Ingevolge artikel 2 van het besluit van 18 juni 1981 (JORF van 28 juni 1981, blz. 5986), zoals gewijzigd, is het diploma dat aan Belgische onderdanen recht geeft op de uitoefening van het beroep van arts in Frankrijk het wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde [...], uitgereikt door de medische faculteiten van de universiteiten, door de centrale examencommissie of door de examencommissies van de Staat voor universitair onderwijs na 20 mei 1929.

    19
    Artikel 3-1 van het besluit van 18 juni 1981, zoals gewijzigd, waarbij artikel 9, lid 5, van richtlijn 93/16 in nationaal recht is omgezet, bepaalt: Ingeval een arts door de lidstaten van de Europese Gemeenschappen afgegeven diploma's, certificaten of andere titels van arts overlegt die niet overeenstemmen met de benamingen die voor die lidstaat zijn opgenomen in de artikelen 2 en 3 van dit besluit, moet hij een door de bevoegde autoriteiten afgegeven verklaring overleggen waaruit blijkt dat de diploma's, certificaten of andere titels van arts een opleiding afsluiten die in overeenstemming is met de gemeenschapsrechtelijke verplichtingen en die door de lidstaat die deze heeft afgegeven, worden gelijkgesteld met die waarvan de benamingen in de artikelen 2 en 3 van dit besluit voorkomen.

    Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

    20
    Tennah-Durez, die de Algerijnse nationaliteit bezit, heeft in 1989 het diploma van doctor in de geneeskunde behaald aan de medische faculteit van Algiers. Nadat zij de Belgische nationaliteit had verkregen, heeft zij haar medische studie weer opgevat aan de Universiteit Gent in België. De Universiteit Gent heeft haar zesjarige opleiding aan de medische faculteit van Algiers erkend en haar dientengevolge toegestaan zich te laten inschrijven voor het zevende en laatste jaar van de studie geneeskunde, na afloop waarvan haar op 28 september 1995 het basisdiploma arts onder de titel academische graad arts (hierna: Belgische artsendiploma) is uitgereikt.

    21
    Tevens heeft Tennah-Durez aan de Universiteit Gent een speciale huisartsenopleiding gevolgd, te weten een achtste en negende jaar geneeskunde, waarna zij op 29 september 1997 de academische graad huisarts heeft verkregen (hierna: Belgische huisartsendiploma). De titel erkend huisarts is haar verleend bij ministerieel besluit van 10 februari 1998.

    22
    Daar zij zich in Frankrijk wilde vestigen, heeft Tennah-Durez bij de Conseil départemental de l'ordre des médecins du Nord (hierna: Conseil départemental) een verzoek tot inschrijving op de lijst van de orde van geneesheren in Frankrijk ingediend en haar Belgische artsen- en huisartsendiploma overgelegd. Omdat deze titels niet overeenkwamen met de voor het Koninkrijk België in de artikelen 3, 5 of 7 van richtlijn 93/16 genoemde benaming, heeft de Conseil national de l'ordre des médecins (hierna: Conseil national), die door de Conseil départemental om advies was gevraagd, vragen gesteld aan het Belgische ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu (hierna: Belgische ministerie).

    23
    Het Belgische ministerie heeft op 23 juli 1998 een eerste verklaring afgegeven, waaruit blijkt dat Tennah-Durez houdster is van het Belgische wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde, uitgereikt op 28 september 1995 door de Universiteit Gent (UG), met ingang van die datum bevoegd is tot uitoefening van de geneeskunde in België, en als huisarts is erkend bij ministerieel besluit van 10 februari 1998 na een speciale huisartsenopleiding van ten minste twee jaar te hebben gevolgd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 30 van richtlijn 93/16/EEG.

    24
    In een tweede brief, van 6 oktober 1998, merkt het Belgische ministerie echter op: Ter aanvulling van de verklaring die u eerder hebt ontvangen [...], welke volledig correct is en bevestigt dat de huisartsenopleiding van [Malika Tennah-Durez] conform de minimumopleidingsvereisten van de artikelen 31 en 32 van richtlijn 93/16/EEG is, moet ik u meedelen dat haar artsenopleiding (basisopleiding voor het diploma van arts) niet conform de minimumvoorwaarden van artikel 23 van deze richtlijn is. De Universiteit Gent heeft de in het buitenland gevolgde opleiding namelijk gevalideerd voor in totaal zes jaar van de volledige opleiding, die in België zeven jaar duurt. Zij heeft alleen het zevende en laatste jaar van de artsenopleiding moeten volgen, hetgeen betekent dat zij haar studie niet voor een overwegend deel in België of een andere lidstaat van de Europese Unie heeft gevolgd.

    25
    In een derde brief, van 14 oktober 1998, heeft het Belgische ministerie bevestigd dat het op 28 september 1995 uitgereikte diploma academische graad arts [...] gelijkstaat aan het thans door de Vlaamse universiteiten afgegeven diploma overeenkomstig artikel 3 van richtlijn 93/16/EEG [...].

    26
    Intussen had de Conseil départemental op basis van de brief van het Belgische ministerie van 6 oktober 1998, op 8 oktober 1998 de inschrijving van Tennah-Durez op de lijst van de orde van geneesheren in Frankrijk ingetrokken. Tennah-Durez legde de zaak voor aan de Conseil régional de l'ordre des médecins du Nord-Pas-de-Calais (hierna: Conseil régional), die van mening was dat de Conseil départemental niet bevoegd was tot intrekking van zijn eigen beslissing tot inschrijving. Voorts heeft de Conseil régional op basis van een verklaring van het Belgische ministerie van 26 oktober 1998, waaruit bleek dat Tennah-Durez ten minste 5 600 uur (theorie en praktijk) geneeskundige opleiding had gevolgd, hetgeen meer is dan de in artikel 23, lid 2, van richtlijn 93/16 bedoelde 5 500 uur, besloten dat Tennah-Durez op de lijst van de orde van geneesheren in Frankrijk kon worden ingeschreven. Hij heeft de beslissing van de Conseil départemental dan ook vernietigd en de inschrijving van Tennah-Durez bevestigd.

    27
    De Conseil national legde de beslissing van de Conseil régional voor aan de tuchtrechtelijke afdeling van de Conseil national, die de inschrijving van Tennah-Durez op de lijst van de orde van geneesheren in Frankrijk wederom ongedaan maakte. Tennah-Durez stelde daarop beroep in bij de Conseil d'État wegens overschrijding van bevoegdheid.

    28
    Daar de Conseil d'État twijfelde over de juiste uitlegging van het toepasselijke gemeenschapsrecht, heeft hij de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

    1)
    Moet artikel 23, lid 2, van richtlijn 93/16/EEG van de Raad van 5 april 1993, bepalende dat de totale geneeskundige opleiding van een arts die onderdaan is van een lidstaat, ten minste zes studiejaren of 5 500 uren theoretisch en praktisch onderwijs aan een universiteit of onder toezicht van een universiteit dient te omvatten, aldus worden verstaan dat de opleiding volledig aan of onder toezicht van een universiteit van een lidstaat moet zijn gevolgd, of mag ingevolge die bepaling ook geheel of ten dele rekening worden gehouden met de in een derde land genoten opleiding?

    2)
    Zijn de nationale autoriteiten gebonden aan de verklaring die krachtens artikel 9, lid 5, van richtlijn 93/16 is afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het door de betrokkene overgelegde diploma heeft uitgereikt, en waarin wordt bevestigd dat dit diploma gelijk te stellen is met de diploma's waarvan de benamingen voorkomen in artikel 3, 5 of 7 van de richtlijn en een opleiding afsluit die in overeenstemming is met de bepalingen van titel III, of kunnen die autoriteiten die verklaring met name in het licht van de in de richtlijn voorgeschreven en door de nationale wetgeving vereiste minimumopleidingsvoorwaarden beoordelen, en in voorkomend geval ondanks de bewoordingen van de afgegeven verklaring concluderen dat de door de betrokkene gevolgde opleiding aan de vereisten van de richtlijn voldoet?

    Opmerkingen vooraf

    29
    Artikel 2 van richtlijn 93/16 bepaalt dat elke lidstaat verplicht is de door de overige lidstaten aan onderdanen van lidstaten overeenkomstig artikel 23 afgegeven en in artikel 3 van die richtlijn vermelde diploma's, certificaten en andere titels te erkennen door daaraan met betrekking tot de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van arts op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hem zelf uitgereikte diploma's, certificaten en andere titels.

    30
    Deze erkenning is automatisch en onvoorwaardelijk in die zin dat zij de lidstaten verplicht de gelijkwaardigheid van bepaalde diploma's te erkennen zonder dat zij van de betrokkenen kunnen eisen dat zij voldoen aan andere voorwaarden dan die welke in de toepasselijke richtlijnen worden gesteld (zie arrest van 14 september 2000, Hocsman, C-238/98, Jurispr. blz. I-6623, punt 33). Zij berust op het onderling vertrouwen van de lidstaten dat de andere lidstaten artsendiploma's afgeven die aan de eisen voldoen, welk vertrouwen berust op een opleidingsstelsel waarvan het peil in gezamenlijk overleg is vastgesteld.

    31
    Het gemeenschapsrecht stelt daarom enkele nauwkeurige eisen aan de mogelijkheid voor de lidstaten om artsendiploma's af te geven, zodat die diploma's automatisch en onvoorwaardelijk kunnen worden erkend in alle lidstaten. Deze eisen houden een zekere harmonisatie en coördinatie binnen de Gemeenschap in, in de eerste plaats van de medische basisopleiding en van de specialistenopleiding (harmonisatieaspect), en in de tweede plaats van de regels voor de toegang tot en de uitoefening van het beroep van arts in de lidstaten (coördinatieaspect).

    32
    Het bij richtlijn 93/16 in het leven geroepen stelsel van erkenning van artsendiploma's is dan ook een stelsel van sectorale erkenning dat geldt voor een beroepsgroep waarvan de opleiding binnen de Gemeenschap is geharmoniseerd.

    33
    Dit stelsel moet worden onderscheiden van het met name door richtlijn 89/48 in het leven geroepen algemene stelsel van erkenning van diploma's en beroepskwalificaties, waarnaar is verwezen door verschillende partijen die opmerkingen hebben ingediend. Het bij die richtlijn gecreëerde stelsel hanteert een andere methode van onderlinge erkenning van diploma's en beroepskwalificaties, die volgens de derde overweging van de considerans van richtlijn 89/48 erin bestaat, het de burgers van de Unie gemakkelijker te maken alle beroepsactiviteiten uit te oefenen waarvoor de ontvangende lidstaat een post-secundaire opleiding vereist, voorzover zij in het bezit zijn van dergelijke diploma's die hen op die activiteiten voorbereiden, een studieperiode van ten minste drie jaar afsluiten en in een andere lidstaat zijn uitgereikt.

    34
    Deze methode leidt niet tot een automatische en onvoorwaardelijke erkenning van diploma's en beroepskwalificaties. Zij berust op de gedachte dat de voorwaarden voor de uitoefening van de betrokken beroepen in grote lijnen vergelijkbaar zijn en geeft de lidstaten de mogelijkheid om van de belanghebbende onder bepaalde voorwaarden te eisen dat hij aan nadere vereisten voldoet, zoals het voltooien van een aanpassingsstage.

    35
    Tegen de achtergrond van deze overwegingen moeten de prejudiciële vragen worden beantwoord.

    De eerste vraag

    36
    Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen in hoeverre de door artikel 23, lid 2, van richtlijn 93/16 geëiste medische opleiding een in een derde land gevolgde opleiding kan zijn.

    Bij het Hof ingediende opmerkingen

    37
    Tennah-Durez is van mening dat de in richtlijn 93/16 bedoelde medische opleiding geheel of gedeeltelijk een in een derde land gevolgde opleiding moet kunnen zijn, mits deze wordt afgesloten met het diploma van een lidstaat.

    38
    De reden waarom de erkenning door een lidstaat van een in een derde land verstrekt diploma, in een andere lidstaat geen rechtsgevolg kan hebben, is immers dat een lidstaat de in een derde land gevolgde opleiding niet kan controleren. In haar geval hebben de Belgische autoriteiten haar opleiding echter wel kunnen controleren, aangezien zij met goed gevolg het examen van het zevende jaar voor het artsendiploma heeft afgelegd, met welk examen een opleiding wordt afgesloten die conform de minimumeisen van artikel 23 van richtlijn 93/16 is.

    39
    De Conseil national stelt dat de situatie van Tennah-Durez volledig vergelijkbaar is met die welke in het reeds aangehaalde arrest Hocsman aan de orde was en dat de homologatie van een communautair diploma dat een deels in een derde land gevolgde opleiding afsluit, derhalve evenmin wordt beheerst door het beginsel van onderlinge erkenning als de homologatie van een niet-communautair diploma dat nadien door een lidstaat is erkend.

    40
    Aangezien richtlijn 93/16 niet geldt voor de homologatie van een communautair diploma dat een deels in een derde land gevolgde opleiding afsluit, is de afweging of die opleiding conform de vereisten van die richtlijn is, uitsluitend bindend voor de lidstaat die deze afweging heeft gemaakt en behoort zij niet tot de feiten en omstandigheden waarmee de andere lidstaten ingevolge artikel 43 EG rekening moeten houden. De Conseil national erkent wel dat op grond van dit artikel, uitsluitend in het geval dat een tweede lidstaat de opleiding en ervaring van de betrokkene, of deze nu buiten of binnen de Gemeenschap zijn verworven, onvoldoende acht, deze lidstaat die persoon de toestemming tot uitoefening van de geneeskunde op zijn grondgebied bij gemotiveerde beslissing kan weigeren.

    41
    De regeringen die opmerkingen bij het Hof hebben ingediend, zijn het er in grote lijnen over eens dat het feit dat een deel van de opleiding in een derde land is gevolgd, de lidstaten niet belet, diploma's af te geven die onderling worden erkend ingevolge richtlijn 93/16. Sommige van hen benadrukken evenwel dat een overwegend deel van die opleiding, dat wil zeggen meer dan de helft, binnen de Gemeenschap moet zijn gevolgd.

    42
    De Franse en de Oostenrijkse regering wijzen erop dat een dergelijke voorwaarde ook staat in richtlijn 89/48. Doordat aan die voorwaarde moet worden voldaan, kan de onderlinge erkenning van artsendiploma's passende en noodzakelijke garanties bieden.

    43
    Volgens de Commissie kan automatische erkenning slechts plaatsvinden indien het overwegende deel van de opleiding dat in de Gemeenschap is gevolgd, het einde van de cursus omvat.

    44
    Zij acht het niet noodzakelijk een geheel nieuw type diploma te creëren. Voldoende is dat op het diploma wordt vermeld dat het een grotendeels buiten de Gemeenschap gevolgde opleiding afsluit, en dat de houder ervan dus niet in aanmerking komt voor het stelsel van automatische erkenning van richtlijn 93/16.

    45
    De Commissie is voorts van mening dat door een lidstaat afgegeven diploma's die een overwegend in een derde land gevolgde opleiding afsluiten, voor de toepassing van richtlijn 93/16 moeten worden gelijkgesteld met in een derde land behaalde diploma's. Het is dan logisch om op die diploma's de redenering van het reeds aangehaalde arrest Hocsman betreffende in een derde land behaalde diploma's toe te passen. Hieruit volgt dat in de onderhavige zaak de andere lidstaten verplicht zijn, de bekwaamheden blijkend uit de diploma's, certificaten en andere titels van Tennah-Durez, alsmede haar ervaring, te vergelijken met de kennis en kwalificaties die door hun nationale wetgeving wordt geëist.

    46
    Ter terechtzitting heeft de Commissie opgemerkt dat zij in overleg met de vertegenwoordigers van de lidstaten in het comité voor Volksgezondheid de voorwaarde van de overwegend in de Gemeenschap gevolgde opleiding had geformuleerd in antwoord op parlementaire vragen over verschillende sectorale richtlijnen voor erkenning van diploma's.

    47
    De Belgische regering schaart zich grotendeels achter het betoog van de Commissie. Ter terechtzitting heeft zij nog verklaard dat wanneer een lidstaat een diploma afgeeft dat een overwegend in een derde land gevolgde opleiding afsluit, er een vermoeden zou moeten bestaan dat dit diploma gelijkwaardig is aan het overeenkomstige diploma dat een overwegend in die lidstaat gevolgde opleiding afsluit. Daar dit een vermoeden van gelijkwaardigheid zou zijn en geen automatische erkenning, zou dit vermoeden in geval van twijfel vatbaar zijn voor weerlegging.

    Antwoord van het Hof

    48
    Artikel 23, lid 2, van richtlijn 93/16 bepaalt dat de in lid 1 van dat artikel omschreven geneeskundige opleiding ten minste zes studiejaren of 5 500 uren theoretisch en praktisch onderwijs omvat en aan een universiteit respectievelijk onder toezicht van een universiteit wordt gegeven.

    49
    Zoals zij is geformuleerd, eist deze bepaling niet dat de opleiding uitsluitend of voor een bepaald deel aan of onder toezicht van een universiteit van een lidstaat wordt gegeven.

    50
    Van de overige bepalingen van richtlijn 93/16 impliceren er enkele inderdaad dat er feiten of omstandigheden zijn die de situatie van de betrokkene verbinden aan een lidstaat. Zo bepaalt artikel 2 van richtlijn 93/16 dat alleen diploma's, certificaten en andere titels die door een van de lidstaten aan onderdanen van de lidstaten zijn uitgereikt, de bij de richtlijn ingevoerde automatische erkenning kunnen krijgen. In artikel 23, lid 3, staat voorts dat voor toelating tot de opleiding voor het behalen van een dergelijk diploma, certificaat of andere titel van arts vereist is dat men een diploma of certificaat bezit dat in een lidstaat voor de betrokken studie toegang geeft tot inrichtingen van universitair onderwijs. Geen van deze bepalingen geeft echter aan in hoeverre de in artikel 23, lid 2, van richtlijn 93/16 vereiste medische opleiding moet zijn gevolgd aan of onder toezicht van een universiteit van een lidstaat.

    51
    Ook de opzet van richtlijn 93/16 staat niet eraan in de weg dat een deel van de medische opleiding voor een diploma, certificaat of andere titel van arts waarvoor automatische erkenning geldt, buiten de Gemeenschap is gevolgd, bijvoorbeeld in het kader van een uitwisselingsprogramma met een universiteit in een derde land. Voor het bevorderen van de uitwisseling van studenten is een dergelijke mogelijkheid overigens zeker gewenst.

    52
    Richtlijn 93/16 geeft derhalve uitdrukkelijk noch stilzwijgend aan, in hoeverre een deel van de in artikel 23, lid 2, geëiste medische opleiding in een derde land mag zijn gevolgd.

    53
    De verklaring daarvoor is te vinden in het feit dat in het bij richtlijn 93/16 ingevoerde stelsel van automatische erkenning, voor de beslissing of al dan niet een artsendiploma moet worden uitgereikt, niet relevant is, waar die opleiding is gegeven, maar of zij voldoet aan de in richtlijn 93/16 neergelegde kwalitatieve en kwantitatieve opleidingseisen.

    54
    Het communautaire stelsel van erkenning van diploma's, certificaten en andere titels van arts, zoals ingevoerd bij richtlijn 93/16, belet de lidstaten artsendiploma's af te geven die niet aan de vereisten van die richtlijn voldoen. De bij deze richtlijn verwezenlijkte harmonisatie van de artsenopleiding betekent dat het de lidstaten niet vrijstaat om een categorie van artsendiploma's in het leven te roepen die met geen enkele in richtlijn 93/16 voorziene categorie overeenkomt en dus niet in aanmerking komt voor onderlinge erkenning in de andere lidstaten (zie in die zin, met betrekking tot tandartsendiploma's, arrest van 1 juni 1995, Commissie/Italië, C-40/93, Jurispr. blz. I-1319, punt 24).

    55
    Anders dan valt op te maken uit bepaalde voor het Hof gemaakte opmerkingen, met name uit die van de Commissie (zie punt 44 van dit arrest), is het dus uitgesloten dat een instelling van een lidstaat op een door haar afgegeven artsendiploma aantekent dat de houder van het diploma niet in aanmerking komt voor het stelsel van automatische erkenning van richtlijn 93/16 op grond dat het diploma een medische opleiding afsluit die hoofdzakelijk buiten de Gemeenschap is genoten en dat die opleiding, volgens de instelling die het diploma afgeeft, dus niet voldoet aan de eisen van richtlijn 93/16.

    56
    De verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat volledig wordt voldaan aan de in richtlijn 93/16 neergelegde kwalitatieve en kwantitatieve opleidingseisen, berust derhalve geheel en al bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het diploma afgeeft. Deze moet bij de uitoefening van haar bevoegdheden voor ogen houden dat artsendiploma's door de automatische en onvoorwaardelijke erkenning ervan de houder in staat stellen, zich naar alle lidstaten van de Europese Unie te begeven en er een praktijk uit te oefenen.

    57
    Het aldus afgegeven diploma is voor de houder ervan immers een artsenpaspoort, waarmee hij zich in de Europese Unie als arts kan verplaatsen zonder dat de beroepskwalificatie die uit het diploma blijkt, in de ontvangende lidstaat in twijfel kan worden getrokken, behoudens in de in het gemeenschapsrecht genoemde bijzondere omstandigheden.

    58
    Hoe groter het deel van de medische opleiding dat is gevolgd aan of onder toezicht van een andere instantie dan die welke het diploma afgeeft, des te moeilijker is het, erop toe te zien dat aan de in richtlijn 93/16 gestelde eisen van medische opleiding is voldaan. De praktische moeilijkheden die daarbij kunnen ontstaan, doen zich echter niet alleen voor bij buiten de Gemeenschap gevolgde opleidingen, maar ook bij opleidingen die zijn gevolgd in een andere lidstaat dan die waar het artsendiploma is afgegeven, of bij een instelling in dezelfde lidstaat die niet de instelling is die het diploma afgeeft.

    59
    Richtlijn 93/16 voorziet immers wel in een zekere harmonisatie, zowel kwalitatief als kwantitatief, van de medische opleiding bij alle instellingen van de lidstaten die een dergelijke opleiding geven, maar niet in een dermate volledige harmonisatie dat er geen enkele toetsing van de gevolgde opleiding noodzakelijk is wanneer iemand tijdens de opleiding overgaat van de ene instelling naar een andere.

    60
    Voorzover de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het diploma afgeeft, in staat is een in een derde land gevolgde medische opleiding te valideren en te oordelen dat deze opleiding dus voldoet aan de vereisten van richtlijn 93/16, kan die opleiding dus in aanmerking worden genomen bij de beoordeling of een diploma van arts dient te worden afgegeven.

    61
    Dit houdt in dat niet bij voorbaat uitgesloten is dat het deel van de medische opleiding dat in een derde land is gevolgd, zoals in de onderhavige zaak het geval is, ongeveer 85 % van de totale duur van de vereiste opleiding kan uitmaken, indien aan het in het vorige punt genoemde vereiste is voldaan.

    62
    Enkele regeringen en de Commissie stellen echter dat voor de onderlinge erkenning op grond van richtlijn 93/16 een overwegend deel van de opleiding aan of onder toezicht van een universiteit van een lidstaat moet zijn gevolgd.

    63
    Dit betoog kan niet slagen.

    64
    Allereerst is het zo dat richtlijn 93/16, die de ingevoerde erkenning van diploma's gedetailleerd regelt, nergens melding maakt van of zelfs maar zinspeelt op een vereiste dat een overwegend deel van de opleiding in een lidstaat is gevolgd.

    65
    Ten tweede moet met betrekking tot het betoog als zou deze eis in de richtlijnen 89/48 en 92/51 staan, worden vastgesteld dat de stelsels van erkenning van diploma's en beroepskwalificaties neergelegd in die richtlijnen, die betrekking hebben op het algemene stelsel van erkenning van diploma's en beroepskwalificaties zoals uiteengezet in de punten 30 tot en met 34 van dit arrest, op andere beginselen berusten dan het stelsel van richtlijn 93/16. Het feit alleen dat een dergelijk vereiste voorkomt in de richtlijnen 89/48 en 92/51, volstaat niet om het op overeenkomstige wijze toe te passen in het kader van de in een sectorale richtlijn zoals richtlijn 93/16 geregelde erkenning van artsendiploma's.

    66
    In de derde plaats wordt de voorwaarde dat een overwegend deel van de opleiding in een lidstaat is gevolgd, in het kader van de richtlijnen 89/48 en 92/51 weliswaar gebruikt om vast te stellen welke diploma's binnen de werkingssfeer van die richtlijnen vallen, maar deze richtlijnen sluiten niet uit dat diploma's die niet aan die voorwaarde voldoen, voor de toepassing van die richtlijnen als diploma's worden beschouwd. Volgens artikel 1, sub a, van richtlijn 89/48 omvat het begrip diploma in de zin van die richtlijn immers diploma's van een derde land, mits de houder ervan een driejarige beroepservaring heeft opgedaan, gewaarmerkt door de lidstaat die het diploma heeft erkend. Richtlijn 92/51 gaat nog verder. Volgens artikel 1, sub a, ervan omvat het begrip diploma ook diploma's die een opleiding afsluiten die overwegend buiten de Gemeenschap is gevolgd, mits de opleiding is genoten in een onderwijsinstelling die een opleiding verstrekt die voldoet aan de wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften van een lidstaat.

    67
    Ten slotte zou in het kader van een richtlijn, zoals richtlijn 93/16, die juist de automatische en onvoorwaardelijke erkenning van diploma's tot doel heeft, het vereiste dat een overwegend deel van de opleiding binnen de Gemeenschap is gevolgd, zeker niet bijdragen tot de rechtszekerheid, aangezien dit begrip heel verschillend kan worden uitgelegd, zoals overigens tijdens de gedachtewisseling voor het Hof is gebleken. Zo zou ter beantwoording van de vraag of een overwegend deel van de opleiding binnen de Gemeenschap is gevolgd, uitsluitend kunnen worden uitgegaan van de tijd die binnen dan wel buiten de Gemeenschap aan de opleiding is besteed. Ook zou kunnen worden gelet op het belang van de binnen of buiten de Gemeenschap onderwezen materies. Voorts zou kunnen worden geëist dat de in een lidstaat vervulde tijdvakken van opleiding min of meer dichtbij het einde van de opleiding liggen. Dat de uitlegging van het begrip overwegend binnen de Gemeenschap gevolgde opleiding kan variëren naar gelang van de zienswijze van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, pleit ervoor om dit vereiste niet op overeenkomstige wijze toe te passen in het kader van richtlijn 93/16.

    68
    De situatie van verzoekster in het hoofdgeding verschilt van de situatie bedoeld in artikel 23, lid 5, van richtlijn 93/16, dat bepaalt dat de richtlijn geen afbreuk doet aan de mogelijkheid voor de lidstaten om op hun eigen grondgebied en volgens hun eigen regeling de gelijkwaardigheid vast te stellen van een in een derde land behaald diploma.

    69
    Het in het hoofdgeding aan de orde zijnde diploma is immers geen in een derde land behaald diploma, maar een door een universiteit van een lidstaat volgens de door die universiteit toegepaste regels afgegeven diploma. Dat dit diploma van communautaire herkomst is, geeft de andere lidstaten het recht om te concluderen dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het heeft afgegeven, de toezichtverplichtingen van richtlijn 93/16 is nagekomen, zodat het onderlinge vertrouwen dat aan het bij richtlijn 93/16 ingevoerde stelsel van onderlinge erkenning ten grondslag ligt, niet in gevaar wordt gebracht.

    70
    Gelet op het voorgaande moet de eerste vraag aldus worden beantwoord dat de door artikel 23, lid 2, van richtlijn 93/16 verlangde medische opleiding een, zelfs overwegend, in een derde land gevolgde opleiding kan zijn, mits de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het diploma afgeeft, in staat is deze opleiding te valideren en op grond daarvan te oordelen dat zij kan meetellen om te voldoen aan de vereisten die in die richtlijn aan de opleiding van artsen worden gesteld.

    De tweede vraag

    71
    Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen in hoeverre de autoriteiten van de ontvangende lidstaat gebonden zijn aan een krachtens artikel 9, lid 5, van richtlijn 93/16 afgegeven verklaring dat het betrokken diploma gelijk te stellen is met de diploma's waarvan de benamingen voorkomen in artikel 3, 5 of 7 van de richtlijn en een opleiding afsluit die in overeenstemming is met de bepalingen van titel III.

    Bij het Hof ingediende opmerkingen

    72
    Tennah-Durez is van mening dat wanneer de autoriteiten van een lidstaat met een verklaring bevestigen dat een in een derde land gevolgde opleiding gelijkwaardig is aan die welke op hun grondgebied wordt gegeven, die verklaring een opleiding afsluit die in overeenstemming is met de bepalingen van titel III van richtlijn 93/16.

    73
    De Italiaanse regering stelt dat elke lidstaat bevoegd blijft om na te gaan of de minimumopleidingsvoorwaarden van richtlijn 93/16 inderdaad in acht zijn genomen. Niettemin staat het volgens de Italiaanse regering ingevolge punt 21 van het reeds aangehaalde arrest Hocsman aan de lidstaat die moet beslissen op een verzoek om toelating tot een gereglementeerd beroep, om de uit de diploma's van de betrokkene blijkende bekwaamheden, de in een derde land genoten opleiding daaronder begrepen, te vergelijken met de volgens het nationale recht vereiste kwalificaties.

    74
    De Franse regering en de Commissie zijn van mening dat de Belgische autoriteiten geen verklaring van conformiteit in de zin van artikel 9, lid 5, van richtlijn 93/16 hebben afgegeven. De Commissie voegt eraan toe dat, indien de autoriteiten van een lidstaat een dergelijke verklaring afgeven, de autoriteiten van de andere lidstaten in beginsel gehouden zijn, de inhoud van die verklaring zonder nader onderzoek te aanvaarden.

    Antwoord van het Hof

    75
    Het doel van het communautaire stelsel van erkenning van diploma's, certificaten en andere titels van arts, zoals beschreven in de punten 30 tot en met 34 van dit arrest, is de automatische en onvoorwaardelijke erkenning van diploma's. Dit stelsel zou evenwel worden ondergraven indien het de lidstaten zou zijn toegestaan naar eigen goeddunken te bezien of de beslissing van de bevoegde instelling van een andere lidstaat om het diploma af te geven, juist is geweest.

    76
    Omdat er echter situaties kunnen zijn waarin er ernstige twijfel kan rijzen omtrent de conformiteit van een artsendiploma met de toepasselijke gemeenschapsregels dan wel omtrent de echtheid van het diploma, biedt richtlijn 93/16 de ontvangende lidstaat twee middelen om zich ervan te vergewissen of het hem overgelegde diploma in aanmerking komt voor automatische en onvoorwaardelijke erkenning.

    77
    In de eerste plaats kan de lidstaat van herkomst, indien het diploma niet overeenkomt met de benamingen die voor hem voorkomen in artikel 3, 5 of 7 van richtlijn 93/16, een verklaring afgeven waaruit blijkt dat het diploma niettemin een opleiding afsluit die aan de vereisten van richtlijn 93/16 voldoet. Ingevolge artikel 9, lid 5, van richtlijn 93/16 erkent de ontvangende lidstaat deze verklaring als een voldoende bewijs dat het hem overgelegde diploma door de lidstaat van herkomst is gelijkgesteld met een van die waarvan de benaming voor die lidstaat voorkomt in artikel 3, 5 of 7 van richtlijn 93/16, naar gelang van het geval.

    78
    In de tweede plaats kan de ontvangende lidstaat op grond van artikel 22 van richtlijn 93/16, in geval van gegronde twijfel, van de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het diploma heeft afgegeven, een bevestiging van de echtheid van het diploma verlangen, alsmede bevestiging van het feit dat de begunstigde heeft voldaan aan alle opleidingsvoorwaarden.

    79
    In beide gevallen zijn de autoriteiten van de ontvangende lidstaat in beginsel gebonden door een dergelijke verklaring of bevestiging.

    80
    Deze twee middelen zijn overigens slechts de specifieke uitdrukking van een meer algemeen beginsel dat ook op andere gebieden van het gemeenschapsrecht wordt gehuldigd. Immers, volgens de rechtspraak van het Hof moet, wanneer de bevoegde autoriteit van een lidstaat ernstige twijfel heeft, die verder gaat dan eenvoudige vermoedens, omtrent de echtheid of de waarheidsgetrouwheid van een document, de autoriteit of instelling die het document heeft afgegeven, op verzoek van de eerste autoriteit de gegrondheid van dit document opnieuw onderzoeken en het zo nodig intrekken (zie in verband met verklaringen waaruit de uitoefening van bepaalde beroepsactiviteiten door de migrerende werknemer in de lidstaat van herkomst blijkt, arrest van 29 oktober 1998, De Castro Freitas en Escallier, C-193/97 en C-194/97, Jurispr. blz. I-6747, punten 29-31, en met betrekking tot socialezekerheidsverklaringen, arrest van 10 februari 2000, FTS, C-202/97, Jurispr. blz. I-883, punt 59).

    81
    Gelet op het voorgaande moet op de tweede vraag worden geantwoord dat de autoriteiten van de ontvangende lidstaat gebonden zijn aan een krachtens artikel 9, lid 5, van richtlijn 93/16 afgegeven verklaring dat het betrokken diploma gelijk te stellen is met de diploma's waarvan de benamingen voorkomen in artikel 3, 5 of 7 van deze richtlijn en een opleiding afsluit die in overeenstemming is met de bepalingen van titel III ervan. In geval van nieuwe elementen die ernstige twijfel doen rijzen omtrent de echtheid van het hun overgelegde diploma of over de conformiteit ervan met de toepasselijke regeling, kunnen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het betrokken diploma heeft afgegeven, verzoeken het diploma opnieuw te verifiëren.


    Kosten

    82
    De kosten door de Franse, de Belgische, de Italiaanse en de Oostenrijkse regering, alsmede door de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

    HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

    uitspraak doende op de door de Conseil d'État bij beschikking van 29 januari 2001 gestelde vragen, verklaart voor recht:

    1)
    De door artikel 23, lid 2, van richtlijn 93/16/EEG van de Raad van 5 april 1993 ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels, verlangde medische opleiding kan een, zelfs overwegend, in een derde land gevolgde opleiding zijn, mits de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het diploma afgeeft, in staat is deze opleiding te valideren en op grond daarvan te oordelen dat zij kan meetellen om te voldoen aan de vereisten die in die richtlijn aan de opleiding van artsen worden gesteld.

    2)
    De autoriteiten van de ontvangende lidstaat zijn gebonden aan een krachtens artikel 9, lid 5, van richtlijn 93/16 afgegeven verklaring dat het betrokken diploma gelijk te stellen is met de diploma's waarvan de benamingen voorkomen in artikel 3, 5 of 7 van deze richtlijn en een opleiding afsluit die in overeenstemming is met de bepalingen van titel III ervan. In geval van nieuwe elementen die ernstige twijfel doen rijzen omtrent de echtheid van het hun overgelegde diploma of over de conformiteit ervan met de toepasselijke regeling, kunnen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het betrokken diploma heeft afgegeven, verzoeken het diploma opnieuw te verifiëren.

    Timmermans

    Edward

    Jann

    von Bahr

    Rosas

    Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 19 juni 2003.

    De griffier

    De president van de Vijfde kamer

    R. Grass

    M. Wathelet


    1
    Procestaal: Frans.

    Top