EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62000CJ0312

Arrest van het Hof van 10 december 2002.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Camar Srl en Tico Srl.
Hogere voorziening - Gemeenschappelijke ordening der markten - Bananen - Verzoek om extra invoercertificaten - Aanpassing van tariefcontingent indien nodig - Niet-contractuele aansprakelijkheid van Gemeenschap - Beroep tot nietigverklaring - Ontvankelijkheid .
Zaak C-312/00 P.

Jurisprudentie 2002 I-11355

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2002:736

62000J0312

Arrest van het Hof van 10 december 2002. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Camar Srl en Tico Srl. - Hogere voorziening - Gemeenschappelijke ordening der markten - Bananen - Verzoek om extra invoercertificaten - Aanpassing van tariefcontingent indien nodig - Niet-contractuele aansprakelijkheid van Gemeenschap - Beroep tot nietigverklaring - Ontvankelijkheid . - Zaak C-312/00 P.

Jurisprudentie 2002 bladzijde I-11355


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1. Landbouw - Gemeenschappelijke ordening der markten - Bananen - Invoerregeling - Tariefcontingent - Inaanmerkingneming van moeilijkheden die inherent zijn aan overgang van nationale regelingen naar gemeenschappelijke marktordening

(Verordening nr. 404/93 van de Raad, art. 19, lid 2, en 30)

2. Niet-contractuele aansprakelijkheid - Voorwaarden - Voldoende gekwalificeerde schending van gemeenschapsrecht - Beoordelingsmarge van instelling bij vaststelling van handeling

(Art. 288, tweede alinea, EG)

3. Hogere voorziening - Middelen - Rechtsoverwegingen van arrest die gemeenschapsrecht schenden - Dictum op andere rechtsgronden gebaseerd - Afwijzing

4. Hogere voorziening - Middelen - Toezicht door Hof op juridische kwalificatie van feiten - Toelaatbaarheid

(Art. 255 EG; Statuut-EG van het Hof van Justitie, art. 51)

5. Beroep tot nietigverklaring - Natuurlijke of rechtspersonen - Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken - Weigering van Commissie om verordeningen vast te stellen om importeurs van bananen uit derde land in staat te stellen hoofd te bieden aan moeilijkheden voortvloeiend uit instorting van productie in dat land ten gevolge van uitzonderlijke klimatologische omstandigheden - Niet-ontvankelijkheid

(Art. 230, vierde alinea, EG; verordening nr. 404/93 van de Raad, art. 16, lid 3, 18 en 19, lid 1)

Samenvatting


$$1. Krachtens artikel 30 van verordening nr. 404/93 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen kan, en naar gelang van de omstandigheden moet, de Commissie voorzien in een regeling voor de onbillijkheden die optreden doordat importeurs van bananen uit derde landen of niet-traditionele ACS-bananen in hun voortbestaan worden bedreigd doordat hun op basis van de volgens artikel 19, lid 2, van deze verordening in aanmerking te nemen referentiejaren een ongewoon laag contingent is toegewezen, doch het is niet uitgesloten dat dit artikel ook kan worden toegepast op andere soorten moeilijkheden, op voorwaarde dat deze inherent zijn aan de overgang van de vóór de inwerkingtreding van deze verordening bestaande nationale regelingen naar de gemeenschappelijke marktordening.

( cf. punten 46-47 )

2. Het gemeenschapsrecht kent een recht op schadevergoeding toe wanneer is voldaan aan drie voorwaarden, te weten dat de geschonden rechtsregel ertoe strekt aan particulieren rechten toe te kennen, dat er sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de niet-nakoming van de op de auteur van de handeling rustende verplichting en de door de benadeelde personen geleden schade. Wat de tweede voorwaarde betreft, moet voor de vaststelling dat een schending van het gemeenschapsrecht voldoende gekwalificeerd is, als beslissend criterium worden gehanteerd de kennelijke en ernstige miskenning, door de betrokken gemeenschapsinstelling, van de grenzen waarbinnen haar beoordelingsvrijheid dient te blijven. Wanneer deze instelling slechts een zeer beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge heeft, kan de enkele inbreuk op het gemeenschapsrecht volstaan om een voldoende gekwalificeerde schending te doen vaststaan. Hieruit volgt dat het beslissende criterium om vast te stellen of het om een dergelijke schending gaat, niet de individuele aard van de betrokken handeling is, maar de beoordelingsmarge waarover de instelling bij de vaststelling ervan beschikt.

( cf. punten 53-55 )

3. Wanneer in de motivering van een arrest van het Gerecht blijkt van een schending van het gemeenschapsrecht, maar het dictum ervan op andere rechtsgronden gerechtvaardigd voorkomt, moet de hogere voorziening worden afgewezen.

( cf. punt 57 )

4. Hoewel volgens de artikelen 225 EG en 51 van het Statuut-EG van het Hof van Justitie hogere voorziening beperkt is tot rechtsvragen en het Gerecht derhalve bij uitsluiting bevoegd is om de feiten vast te stellen en te beoordelen, is het Hof niettemin bevoegd is om toezicht uit te oefenen op de wijze waarop het Gerecht de feiten juridisch heeft gekwalificeerd en daaraan rechtsgevolgen heeft verbonden.

( cf. punt 69 )

5. Een handeling van algemene strekking, zoals een verordening, kan natuurlijke of rechtspersonen enkel individueel raken indien zij hen treft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie welke hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als een geadresseerde.

De voornaamste importeurs van Somalische bananen kunnen evenwel niet worden beschouwd als individueel geraakt door de verordening die de Commissie volgens hen krachtens artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen had moeten vaststellen om het in artikel 18 van deze verordening bedoelde tariefcontingent aan te passen, teneinde hen in staat te stellen het hoofd te bieden aan de gevolgen van de uitzonderlijke overstromingen van 1997 en 1998 voor de bananenproductie in Somalië.

Zelfs indien deze verordening voor het aangepaste gedeelte van het tariefcontingent had kunnen afwijken van de bij artikel 19, lid 1, van verordening nr. 404/93 vastgestelde verdeelsleutel, had zij deze importeurs enkel geraakt uit hoofde van hun objectieve hoedanigheid van importeurs van Somalische bananen, op dezelfde wijze als elke andere marktdeelnemer die zich in een identieke situatie bevindt.

( cf. punten 73, 75-76, 79 )

Partijen


In zaak C-312/00 P,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door C. van der Hauwaert en L. Visaggio als gemachtigden, bijgestaan door A. Dal Ferro, avvocato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

rekwirante,

betreffende hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vierde kamer) van 8 juni 2000, Camar en Tico/Commissie en Raad (T-79/96, T-260/97 en T-117/98, Jurispr. blz. II-2193), strekkende tot vernietiging van dat arrest,

andere partijen bij de procedure:

Camar Srl, gevestigd te Florence (Italië), vertegenwoordigd door W. Viscardini Donà, M. Paolin en S. Donà, avvocati, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster in eerste aanleg in de zaken T-79/96, T-260/97 en T-117/98,

Tico Srl, gevestigd te Padua (Italië), vertegenwoordigd door W. Viscardini Donà, M. Paolin en S. Donà, avvocati, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster in eerste aanleg in zaak T-117/98,

Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door F. Ruggeri Laderchi als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerder in eerste aanleg in zaak T-260/97,

Franse Republiek, vertegenwoordigd door C. Vasak en G. de Bergues als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

interveniënte in eerste aanleg in de zaken T-79/96 en T-260/97,

en

Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door U. Leanza als gemachtigde, bijgestaan door F. Quadri, avvocato dello Stato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

interveniënte in eerste aanleg in zaak T-79/96,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, J.-P. Puissochet, M. Wathelet, R. Schintgen (rapporteur) en C. W. A. Timmermans, kamerpresidenten, C. Gulmann, D. A. O. Edward, A. La Pergola, P. Jann, V. Skouris, F. Macken, N. Colneric, S. von Bahr, J. N. Cunha Rodrigues en A. Rosas, rechters,

advocaat-generaal: C. Stix-Hackl,

griffier: R. Grass,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 16 april 2002,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij op 17 augustus 2000 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 49 van 's Hofs Statuut-EG hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 8 juni 2000, Camar en Tico/Commissie en Raad (T-79/96, T-260/97 en T-117/98, Jurispr. blz. II-2193; hierna: bestreden arrest"), strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Toepasselijke bepalingen

2 In het bestreden arrest heeft het Gerecht de toepasselijke bepalingen als volgt uiteengezet:

1 Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen (PB L 47, blz. 1) verving de verschillende voordien bestaande nationale regelingen door een gemeenschappelijke regeling voor het handelsverkeer met derde landen. In de ten tijde van de feiten in deze zaken van kracht zijnde versie voorzag de verordening in de opening van een tariefcontingent voor de invoer van bananen uit derde landen en uit de landen in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen). In artikel 15, thans na de wijziging bij verordening (EG) nr. 3290/94 van de Raad van 22 december 1994 inzake de aanpassingen en de overgangsmaatregelen in de landbouwsector voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde (PB L 349, blz. 105) artikel 15 bis, werd onderscheid gemaakt tussen ,traditionele en ,niet-traditionele bananen, naargelang zij al dan niet behoorden tot de traditioneel door de ACS-staten naar de Gemeenschap geëxporteerde hoeveelheden, als vastgelegd in de bijlage bij verordening nr. 404/93. Voor Somalië werd de ,traditionele invoer bepaald op 60 000 ton.

2 Artikel 18, lid 1, van verordening nr. 404/93 (zoals gewijzigd bij verordening nr. 3290/94) bepaalde, dat voor de invoer van bananen uit derde landen en niet-traditionele ACS-bananen voor 1994 een tariefcontingent van 2,1 miljoen ton (nettogewicht) werd geopend en van 2,2 miljoen ton (nettogewicht) voor de jaren daarna. In het kader van dat tariefcontingent werd op de invoer van bananen uit derde landen een recht van 75 ecu per ton geheven en werd op de invoer van niet-traditionele ACS-bananen een nulrecht toegepast. Voorts bepaalde artikel 18, lid 2, tweede alinea, dat op importen buiten dit contingent, ongeacht of het niet-traditionele invoer uit de ACS-landen dan wel uit derde landen betrof, een op basis van het gemeenschappelijk douanetarief berekend recht werd toegepast.

3 Artikel 19, lid 1, van verordening nr. 404/93 verdeelde het aldus geopende tariefcontingent als volgt: 66,5 % werd toegekend aan de categorie marktdeelnemers die bananen uit derde landen of niet-traditionele ACS-bananen hadden afgezet (categorie A), 30 % aan de categorie marktdeelnemers die bananen uit de Gemeenschap of traditionele ACS-bananen hadden afgezet (categorie B) en 3,5 % aan de categorie in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemers die vanaf 1992 waren begonnen andere bananen dan bananen uit de Gemeenschap of traditionele ACS-bananen af te zetten (categorie C).

4 Volgens artikel 19, lid 2, tweede alinea, van verordening nr. 404/93 ontving elke marktdeelnemer voor de tweede helft van 1993 certificaten op basis van de helft van de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid die in de jaren 1989-1991 was afgezet.

5 Artikel 19, lid 4, van verordening nr. 404/93 bepaalde, dat indien het tariefcontingent zou worden verhoogd, de beschikbare extra hoeveelheid aan de marktdeelnemers van de in lid 1 van dat artikel bedoelde categorieën werd toegekend.

6 Luidens artikel 16, leden 1 en 3, van verordening nr. 404/93 werd ieder jaar een geraamde balans van de productie en het verbruik in de Gemeenschap en van de invoer en uitvoer opgemaakt. De balans kon, zo nodig, in de loop van het verkoopseizoen worden herzien, met name om rekening te houden met de gevolgen van uitzonderlijke omstandigheden die van invloed zijn op de voorwaarden voor productie of invoer. In dat geval werd het in artikel 18 bedoelde tariefcontingent aangepast volgens de procedure van artikel 27.

7 Artikel 18, lid 1, vierde alinea, van verordening nr. 404/93 voorzag in een mogelijke verhoging van het volume van het jaarlijkse contingent op basis van de in artikel 16 bedoelde geraamde balans en verwees voor de wijze van verhoging naar de procedure van artikel 27 van de verordening.

8 Artikel 20 van de verordening verleende de Commissie de bevoegdheid de in artikel 16 bedoelde geraamde balans vast te stellen en te herzien, en de bepalingen ter uitvoering van de regeling inzake het handelsverkeer met de derde landen vast te stellen, welke met name betrekking konden hebben op de aanvullende maatregelen voor de afgifte van de certificaten, de geldigheidsduur daarvan en de voorwaarden voor de overdraagbaarheid.

9 Artikel 30 van verordening nr. 404/93 schreef voor:

,Indien vanaf juli 1993 specifieke maatregelen nodig zijn om de overgang van de vóór de inwerkingtreding van deze verordening bestaande regelingen naar de regeling in het kader van deze verordening te vergemakkelijken, en met name om ernstige moeilijkheden te overwinnen, stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 27 alle nodig geachte overgangsmaatregelen vast.

10 Ingevolge artikel 27 van de verordening, waarnaar onder meer in de artikelen 16, 18 en 30 werd verwezen, was de Commissie bevoegd volgens de zogenoemde ,beheerscomitéprocedure uitvoeringsmaatregelen vast te stellen.

11 De uitvoering van de regeling voor de invoer van bananen in de Gemeenschap was ten tijde van de feiten in deze zaken nader geregeld in verordening (EEG) nr. 1442/93 van de Commissie van 10 juni 1993 (PB L 142, blz. 6). Volgens de artikelen 4 en 5 van die verordening geschiedde de verdeling van het tariefcontingent onder de marktdeelnemers van categorie A (66,5 %) op basis van de hoeveelheden bananen uit derde landen en niet-traditionele ACS-bananen die waren afgezet gedurende de drie jaren voorafgaande aan het jaar vóór dat waarvoor het contingent werd geopend. De verdeling van het contingent onder de marktdeelnemers van categorie B (30 %) vond plaats op basis van de hoeveelheden bananen uit de Gemeenschap of traditionele ACS-bananen die gedurende een op dezelfde wijze als bij categorie A bepaalde referentieperiode waren afgezet.

12 Krachtens artikel 19, lid 2, tweede alinea, van verordening nr. 404/93 en de artikelen 4 en 5 van verordening 1442/93 werd de referentieperiode ieder jaar een jaar verschoven. Zo omvatte de referentieperiode voor de importen in 1993 de jaren 1989, 1990 en 1991, en de referentieperiode voor de importen in 1997 de jaren 1993, 1994 en 1995.

[...]

5 Tussen 1994 en 1996 stelde de Commissie naar aanleiding van de tropische stormen Debbie, Iris, Luis en Marilyn, die schade hadden aangericht in de bananenplantages op Martinique, Guadeloupe, Sint-Vincent en de Grenadinen, Santa Lucia en Dominica, verschillende verordeningen vast [verordeningen (EG) nr. 2791/94 van de Commissie van 16 november 1994, nr. 510/95 van de Commissie van 7 maart 1995 en nr. 1163/95 van de Commissie van 23 mei 1995 betreffende de uitzonderlijke toewijzing, als gevolg van de storm Debbie, van een extra hoeveelheid bananen boven het tariefcontingent dat voor 1994, het eerste kwartaal van 1995, respectievelijk het tweede kwartaal van 1995 voor invoer is vastgesteld (PB L 296, blz. 33; PB L 51, blz. 8, respectievelijk PB L 117, blz. 12); verordeningen (EG) nr. 2358/95 van de Commissie van 6 oktober 1995, nr. 127/96 van de Commissie van 25 januari 1996 en nr. 822/96 van de Commissie van 3 mei 1996 betreffende de uitzonderlijke toewijzing, als gevolg van de stormen Iris, Luis en Marilyn, van een extra hoeveelheid bananen boven het tariefcontingent dat voor het vierde kwartaal van 1995, het eerste kwartaal van 1996, respectievelijk het tweede kwartaal van 1996 voor invoer is vastgesteld (PB L 241, blz. 5; PB L 20, blz. 17, respectievelijk PB L 111, blz. 7). Bij deze verordeningen werd een verhoging van het tariefcontingent geregeld en werden specifieke bepalingen vastgesteld voor de verdeling van deze extra hoeveelheid onder de marktdeelnemers die kunnen worden aangemerkt als bananenproducenten die schade hebben geleden door de stormen of hun rechtstreekse vertegenwoordigers. Deze verdeelsleutels weken af van het in artikel 19, lid 4, van verordening nr. 404/93 omschreven criterium.

16 Deze verordeningen werden door de Commissie vastgesteld op grond van de artikelen 16, lid 3, 20 en 30 van verordening nr. 404/93.

17 Ter rechtvaardiging van de vaststelling van deze verordeningen werd erop gewezen, dat de tropische stormen zeer aanzienlijke schade hadden aangericht in de bananenplantages in de communautaire regio's Martinique en Guadeloupe en in de ACS-staten Sint-Vincent en de Grenadinen, Santa Lucia en Dominica, dat de consequenties van deze uitzonderlijke omstandigheden voor de productie van de betrokken regio's zich enkele maanden zouden doen gevoelen en de invoer in de Gemeenschap en de bevoorrading van de communautaire markt zouden beïnvloeden, en dat de marktprijzen in sommige regio's van de Gemeenschap daardoor aanzienlijk dreigden te stijgen.

18 Met betrekking tot de in artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93 geregelde verhoging van het tariefcontingent verklaarde de Commissie in de vierde overweging van de considerans van deze verordeningen:

,Overwegende dat die aanpassing van het tariefcontingent het mogelijk moet maken om enerzijds de markt van de Gemeenschap [...] voldoende te bevoorraden en anderzijds de marktdeelnemers te helpen die de bananenproducenten welke schade hebben geleden, groeperen of rechtstreeks vertegenwoordigen, en, als geen passende maatregelen worden genomen, hun traditionele afzet op de markt van de Gemeenschap blijvend dreigen te verliezen.

19 In de vijfde overweging van de considerans verklaarde zij:

,[...] dat de te nemen maatregelen specifieke overgangsmaatregelen in de zin van artikel 30 van verordening [...] nr. 404/93 moeten zijn; dat, vóór de inwerkingtreding van de nieuwe gemeenschappelijke marktordening op 1 juli 1993, in bestaande nationale marktordeningen regelingen waren opgenomen om noodgevallen of uitzonderlijke omstandigheden als [de voornoemde stormen] te ondervangen, de voorziening van de markt, door aankoop bij andere leveranciers, veilig te stellen en tegelijkertijd de belangen van de door uitzonderlijke gebeurtenissen getroffen marktdeelnemers te vrijwaren."

De aan het geding ten grondslag liggende feiten

3 Wat de aan het geding ten grondslag liggende feiten betreft, heeft het Gerecht in het bestreden arrest het volgende vastgesteld:

20 Verzoekster Camar srl werd in 1983 door de Italiaanse beleggingsgroep De Nadai opgericht ten behoeve van de invoer van bananen uit Somalië in Italië. Tot 1994 was zij de enige, en tot in 1997 de grootste importeur van dergelijke bananen.

21 Tussen 1984 en 1990 bereikte de bananenteelt in Somalië haar hoogtepunt met een jaarlijkse productie van 90 000 tot 100 000 ton. Een deel van deze productie werd in Europa ingevoerd (51 921 ton in 1998, 59 388 ton in 1989 en 57 785 ton in 1990), en met name in Italië door Camar (45 130 ton in 1990).

22 Op 31 december 1990 brak in Somalië een burgeroorlog uit, waardoor de reguliere invoerstroom van Camar wegviel.

23 Vanaf het begin van deze oorlog tot de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke marktordening in juli 1993 bevoorraadde Camar de Italiaanse markt door in te kopen in een aantal ACS-landen, Kameroen, de Benedenwindse Eilanden en een aantal derde landen, waaruit zij reeds sinds 1988 invoerde.

24 Van de instelling van de gemeenschappelijke marktordening in juli 1993 tot eind 1997 ontving Camar certificaten van categorie A (4 008,521 ton in 1993, 8 048,691 ton in 1994, 3 423,761 ton in 1995 en 5 312,671 ton in 1996) en certificaten van categorie B (5 622,938 ton in 1993, 10 739,088 ton in 1994, 6 075,934 ton in 1995 en 2 948,596 ton in 1996). In 1997 ontving Camar invoercertificaten voor een hoeveelheid van 7 545,723 ton in categorie A en van 2 140,718 ton in categorie B.

25 In die periode beliepen de hoeveelheden door verzoekster uit Somalië geïmporteerde bananen circa 482 ton in 1993, 1 321 ton in 1994, 14 140 ton in 1995 en 15 780 ton in 1996. In 1997 zou de productie van Somalische bananen naar verwachting ongeveer 60 000 ton bedragen, doch als gevolg van klimatologische problemen en doordat er geen andere ingerichte haven was dan die van Mogadishu, bleef de uitvoer vanuit Somalië beperkt tot 21 599, waarvan 12 000 ton werd verhandeld door Camar.

[...]

27 Sinds de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke marktordening heeft Camar de diensten van de Commissie herhaaldelijk verzocht het contingent voor bananen uit derde landen te verhogen met een hoeveelheid gelijk aan het verschil tussen de traditionele hoeveelheid Somalische bananen als vastgelegd in verordening nr. 404/93 (60 000 ton) en de hoeveelheden die zij daadwerkelijk in de Gemeenschap invoerde of kon invoeren, en haar de desbetreffende certificaten te verlenen. Daarbij werden de maatregelen die de Commissie na de cyclonen Debbie, Iris, Luis en Marilyn had genomen, door verzoekster als precedent aangevoerd."

De beroepen bij het Gerecht

Zaak T-79/96

4 In zaak T-79/96 heeft Camar Srl (hierna: Camar") het Gerecht verzocht te verklaren dat de Commissie artikel 30 van verordening nr. 404/93 en artikel 40, lid 3, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 34, lid 2, EG) heeft geschonden, door niet de maatregelen vast te stellen die noodzakelijk waren om verzoekster in staat te stellen de bevoorradingsmoeilijkheden als gevolg van de crisis in Somalië te boven te komen, om welke maatregelen zij de Commissie had verzocht in het kader van een procedure wegens nalaten op grond van artikel 175, tweede alinea, EG-Verdrag (thans artikel 232, tweede alinea, EG). Zij vorderde bovendien veroordeling van de Commissie tot vergoeding van de schade die zij als gevolg van dit nalaten had geleden.

5 Tot staving van haar beroep wegens nalaten heeft Camar twee middelen aangevoerd, ontleend aan schending van de bij artikel 30 van verordening nr. 404/93 opgelegde verplichting tot handelen om de overgang van de verschillende nationale regelingen naar de bij deze verordening ingestelde gemeenschappelijke marktordening te vergemakkelijken, en aan schending van de op de Commissie rustende verplichting tot handelen uit hoofde van het beginsel van non-discriminatie ten opzichte van de marktdeelnemers die traditioneel bananen uit een aantal door de tropische stormen getroffen ACS-landen en Franse overzeese gebieden hadden afgezet.

Zaak T-260/97

6 In zaak T-260/97 heeft Camar het Gerecht verzocht om nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 17 juli 1997 (hierna: beschikking van 17 juli 1997"), waarbij deze het verzoek van Camar had afgewezen om overeenkomstig artikel 30 van verordening nr. 404/93 de invoercertificaten voor bananen uit derde landen en niet-traditionele ACS-bananen die aan haar als marktdeelnemer van categorie B moesten worden afgegeven voor 1997 en de daaropvolgende jaren totdat zij haar normale referentiehoeveelheden zou terugkrijgen, vast te stellen op basis van de hoeveelheden bananen die zij in de jaren 1988 tot en met 1990 had afgezet. Voorts heeft zij verzocht om veroordeling van de Commissie tot vergoeding van de ten gevolge van deze beschikking geleden en nog te lijden schade. Subsidiair heeft Camar verzocht om de Raad te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij had geleden doordat de Raad had nagelaten in verordening nr. 404/93 specifieke bepalingen op te nemen waarmee situaties als die van verzoekster konden worden verholpen.

7 Tot staving van haar verzoek om nietigverklaring heeft Camar verschillende middelen aangevoerd, waarvan de eerste drie betrekking hadden op schending van artikel 30 van verordening nr. 404/93, ten eerste wegens een onjuiste uitlegging hiervan, ten tweede wegens een onjuiste beoordeling van de feiten en ten derde wegens misbruik van bevoegdheid.

8 Tot staving van haar vordering tot schadevergoeding tegen de Raad heeft Camar betoogd dat, indien zou blijken dat de Commissie niet over de nodige bevoegdheden beschikte om verzoeksters situatie op te lossen, daaruit moet worden afgeleid dat verordening nr. 404/93 onwettig is wegens deze leemte in het recht.

Zaak T-117/98

9 In zaak T-117/98 hebben Camar en Tico Srl (hierna: Tico") het Gerecht verzocht om nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 23 april 1998 waarbij hun verzoek werd afgewezen om aanpassing, ingevolge artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93, van het tariefcontingent voor de eerste twee kwartalen van 1998 op basis van de invoer uit Somalië in 1996, rekening houdend met de daling van de beschikbare hoeveelheden Somalische bananen als gevolg van het meteorologische verschijnsel El Niño", dat tussen oktober 1997 en januari 1998 schade had aangericht aan de bananenplantages in Somalië. Voorts hebben Camar en Tico verzocht de Commissie te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij ten gevolge van deze beschikking hadden geleden.

10 Tot staving van hun beroep tot nietigverklaring hebben Camar en Tico vier middelen aangevoerd, waarvan drie betrekking hadden op schending van artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93 doordat de Commissie, ten eerste, de toepassingsvoorwaarden van dat artikel had geschonden, ten tweede had verzuimd de in voornoemd artikel bedoelde gevolgen van uitzonderlijke omstandigheden te onderzoeken, en ten derde, de procedure van artikel 27 van deze verordening niet had ingeleid.

Het bestreden arrest

Het dictum

11 In het bestreden arrest heeft het Gerecht rechtgedaan als volgt:

1) Stelt vast in zaak T-79/96 dat de Commissie de krachtens artikel 30 van verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen door ten aanzien van verzoekster niet de noodzakelijke maatregelen in de zin van dat artikel vast te stellen.

2) Verklaart in zaak T-260/97 nietig de beschikking van de Commissie van 17 juli 1997 houdende afwijzing van verzoeksters verzoek op grond van artikel 30 van verordening nr. 404/93.

3) Verklaart in zaak T-117/98 nietig de beschikking van de Commissie van 23 april 1998 houdende afwijzing van verzoeksters' verzoek op grond van artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93.

4) Verklaart in de zaken T-79/96 en T-117/98 de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

5) Veroordeelt in zaak T-260/97 de Commissie tot vergoeding van de schade die verzoekster heeft geleden als gevolg van de beschikking van 17 juli 1997 houdende afwijzing van verzoeksters verzoek op grond van artikel 30 van verordening nr. 404/93.

Partijen zullen het Gerecht binnen een termijn van zes maanden na de datum van uitspraak van dit arrest de in gemeen overleg vastgestelde hoogte van de vergoeding mededelen.

Indien partijen niet tot overeenstemming komen, zullen zij binnen die termijn hun berekeningen aan het Gerecht voorleggen.

6) Verwijst in de zaken T-79/96 en T-117/98 de Commissie in de kosten.

7) Verwijst in zaak T-260/97 de Commissie in 90 % van de kosten.

8) Verwijst in zaak T-260/97 de Raad in 10 % van de kosten.

9) Verstaat dat de Italiaanse Republiek en de Franse Republiek hun eigen kosten zullen dragen."

12 Op een door de Commissie krachtens artikel 85 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht ingediend verzoekschrift heeft het Gerecht bij beschikking van 6 december 2000 als volgt beslist over de kosten van de in de zaken T-79/96 en T-260/97 door Camar ingestelde kortgedingprocedures:

1) De Commissie wordt verwezen in haar eigen kosten alsmede in de door Camar in zaak T-79/96 R gemaakte kosten.

2) De Commissie wordt verwezen in haar eigen kosten in zaak T-260/97 R en in 90 % van de door Camar in deze zaak gemaakte kosten.

3) De Raad zal in zaak T-260/97 R zijn eigen kosten dragen.

4) Camar zal 10 % van de door haar in zaak T-260/97 R gemaakte kosten dragen.

5) De Italiaanse Republiek en de Franse Republiek zullen in zaak T-79/96 R hun eigen kosten dragen.

6) De Franse Republiek zal in zaak T-260/97 R haar eigen kosten dragen."

13 Overeenkomstig artikel 77, sub b, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht heeft het Gerecht bij beschikking van 7 februari 2001 beslist de behandeling van zaak T-260/97 te schorsen tot het eindarrest van het Hof in de onderhavige hogere voorziening.

Motivering in de zaken T-79/96 en T-260/97

14 Aangaande de zaken T-79/96 en T-260/97 heeft het Gerecht in punt 102 van het bestreden arrest om te beginnen vastgesteld, dat Camar zowel met haar vordering tot vaststelling van het nalaten (T-79/96) als met haar vordering tot nietigverklaring (T-260/97) beoogde te doen erkennen, dat de Commissie hetzij door niet te handelen in het eerste geval, hetzij door middel van een uitdrukkelijke weigering in het tweede geval, haar verplichting tot handelen in verband met artikel 30 van verordening nr. 404/93 niet was nagekomen. Het Gerecht heeft bijgevolg besloten de middelen met betrekking tot dat artikel gezamenlijk te behandelen.

15 Het Gerecht heeft in punt 138 van het bestreden arrest meteen eraan herinnerd dat het Hof zich in het arrest van 26 november 1996, T. Port (C-68/95, Jurispr. blz. I-6065), reeds over de uitlegging van artikel 30 van verordening nr. 404/93 had uitgesproken. Met de vaststelling, in punt 139 van het bestreden arrest, dat niet werd betwist dat de moeilijkheden van Camar niet het gevolg waren van haar handelwijze vóór de inwerkingtreding van verordening nr. 404/93, heeft het Gerecht, gelet op de punten 36 en 38 van het reeds aangehaalde arrest T. Port, overwogen dat de voorwaarden voor toepassing van artikel 30 van deze verordening in casu vervuld konden worden geacht, indien Camar op moeilijkheden was gestuit die verband hielden met de overgang van de nationale regeling naar de communautaire regeling en die moeilijkheden slechts door ingrijpen van de Commissie konden worden opgelost.

16 Dienaangaande heeft het Gerecht in punt 140 van het bestreden arrest met name verklaard:

Ten aanzien van de bevoorradingsproblemen waarop verzoekster zich beroept, moet om te beginnen worden opgemerkt, dat op het punt van een eventuele substitutie van bevoorradingsbronnen voor bananen, de Italiaanse regeling van vóór de inwerkingtreding van verordening nr. 404/93 aanzienlijk soepeler was dan de communautaire regeling. Zoals verzoekster benadrukt, konden de ACS-bananen onder de Italiaanse regeling zonder kwantitatieve beperking met vrijdom van douanerechten worden ingevoerd. Dit wordt door de Commissie niet betwist. Voor de invoer van bananen uit derde landen kende de Italiaanse regeling weliswaar wel een kwantitatief contingent, doch de marktdeelnemers konden van dat contingent gebruik maken zonder dat de hoeveelheden en de herkomst van de in voorgaande jaren ingevoerde bananen in aanmerking werden genomen. Ingevolge de bij verordening nr. 404/93 ingestelde gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen kunnen ACS-bananen echter slechts met vrijdom van douanerechten op de communautaire markt worden gebracht zolang er traditionele hoeveelheden beschikbaar zijn of het tariefcontingent niet is uitgeput, en kunnen slechts invoercertificaten worden verkregen naargelang de herkomst van de bananen (de Gemeenschap, traditionele ACS-landen, derde landen en niet-traditionele ACS-landen) en op basis van de gemiddelde hoeveelheden die tijdens een referentieperiode zijn ingevoerd. De instelling van de gemeenschappelijke marktordening hield dus een beperking in van de invoermogelijkheden die in het kader van de vóór verordening nr. 404/93 van kracht zijnde Italiaanse regeling bestonden."

17 Na in de punten 141 en 142 van het bestreden arrest te hebben vastgesteld dat het met name wegens het bij verordening nr. 404/93 ingevoerde stelsel voor een marktdeelnemer die zijn gebruikelijke leveranciers van communautaire bananen of traditionele ACS-bananen verliest, moeilijk is deze te vervangen door andere leveranciers van dergelijke bananen, heeft het Gerecht in punt 143 van het bestreden arrest geconcludeerd:

Verzoeksters bevoorradingsproblemen, die weliswaar verband houden met de eind 1990 uitgebroken burgeroorlog in Somalië, zijn dus een rechtstreeks gevolg van de invoering van de gemeenschappelijke marktordening, daar die regeling voor Camar leidde tot een belangrijke objectieve beperking van de mogelijkheid krachtens de vroegere Italiaanse regeling om het weggevallen aanbod aan Somalische bananen te vervangen. Deze problemen hadden zeer ernstige gevolgen voor de levensvatbaarheid van Camars bedrijvigheid, waarvan aldus het voortbestaan werd bedreigd. Zij moeten bijgevolg als ,ernstige moeilijkheden worden aangemerkt, die blijkens artikel 30 van verordening nr. 404/93, zoals in punt 38 van het arrest T. Port, reeds aangehaald, is uitgemaakt, voor de Commissie de verplichting inhouden, de noodzakelijk geachte maatregelen te treffen."

18 In de punten 144 tot en met 148 van het bestreden arrest heeft het Gerecht onderzocht of de door Camar gevraagde maatregelen om die moeilijkheden het hoofd te bieden noodzakelijk waren, dan wel of deze moeilijkheden op een andere manier konden worden overwonnen. Dienaangaande heeft het Gerecht in punt 149 van het bestreden arrest geconcludeerd dat de Commissie een kennelijke beoordelingsfout had gemaakt door zich op het standpunt te stellen, dat Camar de ernstige moeilijkheden als gevolg van de overgang van de Italiaanse nationale regeling naar de communautaire regeling te boven kon komen door van de werking van de markt uit te gaan. In hetzelfde punt heeft het Gerecht voorts overwogen dat het vaststellen van overgangsmaatregelen door de Commissie in de zin van artikel 30 van verordening nr. 404/93 in feite de enige mogelijkheid was om de moeilijkheden van Camar het hoofd te bieden.

19 In de punten 150 en 151 van het bestreden arrest heeft het Gerecht voorts verklaard:

150 Deze conclusie wordt niet ontkracht door het argument van de Commissie, dat artikel 30 van verordening nr. 404/93, zoals dat door het Hof is uitgelegd in het arrest T. Port, reeds aangehaald, haar slechts tot handelen verplicht indien de bananenimporteurs moeilijkheden ondervinden die niet alleen inherent zijn aan de overgang van de nationale regeling naar de communautaire regeling, maar hen ook in hun voortbestaan bedreigen.

151 In punt 43 van het arrest T. Port, reeds aangehaald, oordeelde het Hof, dat de Commissie volgens artikel 30 verplicht kan zijn ,te voorzien in een regeling voor de onbillijkheden die optreden doordat importeurs van bananen uit derde landen of niet-traditionele ACS-bananen [moeilijkheden ondervinden waardoor zij] in hun voortbestaan worden bedreigd. Dit kan evenwel niet aldus worden opgevat, dat de Commissie slechts in die gevallen moet optreden. Een dergelijke opvatting zou immers in strijd zijn met de bewoordingen van artikel 30, dat, zoals reeds is beklemtoond, voorschrijft, dat de Commissie de maatregelen moet vaststellen die nodig zijn om ,ernstige moeilijkheden te overwinnen, en zou onverenigbaar zijn met de beginselen van behoorlijk bestuur en bescherming van de vrije beroepsuitoefening. De verwijzing naar ,in het voortbestaan worden bedreigd houdt overigens verband met het specifieke karakter van de prejudiciële vraag (zie arrest T. Port, reeds aangehaald, punt 23)."

20 In de punten 152 en 153 van het bestreden arrest heeft het Gerecht, gelet op al deze overwegingen, het eerste middel in zaak T-79/96 alsmede het eerste, het tweede en het derde middel in zaak T-260/97 aanvaard en, zonder de overige middelen te onderzoeken, de vorderingen van Camar gegrond verklaard die strekten, in zaak T-79/96, tot vaststelling dat de Commissie ten onrechte had verzuimd de nodige maatregelen te treffen in de zin van artikel 30 van verordening nr. 404/93, en in zaak T-260/97, tot nietigverklaring van de beschikking van 17 juli 1997.

21 In zaak T-260/97 heeft het Gerecht ook de tegen de Commissie ingestelde vordering tot schadevergoeding gegrond verklaard. In punt 205 van het bestreden arrest heeft het herinnerd aan zijn rechtspraak volgens welke bij administratieve handelingen elke schending van het recht een onrechtmatigheid vormt waarvoor de Gemeenschap aansprakelijk kan worden gesteld. In punt 206 van dit arrest heeft het Gerecht geoordeeld dat de beschikking van 17 juli 1997 weliswaar was gebaseerd op artikel 30 van verordening nr. 404/93, een bepaling die de Commissie een ruime beoordelingsbevoegdheid verleent, doch als administratieve handeling moest worden aangemerkt en dat derhalve, aangezien deze beschikking in strijd met die bepaling was vastgesteld, aan de eerste voorwaarde voor de aansprakelijkheid van de Commissie was voldaan.

22 Na de vaststelling dat eveneens aan de andere voorwaarden daarvoor was voldaan en dat de Gemeenschap bijgevolg aansprakelijk was wegens het handelen van de Commissie, heeft het Gerecht in punt 212 van het bestreden arrest verklaard dat geen uitspraak meer behoefde te worden gedaan over de door Camar subsidiair aangevoerde aansprakelijkheid van de Raad.

Motivering in zaak T-117/98

23 Wat de ontvankelijkheid van de vordering tot nietigverklaring in zaak T-117/98 betreft, heeft het Gerecht in punt 93 van het bestreden arrest eraan herinnerd dat volgens de rechtspraak van het Hof, wanneer, zoals in dat geval, een afwijzende beschikking van de Commissie betrekking heeft op de vaststelling van een verordening, rechtssubjecten enkel om nietigverklaring van die beschikking kunnen verzoeken indien zij aantonen dat die verordening, ofschoon niet tot hen gericht, hen wel rechtstreeks en individueel raakt.

24 Ten aanzien van de vraag of de verordening die de Commissie in casu had geweigerd vast te stellen, Camar en Tico rechtstreeks en individueel zou hebben geraakt, heeft het Gerecht in punt 96 van het bestreden arrest geoordeeld dat:

[...] deze verordening, waarvan de uitvoering de nationale autoriteiten geen enkele beoordelingsvrijheid zou hebben gelaten, verzoeksters zou hebben getroffen uit hoofde van een feitelijke situatie die hen ten opzichte van ieder ander karakteriseerde. De verlangde maatregelen betroffen immers de toekenning van een extra hoeveelheid invoercertificaten aan de door de overstromingen in Somalië getroffen marktdeelnemers naar rato van de geleden schade. Blijkens de stukken was Camar tot in 1997 de grootste importeur van bananen uit Somalië en had Tico in het vierde van kwartaal van 1997 tijdelijk deze positie van haar overgenomen. De daling van de beschikbare hoeveelheden Somalische bananen in de loop van het vierde kwartaal van 1997 en de eerste helft van 1998 trof verzoeksters dus in het bijzonder, zodat vooral zij baat hadden gehad bij een verhoging van het tariefcontingent. In deze omstandigheden moet worden vastgesteld, dat de weigering van de Commissie om het tariefcontingent aan te passen verzoeksters niet op dezelfde voet raakte als iedere andere importeur van Somalische bananen, maar hen raakte uit hoofde van een feitelijke situatie die hen karakteriseerde ten opzichte van iedere andere marktdeelnemer die op dezelfde markt actief was."

25 Bijgevolg heeft het Gerecht in punt 97 van het bestreden arrest het beroep tot nietigverklaring in zaak T-117/98 ontvankelijk verklaard.

26 Wat de grond van de zaak betreft, heeft het Gerecht om te beginnen in punt 161 van het bestreden arrest vastgesteld dat Camar en Tico met het eerste middel in zaak T-117/98 stelden dat, gelet op de gevolgen van het klimatologische verschijnsel El Niño" voor de Somalische productie, in het laatste kwartaal van 1997 en de eerste twee kwartalen van 1998 aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93 was voldaan.

27 Het Gerecht heeft in punt 163 van het bestreden arrest vastgesteld dat met name uit de punten 27 en 31 van het arrest T. Port volgt, dat voor de toepassing van artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93 tegelijkertijd aan twee voorwaarden moet zijn voldaan: er is sprake van een uitzonderlijke omstandigheid die de productie van communautaire bananen of de invoer van traditionele ACS-bananen beïnvloedt én van verwezenlijking van het gevaar van een ontoereikende bevoorrading van de communautaire markt met bananen.

28 Nadat het Gerecht in punt 164 van het bestreden arrest had overwogen dat met de uitzonderlijke overstromingen die in 1997 en 1998 in Somalië hadden plaatsgevonden als gevolg van het klimatologische verschijnsel El Niño", aan de eerste voorwaarde voor toepassing van artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93 was voldaan, heeft het met betrekking tot de tweede voorwaarde verklaard:

167 [...] om te beginnen [moet] worden opgemerkt, dat verzoeksters niet hoeven te bewijzen dat er daadwerkelijk sprake is van een ontoereikende bevoorrading van de communautaire markt, doch slechts dat het gevaar van een ontoereikende bevoorrading aanwezig is. Met hun verklaring, dat in het laatste kwartaal van 1997 en de eerste helft van 1998 de invoer van Somalische bananen aanzienlijk is gedaald, hetgeen niet door de Commissie wordt ontkend, hebben verzoeksters een bewijs geleverd dat kan dienen tot staving van hun stelling, dat dit gevaar bestond voor de gehele Italiaanse markt, en dus voor een aanmerkelijk deel van de communautaire markt. De Commissie heeft daarentegen niets overgelegd dat deze bewering kan weerleggen, toen zij in antwoord op een schriftelijk verzoek van het Gerecht verklaarde, dat de communautaire markt in 1997 als voldoende bevoorraad kon worden beschouwd, aangezien in vergelijking met 1996, waarin sprake was van een daling van de invoer van traditionele ACS-bananen met 90 000 ton (waarvan 3 522 ton uit Somalië) en een stijging van de communautaire vraag met 86 000 ton, de communautaire productie was gestegen met ongeveer 126 000 ton en de invoer uit derde landen met ongeveer 65 000 ton.

168 In de eerste plaats moet ten aanzien van de stijging van de productie van communautaire bananen in 1997 worden opgemerkt, dat de Commissie niet heeft verklaard, hoe deze stijging de daling van de Somalische importen in 1998 zou kunnen compenseren. In de tweede plaats moet ter zake van de in 1997 opgetreden stijging van de invoer uit derde landen ten opzichte van 1997 worden geconstateerd, dat uit de door de Commissie zelf verstrekte gegevens blijkt, dat met die importen in 1997 het in de geraamde balans vastgestelde tariefcontingent niet was uitgeput; men kan dus niet stellen, dat er sprake was van een stijging ten opzichte van de ramingen, waarmee een eventueel ontoereikende bevoorrading kon worden aangevuld.

169 Voorts is het zo, dat indien de Commissie, zoals haar antwoord lijkt te suggereren, bij de beoordeling van het gevaar van een ontoereikende bevoorrading van de markt in 1998, inderdaad van gegevens betreffende de productie van communautaire bananen in 1997 is uitgegaan, zij bij de toepassing van artikel 16 van verordening nr. 404/93 het recht heeft geschonden. Zoals het Hof in zijn arrest T. Port, reeds aangehaald (punt 31), heeft uitgemaakt, moet er bij de stijging van de productie van communautaire bananen die in aanmerking kan worden genomen ter compensatie van een daling van de invoer van traditionele ACS-bananen in een bepaald jaar, immers sprake zijn van een stijging ten opzichte van de cijfers van de geraamde balans voor hetzelfde jaar, en niet ten opzichte van de productie in het voorgaande jaar.

170 Gelet op de omstandigheid dat de Commissie wekelijks gegevens betreffende de toestand van de bananenmarkt ontvangt, zoals zij ter terechtzitting heeft erkend, is het ten slotte onbegrijpelijk dat zij ter weerlegging van verzoeksters' verklaringen in de loop van de procedure nooit gegevens over de bevoorrading van de communautaire markt in 1998 heeft overgelegd. Aldus heeft de Commissie door zich enkel op gegevens over 1997 te baseren, het door verzoeksters verstrekte bewijsmateriaal betreffende de marktsituatie in 1998 versterkt.

171 Uit het voorgaande volgt, dat in casu eveneens aan de tweede voorwaarde voor de toepassing van artikel 16, lid 3, is voldaan."

29 Het Gerecht heeft aldus het middel inzake schending van de voorwaarden voor toepassing van artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93 aanvaard en zonder onderzoek van de overige middelen het beroep tot nietigverklaring in zaak T-117/98 gegrond verklaard.

De hogere voorziening

30 De Commissie concludeert dat het het Hof behage:

- het bestreden arrest te vernietigen;

- het beroep in zaak T-79/96 ongegrond te verklaren;

- het beroep tot nietigverklaring en tot schadevergoeding in zaak T-260/97 ongegrond te verklaren;

- het beroep in zaak T-117/98 niet-ontvankelijk of ongegrond te verklaren;

- Camar en Tico te verwijzen in de kosten van de procedure in hogere voorziening en in die van de procedure voor het Gerecht.

31 Camar en Tico concluderen dat het het Hof behage:

- de hogere voorziening van de Commissie af te wijzen;

- de Commissie in de kosten te verwijzen.

32 De Raad verzoekt het Hof:

- het bestreden arrest te vernietigen;

- Camar en Tico te verwijzen in de kosten die de Raad heeft gemaakt in de procedure in eerste aanleg, in de korte gedingen en in de hogere voorziening.

33 De Franse Republiek, die in zaak T-79/96 was tussengekomen ter ondersteuning van de conclusies van de Commissie en in zaak T-260/97 ter ondersteuning van die van de Commissie en de Raad, concludeert dat het het Hof behage:

- het bestreden arrest te vernietigen;

- bijgevolg de beroepen in de zaken T-79/96 en T-260/97 ongegrond te verklaren;

- Camar en Tico in de kosten te verwijzen.

34 De Italiaanse Republiek, die in zaak T-79/96 was tussengekomen ter ondersteuning van de conclusies van Camar, concludeert dat het het Hof behage:

- de hogere voorziening van de Commissie af te wijzen;

- de Commissie in de kosten te verwijzen.

35 Tot staving van haar hogere voorziening voert de Commissie drie middelen aan. Een van deze middelen, ontleend aan schending door het Gerecht van twee van de voorwaarden voor toepassing van artikel 30 van verordening nr. 404/93, heeft betrekking op de zaken T-79/96 en T-260/97. De andere twee middelen, met betrekking tot zaak T-117/98, betreffen schending door het Gerecht van de voorwaarden voor ontvankelijkheid van een beroep tot nietigverklaring tegen de weigering om een handeling van algemene strekking vast te stellen, en van de in punt 27 van dit arrest genoemde tweede voorwaarde voor toepassing van artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93.

De voorwaarden voor toepassing van artikel 30 van verordening nr. 404/93 (zaken T-79/96 en T-260/97)

Argumenten van partijen

36 De Commissie, daarin ondersteund door de Franse regering, meent dat volgens de rechtspraak van het Hof voor de toepassing van artikel 30 van verordening nr. 404/93 in het bijzonder aan twee voorwaarden moet zijn voldaan, namelijk dat de moeilijkheden van de betrokken onderneming te wijten zijn aan de overgang van het oude nationale stelsel naar het nieuwe communautaire stelsel, en dat deze moeilijkheden het voortbestaan van deze onderneming bedreigen.

37 Wat de eerste voorwaarde betreft, verwijten de Commissie en de Franse regering het Gerecht dat het in punt 140 van het bestreden arrest enkel heeft overwogen dat de Italiaanse regeling van vóór de inwerkingtreding van verordening nr. 404/93 aanzienlijk soepeler was dan de communautaire regeling, zonder te onderzoeken welke concrete gevolgen eerstgenoemde regeling voor de positie van Camar had, en met name of Camar hierdoor in staat zou zijn geweest de moeilijkheden betreffende de invoer van Somalische bananen in de jaren 1995 en 1996 te overwinnen.

38 Met betrekking tot de tweede voorwaarde stellen de Commissie en de Franse regering dat het Gerecht in punt 151 van het bestreden arrest ten onrechte heeft aangenomen dat een bedreiging voor het voortbestaan van de betrokken onderneming geen noodzakelijke voorwaarde is voor de toepassing van artikel 30 van verordening nr. 404/93 en dat de Commissie krachtens deze bepaling zelfs verplicht is te handelen wanneer er geen bedreiging is. Zij baseren zich dienaangaande met name op punt 43 van het arrest T. Port, reeds aangehaald, waarin het Hof oordeelde: Volgens artikel 30 van de verordening [nr. 404/93] is de Commissie evenwel gemachtigd, en naar gelang van de omstandigheden verplicht, te voorzien in een regeling voor de onbillijkheden die optreden doordat importeurs van bananen uit derde landen of niet-traditionele ACS-bananen in hun voortbestaan worden bedreigd."

39 De Commissie leidt hieruit af dat het bestreden arrest niet alleen moet worden vernietigd voorzover hierin de beroepen wegens nalaten en tot nietigverklaring in de zaken T-79/96 en T-260/97 zijn toegewezen, maar ook voorzover de Commissie in zaak T-260/97 is veroordeeld tot vergoeding van de schade die Camar als gevolg van de beschikking van 17 juli 1997 had geleden. Ten aanzien van dit laatste punt stelt zij dat zij volgens punt 206 van het bestreden arrest aansprakelijk was omdat deze beschikking in strijd met artikel 30 van verordening nr. 404/93 zou zijn vastgesteld. Dit is echter niet het geval, zodat zij niet aansprakelijk kan worden gehouden.

40 Ook de Raad vordert vernietiging van het bestreden arrest voorzover hierin wordt geconcludeerd dat de Commissie aansprakelijk is voor de door Camar geleden schade. Hij voert daartoe aan dat blijkens de rechtspraak van het Hof (zie arrest van 4 juli 2000, Bergaderm en Goupil/Commissie, C-352/98 P, Jurispr. blz. I-5291, punten 43-46) niet de individuele of algemene aard van een handeling maar de beoordelingsmarge waarover de auteur van de handeling beschikt, beslissend is voor de vraag of de onwettigheid van de handeling aanleiding geeft tot schadevergoeding, dan wel of een gekwalificeerde schending van een rechtsregel die ertoe strekt aan particulieren rechten toe te kennen, dient te worden bewezen. Gelet op de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover de Commissie ter zake beschikt, had het Gerecht in punt 206 van het bestreden arrest bijgevolg niet mogen vaststellen dat de enkele onwettigheid van de beschikking van 17 juli 1997 volstond om de Gemeenschap niet-contractueel aansprakelijk te maken. Het had moeten nagaan of deze onwettigheid een gekwalificeerde schending vormde van een rechtsregel die ertoe strekt aan particulieren rechten toe te kennen.

41 Camar en Tico alsmede de Italiaanse regering stellen dat de Commissie ten onrechte beweert dat het Gerecht niet heeft nagegaan of Camar onder de vroegere nationale regeling in staat zou zijn geweest de moeilijkheden van 1995 en 1996 te overwinnen. Zij geven overigens een andere lezing van het arrest T. Port, reeds aangehaald, namelijk dat in punt 43 niet werd vastgesteld dat het bestaan van een bedreiging voor het voortbestaan van de betrokken marktdeelnemers een van de voorwaarden voor de toepassing van artikel 30 van verordening nr. 404/93 is, maar de artikelen 30 en 16, lid 3, van dezelfde verordening tegenover elkaar werden geplaatst. Punt 43 dient immers te worden gelezen in samenhang met de specifieke vraag die in dat geval door de verwijzende rechter was gesteld.

Beoordeling door het Hof

42 Blijkens de tweeëntwintigste overweging van de considerans van verordening nr. 404/93 is artikel 30 van deze verordening bedoeld om het hoofd te bieden aan een verstoring van de interne markt als gevolg van de vervanging van de diverse nationale regelingen door de gemeenschappelijke marktordening. Volgens dezelfde overweging biedt deze bepaling de Commissie de mogelijkheid om alle overgangsmaatregelen te nemen die nodig zijn om de moeilijkheden in de aanloopfase van de gemeenschappelijke marktordening te overwinnen. Bovendien heeft het Hof geoordeeld, dat de toepassing van artikel 30 gebonden is aan de voorwaarde dat de specifieke maatregelen die de Commissie dient vast te stellen, de overgang van de nationale regelingen naar de gemeenschappelijke marktordening beogen te vergemakkelijken en dat zij daartoe noodzakelijk moeten zijn (zie met name arrest van 27 september 2001, Cordis/Commissie, C-442/99 P, Jurispr. blz. I-6629, punt 12).

43 Het Gerecht heeft echter niet alleen in punt 140 van het bestreden arrest vastgesteld dat de Italiaanse regeling van voor de inwerkingtreding van verordening nr. 404/93 aanzienlijk soepeler was dan de communautaire regeling en dat de invoering van de gemeenschappelijke marktordening tot een beperking had geleid van de invoermogelijkheden die krachtens de nationale regeling bestonden, maar heeft ook in punt 143 geconstateerd dat de bevoorradingsproblemen van Camar een rechtstreeks gevolg waren van de invoering van de gemeenschappelijke marktordening, aangezien die regeling voor Camar in feite tot een belangrijke objectieve beperking van de mogelijkheid had geleid krachtens voornoemde nationale regeling om het weggevallen aanbod aan Somalische bananen te vervangen.

44 Aldus heeft het Gerecht rechtens genoegzaam vastgesteld dat er een verband bestond tussen de bevoorradingsproblemen van Camar en de vervanging van de vóór de inwerkingtreding van verordening nr. 404/93 geldende Italiaanse regeling door de gemeenschappelijke marktordening.

45 Aangaande de tegenwerping van de Commissie en de Franse regering dat enkel moeilijkheden die de betrokken onderneming in haar voortbestaan bedreigen, een optreden van de Commissie krachtens artikel 30 van verordening nr. 404/93 kunnen rechtvaardigen, zij opgemerkt dat het Gerecht, na in punt 143 van het bestreden arrest de problemen van Camar als ernstige moeilijkheden" in de zin van deze bepaling te hebben aangemerkt, in de punten 150 en 151 terecht heeft geoordeeld, dat het vereiste van moeilijkheden die de onderneming in haar voortbestaan bedreigen, niet kan worden afgeleid uit het arrest T. Port, reeds aangehaald.

46 In de zaak waarin dat arrest werd gewezen, werd het Hof immers verzocht te antwoorden op een prejudiciële vraag die ertoe strekte te vernemen of de Commissie ingevolge de artikelen 16, lid 3, of 30 van verordening nr. 404/93 verplicht is te voorzien in een regeling voor de onbillijkheden die optreden doordat importeurs van bananen uit derde landen of niet-traditionele ACS-bananen in hun voortbestaan worden bedreigd omdat hun op basis van de volgens artikel 19, lid 2, van [...] verordening [nr. 404/93] in aanmerking te nemen referentiejaren een ongewoon laag contingent is toegewezen" (zie arrest T. Port, reeds aangehaald, punten 23 en 26).

47 Door deze vraag aldus te beantwoorden dat artikel 30 van verordening nr. 404/93 wel maar artikel 16, lid 3, ervan niet van toepassing is op een dergelijke situatie, heeft het Hof geenszins uitgesloten dat voornoemd artikel 30 ook kan worden toegepast op andere soorten moeilijkheden, op voorwaarde dat deze inherent zijn aan de overgang van de vóór de inwerkingtreding van deze verordening bestaande nationale regelingen naar de gemeenschappelijke marktordening.

48 Elke andere uitlegging zou trouwens in strijd zijn met de bewoordingen van artikel 30 van verordening nr. 404/93 alsmede met het doel daarvan, zoals dat uit de tweeëntwintigste overweging van de considerans van deze verordening volgt, namelijk dat de toepassing van dit artikel geenszins hoeft te worden beperkt tot gevallen van moeilijkheden die de betrokken onderneming in haar voortbestaan bedreigen.

49 Derhalve moet het middel betreffende schending door het Gerecht van de voorwaarden voor toepassing van artikel 30 van verordening nr. 404/93 worden afgewezen.

50 Bijgevolg kan de vordering strekkend tot ongegrondverklaring van de beroepen wegens nalaten en tot nietigverklaring in de zaken T-79/96 en T-260/97 evenmin worden toegewezen.

51 Aangaande de vordering tot vernietiging van het bestreden arrest voorzover de Commissie hierin wordt veroordeeld tot vergoeding van de in zaak T-260/97 door Camar gestelde schade, volgt uit het voorgaande dat ook het middel van de Commissie dat de veroordeling zou zijn gebaseerd op een onjuiste toepassing van artikel 30 van verordening nr. 404/93, dient te worden afgewezen.

52 Wat het middel betreft waarmee de Raad het Gerecht verwijt de vaststelling van de aansprakelijkheid van de Commissie te hebben gebaseerd op zijn rechtspraak volgens welke op het gebied van administratieve handelingen elke schending van het recht een onrechtmatigheid vormt waarvoor de Gemeenschap aansprakelijk kan worden gesteld, zij eraan herinnerd dat de door het Hof ontwikkelde rechtspraak betreffende de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap met name rekening houdt met de ingewikkeldheid van de te regelen situaties, de moeilijkheden bij de toepassing of de interpretatie van de teksten, en in het bijzonder met de beoordelingsmarge waarover de auteur van de betrokken handeling beschikt (zie arresten van 5 maart 1996, Brasserie du pêcheur en Factortame, C-46/93 en C-48/93, Jurispr. blz. I-1029, punt 43, en Bergaderm en Goupil/Commissie, reeds aangehaald, punt 40).

53 Er zij eveneens aan herinnerd dat het gemeenschapsrecht een recht op schadevergoeding toekent wanneer is voldaan aan drie voorwaarden, te weten dat de geschonden rechtsregel ertoe strekt aan particulieren rechten toe te kennen, dat er sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending en dat er een direct causaal verband bestaat tussen de schending van de op de auteur van de handeling rustende verplichting en de door de benadeelde personen geleden schade (zie reeds aangehaalde arresten Brasserie du pêcheur en Factortame, punt 51, en Bergaderm en Goupil/Commissie, punten 41 en 42).

54 Wat de tweede voorwaarde betreft, voor de vaststelling dat een schending van het gemeenschapsrecht voldoende gekwalificeerd is, moet als beslissend criterium worden gehanteerd de kennelijke en ernstige miskenning, door de betrokken gemeenschapsinstelling, van de grenzen waarbinnen haar beoordelingsbevoegdheid dient te blijven (zie arresten Brasserie du pêcheur en Factortame, punt 55, en Bergaderm en Goupil/Commissie, punt 43, voornoemd). Wanneer deze instelling slechts een zeer beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge heeft, kan de enkele inbreuk op het gemeenschapsrecht volstaan om een voldoende gekwalificeerde schending te doen vaststaan (arresten van 23 mei 1996, Hedley Lomas, C-5/94, Jurispr. blz. I-2553, punt 28; 8 oktober 1996, Dillenkofer e.a., C-178/94, C-179/94 en C-188/94-C-190/94, Jurispr. blz. I-4845, punt 25; 2 april 1998, Norbrook Laboratories, C-127/95, Jurispr. blz. I-1531, punt 109; 4 juli 2000, Haim, C-424/97, Jurispr. blz. I-5123, punt 38, en Bergaderm en Goupil/Commissie, reeds aangehaald, punt 44).

55 Uit het voorgaande volgt dat het beslissende criterium om vast te stellen of het om een dergelijke schending gaat, niet de individuele aard van de betrokken handeling is maar de beoordelingsmarge waarover de instelling bij de vaststelling ervan beschikte.

56 In deze omstandigheden moet worden geconcludeerd dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de onwettigheid van de beschikking van 17 juli 1997 op zichzelf reeds volstond om de Commissie aansprakelijk te stellen, zonder daarbij rekening te houden met de beoordelingsmarge waarover de Commissie bij de vaststelling van deze handeling beschikte.

57 Opgemerkt zij echter, dat wanneer in de motivering van een arrest van het Gerecht blijkt van een schending van het gemeenschapsrecht, maar het dictum ervan op andere rechtsgronden gerechtvaardigd voorkomt, de hogere voorziening moet worden afgewezen (zie arresten van 9 juni 1992, Lestelle/Commissie, C-30/91 P, Jurispr. blz. I-3755, punt 28, en 13 juli 2000, Salzgitter/Commissie, C-210/98 P, Jurispr. blz. I-5843, punt 58).

58 In punt 145 van het bestreden arrest heeft het Gerecht evenwel vastgesteld dat, zoals het Hof in punt 38 van het arrest T. Port, reeds aangehaald, had overwogen, de Commissie bij de beoordeling van de noodzaak om krachtens artikel 30 van verordening nr. 404/93 overgangsmaatregelen vast te stellen, over een ruime marge beschikt.

59 Bovendien heeft het Gerecht, zoals uit punt 18 van het onderhavige arrest blijkt, in punt 149 van het bestreden arrest geoordeeld dat, enerzijds, de Commissie een kennelijke beoordelingsfout had gemaakt door zich op het standpunt te stellen, dat Camar de ernstige moeilijkheden als gevolg van de overgang van de Italiaanse nationale regeling naar de communautaire regeling te boven kon komen door van de werking van de markt uit te gaan, en dat, anderzijds, het vaststellen van overgangsmaatregelen door de Commissie in de zin van artikel 30 van verordening nr. 404/93 de enige mogelijkheid zou zijn geweest om aan de moeilijkheden van Camar het hoofd te bieden.

60 Deze kennelijke en ernstige miskenning door de Commissie van de grenzen van haar beoordelingsbevoegdheid levert een voldoende gekwalificeerde schending van het gemeenschapsrecht op in de zin van de in de punten 53 en 54 van dit arrest aangehaalde rechtspraak en leidt dus tot aansprakelijkheid van de Gemeenschap.

61 Aangezien niet is betwist dat in casu is voldaan aan de andere voorwaarden voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap, heeft het Gerecht de in zaak T-260/97 tegen de Commissie ingestelde vordering tot schadevergoeding terecht toegewezen.

62 Bijgevolg moet de vordering tot vernietiging van het bestreden arrest, voorzover de Commissie hierin is veroordeeld tot vergoeding van de in deze zaak door Camar geleden schade, worden afgewezen.

De voorwaarden voor ontvankelijkheid van een beroep tot nietigverklaring tegen de weigering om een handeling van algemene strekking vast te stellen (zaak T-117/98)

Argumenten van partijen

63 Volgens de Commissie, de Raad en de Franse regering heeft het Gerecht in punt 96 van het bestreden arrest ten onrechte geoordeeld, dat de verordening die de Commissie beweerdelijk had moeten vaststellen krachtens artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93, Camar en Tico rechtstreeks en individueel raakte op grond dat zij de voornaamste importeurs van Somalische bananen waren en aldus werden getroffen uit hoofde van een feitelijke situatie die hen karakteriseerde ten opzichte van iedere andere marktdeelnemer die op dezelfde markt actief was.

64 Volgens deze drie partijen had de gevraagde maatregel, namelijk de verhoging van het in artikel 18 van verordening nr. 404/93 bedoelde tariefcontingent voor de invoer van bananen uit derde landen en van niet-traditionele ACS-bananen, enkel kunnen worden vastgesteld bij een abstracte handeling van algemene strekking, waarvan de normatieve aard volgens de rechtspraak van het Hof en het Gerecht niet wordt aangetast door de mogelijkheid dat het aantal of zelfs de identiteit van de rechtssubjecten waarop de handeling op een bepaald moment van toepassing is, min of meer nauwkeurig kan worden bepaald, wanneer vaststaat dat die toepassing geschiedt op grond van een objectieve feitelijke of rechtssituatie die in de betrokken handeling wordt omschreven in samenhang met de doelstelling ervan.

65 Zij betogen voorts dat wanneer de ontvankelijkheid van een door een onderneming ingesteld beroep wordt beoordeeld aan de hand van de positie die deze onderneming op een markt inneemt, de toegang tot de door het Verdrag geboden rechtsmiddelen afhankelijk zou worden van de beoordeling door de rechter van de ontwikkelingen op deze markt, waardoor de grootste ondernemingen worden bevoorrecht op het gebied van de procesbevoegdheid, hetgeen in strijd is met het discriminatieverbod.

66 De Raad stelt bovendien dat, indien de situatie werkelijk een aanpassing van het tariefcontingent krachtens artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93 had vereist, de Commissie niet verplicht zou zijn geweest de nieuwe hoeveelheden aan de importeurs van Somalische bananen toe te kennen, zodat, anders dan het Gerecht in punt 96 van het bestreden arrest heeft overwogen, Camar en Tico niet noodzakelijkerwijs de voornaamste begunstigden zouden zijn geweest van de verordening die de Commissie heeft geweigerd vast te stellen.

67 Camar en Tico alsmede de Italiaanse regering beweren dat de conclusies van het Gerecht betreffende de ontvankelijkheid van de vordering tot nietigverklaring tegen de weigering van de Commissie om krachtens artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93 op te treden, niet voor betwisting in hogere voorziening vatbaar zijn, aangezien zij gebaseerd zijn op feitelijke vaststellingen met betrekking tot de positie van deze twee ondernemingen op de markt.

68 Subsidiair stellen Camar, Tico en de Italiaanse regering dat het Gerecht de terzake geldende rechtspraak van het Hof en het Gerecht correct heeft toegepast. Zij betogen dienaangaande in het bijzonder dat de Commissie bij de vaststelling van de vereiste maatregelen niet alleen had moeten voorzien in een verhoging van het tariefcontingent maar ook in specifieke regels voor de verdeling van de extra toegekende hoeveelheid die garanderen dat Camar en Tico hiervan daadwerkelijk kunnen profiteren.

Beoordeling door het Hof

69 Aangaande de ontvankelijkheid van het middel zij opgemerkt dat hoewel volgens de artikelen 225 EG en 51 van 's Hofs Statuut-EG hogere voorziening beperkt is tot rechtsvragen en het Gerecht derhalve bij uitsluiting bevoegd is om de feiten vast te stellen en te beoordelen, het Hof niettemin bevoegd is om toezicht uit te oefenen op de wijze waarop het Gerecht de feiten juridisch heeft gekwalificeerd en daaraan rechtsgevolgen heeft verbonden (zie, met name, arresten van 28 mei 1998, Deere/Commissie, C-7/95 P, Jurispr. blz. I-3111, punt 21, en 2 oktober 2001, EIB/Hautem, C-449/99 P, Jurispr. blz. I-6733, punten 44 en 45).

70 In casu betwisten de Commissie, de Raad en de Franse regering evenwel niet het door het Gerecht vastgestelde feit dat Camar en Tico de voornaamste communautaire importeurs van Somalische bananen waren, maar betogen zij dat dit niet de conclusie wettigt dat voornoemde ondernemingen individueel zouden zijn geraakt door de verordening die zij de Commissie hadden verzocht vast te stellen krachtens artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93.

71 Aangezien dus wordt opgekomen tegen de rechtsgevolgen die het Gerecht aan voornoemde feitelijke vaststelling heeft verbonden, moet dit middel ontvankelijk worden verklaard.

72 Om de gegrondheid van dit middel te beoordelen, moet om te beginnen worden opgemerkt, dat partijen niet de vaststelling van het Gerecht in punt 93 van het bestreden arrest betwisten dat de afwijzende beschikking van de Commissie waartegen in zaak T-117/98 beroep was ingesteld, betrekking heeft op de vaststelling van een verordening zodat rechtssubjecten de nietigverklaring van deze beschikking enkel kunnen vorderen indien zij aantonen dat voornoemde verordening hen rechtstreeks en individueel zou hebben geraakt.

73 Volgens vaste rechtspraak kan een handeling van algemene strekking, zoals een verordening, natuurlijke of rechtspersonen enkel individueel raken indien de handeling hen treft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie welke hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als een geadresseerde (zie, met name, arresten van 22 november 2001, Antillean Rice Mills/Raad, C-451/98, Jurispr. blz. I-8949, punt 49, en 25 juli 2002, Unión de Pequeños Agricultores/Raad, C-50/00 P, Jurispr. blz. I-6677, punt 36).

74 Zoals de Commissie, de Raad en de Franse regering echter hebben opgemerkt, betekent het feit dat het aantal of zelfs de identiteit van de rechtssubjecten waarop een maatregel van toepassing is, min of meer nauwkeurig bepaalbaar is, niet dat deze subjecten moeten worden geacht individueel door deze maatregel te worden geraakt, wanneer vaststaat dat die toepassing voortvloeit uit een objectieve feitelijke of rechtssituatie die in de betrokken handeling wordt omschreven (zie, met name, arrest Antillean Rice Mills/Raad, reeds aangehaald, punt 52).

75 Gelet op het voorgaande dient te worden vastgesteld dat Camar en Tico niet individueel zouden zijn geraakt door de verordening die de Commissie volgens hen krachtens artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93 had moeten vaststellen om het in artikel 18 van dezelfde verordening bedoelde tariefcontingent aan te passen, teneinde het hoofd te bieden aan de gevolgen van de uitzonderlijke overstromingen van 1997 en 1998 voor de bananenproductie in Somalië.

76 Zelfs indien deze verordening voor het aangepaste gedeelte van het tariefcontingent had kunnen afwijken van de bij artikel 19, lid 1, van verordening nr. 404/93 vastgestelde verdeelsleutel (zie in die zin arrest van 4 februari 1997, België en Duitsland/Commissie, C-9/95, C-23/95 en C-156/95, Jurispr. blz. I-645, punt 34), had zij Camar en Tico namelijk enkel geraakt uit hoofde van hun objectieve hoedanigheid van importeurs van Somalische bananen, op dezelfde wijze als elke andere marktdeelnemer die zich in een identieke situatie bevindt.

77 Camar en Tico kunnen niet worden geacht individueel door voornoemde verordening te zijn geraakt op grond dat zij als voornaamste importeurs van Somalische bananen hiervan eventueel meer voordeel zouden hebben gehad dan andere marktdeelnemers, aangezien de omstandigheid dat een juridische bepaling voor de verschillende betrokken rechtssubjecten in concreto tot uiteenlopende gevolgen kan leiden, niet aan het verordenend karakter ervan afdoet, zolang deze situatie objectief bepaald is (zie, met name, arrest van 5 mei 1977, Koninklijke Scholten Honig/Raad en Commissie, 101/76, Jurispr. blz. 797, punt 24, en beschikking van 25 april 2002, Galileo en Galileo International/Raad, C-96/01 P, Jurispr. blz. I-4025, punt 41).

78 Zoals het Hof in punt 44 van het arrest Unión de Pequeños Agricultores/Raad, reeds aangehaald, heeft opgemerkt, moet de voorwaarde dat een natuurlijke of rechtspersoon slechts beroep tegen een verordening kan instellen indien hij daardoor individueel wordt geraakt, worden uitgelegd in het licht van het beginsel van een effectieve rechtsbescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties die een verzoekende partij kunnen individualiseren.

79 Vastgesteld zij evenwel dat het Gerecht zich in punt 96 van het bestreden arrest enkel op basis van de omstandigheid dat Camar en Tico de voornaamste importeurs van Somalische bananen waren, heeft geconcludeerd dat zij individueel zouden zijn geraakt door de verordening die zij de Commissie hadden gevraagd vast te stellen krachtens artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93.

80 In deze omstandigheden is het middel dat het Gerecht de voorwaarden heeft geschonden voor de ontvankelijkheid van een beroep tot nietigverklaring tegen de weigering om een handeling van algemene strekking vast te stellen, gegrond.

81 Bijgevolg moet het bestreden arrest worden vernietigd voorzover daarbij in zaak T-117/98 het beroep tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 23 april 1998 houdende afwijzing van het verzoek van Camar en Tico krachtens artikel 16, lid 3, van verordening nr. 404/93 gegrond is verklaard, zonder dat de gegrondheid van het middel betreffende schending van een van de voorwaarden voor toepassing van artikel 16, lid 3, van deze verordening behoeft te worden onderzocht.

82 Overeenkomstig artikel 54, eerste alinea, tweede volzin, van 's Hofs Statuut-EG kan het Hof in geval van vernietiging van de beslissing van het Gerecht de zaak zelf afdoen wanneer deze in staat van wijzen is. Dit is in casu het geval.

83 Aangezien Camar en Tico geen enkele andere omstandigheid hebben aangevoerd dan die welke het Gerecht in aanmerking heeft genomen om tot de ontvankelijkheid van het beroep tot nietigverklaring in zaak T-117/98 te concluderen, volstaat in dit verband de vaststelling dat uit de punten 72 tot en met 79 van het onderhavige arrest voortvloeit dat voornoemd beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

84 Overeenkomstig artikel 122, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering beslist het Hof ten aanzien van de proceskosten wanneer de hogere voorziening ongegrond is of wanneer, bij gegrondheid ervan, het Hof zelf de zaak afdoet.

85 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Daar Camar en Tico in zaak T-117/98 in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten van deze zaak te worden verwezen.

86 Ingevolge artikel 69, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering, dat krachtens artikel 118 van dit reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening, kan het Hof de proceskosten over de partijen verdelen of beslissen dat elke partij haar eigen kosten zal dragen indien zij onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld, en voorts wegens bijzondere redenen. Daar de Commissie alsmede Camar en Tico elk op een punt in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij elk hun eigen kosten betreffende deze instantie te dragen.

87 Krachtens artikel 69, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering, dat krachtens artikel 118 van dit reglement eveneens van toepassing is op de procedure in hogere voorziening, dragen de lidstaten en de instellingen die in het geding zijn tussengekomen, hun eigen kosten. Overeenkomstig deze bepaling dragen de Raad, de Franse Republiek en de Italiaanse Republiek hun eigen kosten betreffende deze instantie.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

rechtdoende:

1) Vernietigt het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 8 juni 2000, Camar en Tico/Commissie en Raad (T-79/96, T-260/97 en T-117/98) voorzover daarbij in zaak T-117/98 het beroep tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 april 1998 tot afwijzing van het verzoek van Camar Srl en Tico Srl krachtens artikel 16, lid 3, van verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen, gegrond is verklaard.

2) Wijst de hogere voorziening voor het overige af.

3) Verklaart het beroep tot nietigverklaring in zaak T-117/98 niet-ontvankelijk.

4) Verwijst Camar Srl en Tico Srl in zaak T-117/98 in de kosten.

5) Verstaat dat elk van de partijen haar eigen kosten in de onderhavige instantie zal dragen.

Top