Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62000CJ0066

    Arrest van het Hof van 25 juni 2002.
    Strafzaak tegen Dante Bigi, in tegenwoordigheid van Consorzio del Formaggio Parmigiano Reggiano.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunale di Parma - Italië.
    Verordening (EEG) nr. 2081/92 - Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen - Artikel 13 - Afwijkende regeling - Toepassingsgebied.
    Zaak C-66/00.

    Jurisprudentie 2002 I-05917

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2002:397

    62000J0066

    Arrest van het Hof van 25 juni 2002. - Strafzaak tegen Dante Bigi, in tegenwoordigheid van Consorzio del Formaggio Parmigiano Reggiano. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunale di Parma - Italië. - Verordening (EEG) nr. 2081/92 - Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen - Artikel 13 - Afwijkende regeling - Toepassingsgebied. - Zaak C-66/00.

    Jurisprudentie 2002 bladzijde I-05917


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    1. Prejudiciële vragen - Bevoegdheid van Hof - Grenzen - Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten - Vragen zonder verband met voorwerp van hoofdgeding

    (Art. 234 EG)

    2. Landbouw - Uniforme wetgevingen - Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen - Verordening nr. 2081/92 - Afwijkende regeling van artikel 13, lid 2 - Werkingssfeer - Producten afkomstig uit staat van beschermde oorsprongsbenaming - Daarvan uitgesloten

    (Verordening nr. 2081/92 van de Raad, art. 13, lid 2)

    Samenvatting


    1. In het kader van de in artikel 234 EG neergelegde samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof, is het uitsluitend een zaak van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis te beoordelen als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt. Wanneer de vragen betrekking hebben op de uitlegging van gemeenschapsrecht, is het Hof derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoorden.

    Nochtans staat het in uitzonderlijke omstandigheden aan het Hof om, ter toetsing van zijn bevoegdheid, een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden waaronder de nationale rechter hem om een prejudiciële beslissing heeft verzocht. Het Hof kan slechts weigeren een uitspraak te doen op een prejudiciële vraag van een nationale rechter, wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het gemeenschapsrecht geen enkel verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is, of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die voor hem noodzakelijk zijn om een nuttig antwoord te geven op de gestelde vragen.

    ( cf. punten 18-19 )

    2. Artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, zoals gewijzigd bij verordening nr. 535/97, moet aldus worden uitgelegd dat de bij deze bepaling ingevoerde afwijkende regeling niet geldt voor producten afkomstig uit de lidstaat die de registratie heeft verkregen van de beschermde oorsprongsbenaming waarvan de bescherming uit hoofde van artikel 13, lid 1, eerste alinea, sub a en b, van verordening nr. 2081/92, zoals gewijzigd, aan de orde is en ten aanzien waarvan die producten niet aan het productdossier beantwoorden.

    ( cf. punt 34 en dictum )

    Partijen


    In zaak C-66/00,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Tribunale di Parma (Italië), in de aldaar dienende strafzaak tegen

    Dante Bigi,

    in tegenwoordigheid van:

    Consorzio del Formaggio Parmigiano Reggiano,

    om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 13 van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 208, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 535/97 van de Raad van 17 maart 1997 (PB L 83, blz. 3),

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE,

    samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, P. Jann, F. Macken, N. Colneric en S. von Bahr, kamerpresidenten, D. A. O. Edward (rapporteur), J.-P. Puissochet, V. Skouris en J. N. Cunha Rodrigues, rechters,

    advocaat-generaal: P. Léger,

    griffier: L. Hewlett, administrateur,

    gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

    - D. Bigi, vertegenwoordigd door G. G. Lasagni, avvocato,

    - Consorzio del Formaggio Parmigiano Reggiano, vertegenwoordigd door F. Capelli, avvocato,

    - de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door U. Leanza als gemachtigde, bijgestaan door O. Fiumara, avvocato dello Stato,

    - de Duitse regering, vertegenwoordigd door W.-D. Plessing en B. Muttelsee-Schön als gemachtigden,

    - de Griekse regering, vertegenwoordigd door I. K. Chalkias en C. Tsiavou als gemachtigden,

    - de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door H. Dossi als gemachtigde,

    - de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. L. Iglesias Buhigues en P. Stancanelli als gemachtigden,

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de mondelinge opmerkingen van D. Bigi, vertegenwoordigd door G. G. Lasagni; Consorzio del Formaggio Parmigiano Reggiano, vertegenwoordigd door F. Capelli; de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door U. Leanza en O. Fiumara; de Duitse regering, vertegenwoordigd door W.-D. Plessing; de Griekse regering, vertegenwoordigd door G. Kanellopoulos als gemachtigde en C. Tsiavou; de Franse regering, vertegenwoordigd door C. Vasak en L. Bernheim als gemachtigden; de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. I. Fernandes als gemachtigde, en de Commissie, vertegenwoordigd door J. L. Iglesias Buhigues en P. Stancanelli, ter terechtzitting van 6 juni 2001,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 9 oktober 2001,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij beschikking van 21 februari 2000, binnengekomen bij het Hof op 28 februari daaraanvolgend, heeft het Tribunale di Parma krachtens artikel 234 EG zeven prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 13 van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 208, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 535/97 van de Raad van 17 maart 1997 (PB L 83, blz. 3; hierna: verordening nr. 2081/82").

    2 Deze vragen zijn gerezen in een strafzaak die tegen D. Bigi op klacht van het Consorzio del Formaggio Parmigiano Reggiano (hierna: Consorzio") is ingeleid wegens inbreuk op de Italiaanse wetgeving inzake oneerlijke handelspraktijken, het in de handel brengen van producten met misleidende merken of tekens alsmede het gebruik van beschermde oorsprongsbenamingen (hierna: BOB").

    Rechtskader

    3 Verordening nr. 2081/92 stelt een communautaire bescherming in van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen.

    4 Artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2081/92 luidt als volgt:

    Benamingen die soortnamen zijn geworden, kunnen niet worden geregistreerd.

    In de zin van deze verordening wordt onder een benaming die een soortnaam is geworden, verstaan de naam van een landbouwproduct of een levensmiddel, die weliswaar verband houdt met de plaats of streek waar dit product of dit levensmiddel oorspronkelijk werd geproduceerd of in de handel gebracht, doch de gangbare naam is geworden van een product of een levensmiddel.

    [...]"

    5 Artikel 4, lid 1, van deze verordening bepaalt dat een product [o]m voor een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) of een beschermde geografische aanduiding (BGA) in aanmerking te komen, [...] in overeenstemming [moet] zijn met een productdossier". Artikel 4, lid 2, noemt de elementen op die het productdossier ten minste moet omvatten.

    6 Artikel 13, leden 1 en 2, van de verordening nr. 2081/92 luidt:

    1. Geregistreerde benamingen zijn beschermd tegen:

    a) elk rechtstreeks of onrechtstreeks gebruik door de handel van een geregistreerde benaming voor producten die niet onder de registratie vallen, voorzover deze producten vergelijkbaar zijn met de onder deze benaming geregistreerde producten of voorzover het gebruik van de benaming betekent dat wordt geprofiteerd van de reputatie van deze beschermde benaming;

    b) elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals ,soort, ,type, ,methode, ,op de wijze van, ,imitatie, en dergelijke;

    c) elke andere valse of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product op de binnen- of buitenverpakking, in reclamemateriaal of documenten betreffende het betrokken product, alsmede het gebruik van een recipiënt die tot misverstanden over de oorsprong van het product aanleiding kan geven;

    d) elke andere praktijk die het publiek ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product kan misleiden.

    Indien een geregistreerde benaming de naam omvat van een landbouwproduct of levensmiddel die als soortnaam wordt beschouwd, wordt het gebruik van die soortnaam op dat landbouwproduct of levensmiddel niet beschouwd als strijdig met het bepaalde sub a of b.

    2. In afwijking van lid 1, punten a en b, mogen de lidstaten de nationale regelingen waarmee het gebruik van overeenkomstig artikel 17 geregistreerde benamingen wordt toegelaten, handhaven gedurende een tot maximaal vijf jaar beperkte periode na de datum van bekendmaking van de registratie op voorwaarde dat:

    - de producten wettelijk onder vermelding van deze benamingen in de handel zijn gebracht gedurende ten minste vijf jaar vóór de datum van bekendmaking van deze verordening,

    - de ondernemingen de betrokken producten legaal in de handel hebben gebracht en gedurende de in het eerste streepje bedoelde periode de benamingen zonder onderbreking hebben gebruikt,

    - uit de etikettering van de producten duidelijk de werkelijke oorsprong ervan blijkt.

    Deze afwijking mag er evenwel niet toe leiden dat de producten vrijelijk in de handel worden gebracht op het grondgebied van een lidstaat waarvoor deze benamingen verboden waren."

    7 Verordening nr. 2081/92 voorziet, buiten de normale registratieprocedure van de artikelen 5 tot en met 7 daarvan, in artikel 17 in een vereenvoudigde overgangsprocedure die de registratie van reeds volgens nationaal recht beschermde oorsprongsbenamingen mogelijk maakt.

    8 Artikel 17 van verordening nr. 2081/92 bepaalt aldus:

    1. Binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening delen de lidstaten de Commissie mee, welke van hun wettelijk beschermde benamingen of, in de lidstaten waar geen beschermingssysteem bestaat, welke van hun door het gebruik algemeen gangbaar geworden benamingen zij krachtens deze verordening willen laten registreren.

    2. De Commissie registreert volgens de procedure van artikel 15 de in lid 1 bedoelde benamingen die overeenkomen met de eisen van de artikelen 2 en 4. Artikel 7 is niet van toepassing. Soortnamen worden evenwel niet geregistreerd.

    3. De lidstaten kunnen de nationale bescherming van de overeenkomstig lid 1 meegedeelde benamingen handhaven totdat een besluit over de registratie is genomen."

    9 In het kader van deze vereenvoudigde procedure heeft de Italiaanse Republiek de Commissie meegedeeld dat zij onder meer de benaming Parmigiano Reggiano" wenste te laten registreren. De Commissie heeft deze registratie verricht door genoemde benaming op te nemen onder de BOB bedoeld in de bijlage bij verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van verordening nr. 2081/92 (PB L 148, blz. 1).

    Het hoofdgeding

    10 De onderneming Nuova Castelli SpA (hierna: Castelli"), waarvan Bigi wettelijk vertegenwoordiger is, produceert in Italië verschillende soorten kaas. Behalve een kaas die aan het productdossier van de BOB Parmigiano Reggiano" voldoet, produceert zij reeds sinds lange tijd een gedroogde geraspte kaas, gepasteuriseerd en in poedervorm, op basis van een mengsel van verschillende soorten kaas van verschillende oorsprong, die niet aan dat productdossier voldoet en derhalve in Italië niet mag worden verkocht. Deze tweede soort kaas, die wordt verkocht met een etiket waarop het woord parmesan" (parmezaan) duidelijk zichtbaar is, wordt uitsluitend buiten Italië, met name in Frankrijk, in de handel gebracht.

    11 Op 11 november 1999 is een partij van deze tweede soort door Castelli geproduceerde kaas, verpakt met een etiket waarop het woord parmesan" was vermeld en bestemd voor export naar andere lidstaten, bij een in Parma gevestigde expediteur in beslag genomen. De inbeslagneming werd verricht naar aanleiding van een klacht van het Consorzio, het organisme waarin de producenten van kaas met BOB Parmigiano Reggiano" zijn verenigd, dat zich als civiele partij heeft gevoegd in de strafprocedure tegen Bigi voor het Tribunale di Parma.

    12 Bigi wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken en aan de verkoop van industriële producten met misleidende vermeldingen, door genoemde kaas onder die voorwaarden te produceren en in de handel te brengen. Bigi wordt bovendien ten laste gelegd dat hij inbreuk heeft gemaakt op het verbod op het gebruik van erkende oorsprongs- of typebenamingen, door deze te vervalsen of gedeeltelijk te wijzigen door toevoegingen, ook indirect met rectificaties als type", gebruik", smaak" of een vergelijkbare uitdrukking.

    13 Als verweer doet Bigi een beroep op artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2081/92 met het betoog, dat de Italiaanse Republiek niet het recht heeft om de fabricage te verbieden van een kaas die niet voldoet aan BOB Parmigiano Reggiano" wanneer die kaas bestemd is voor uitvoer naar en verhandeling in andere lidstaten.

    De prejudiciële vragen

    14 Aangezien het Tribunale di Parma twijfelde over de juiste uitlegging van het in casu toepasselijke gemeenschapsrecht, heeft het de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

    1) Moet artikel 13, lid 2, van verordening (EEG) nr. 2081/92 [zoals gewijzigd bij artikel 1 van verordening (EG) nr. 535/97] aldus worden uitgelegd, dat vanwege de betrokken lidstaat geen enkele normatieve of administratieve handeling noodzakelijk is om het gebruik op zijn grondgebied mogelijk te maken van benamingen die aanleiding kunnen geven tot verwarring met krachtens artikel 17 van verordening (EEG) nr. 2081/92 geregistreerde benamingen?

    2) Volstaat voor de rechtmatigheid van het gebruik van bovenbedoelde benamingen op het grondgebied van de betrokken lidstaat, dat deze lidstaat zich niet tegen het gebruik van die benaming verzet?

    3) Volstaat het achterwege blijven van verzet vanwege de lidstaat op het grondgebied waarvan de benaming wordt gebruikt die tot verwarring met de overeenkomstig artikel 17 van verordening (EEG) nr. 2081/92 geregistreerde benaming kan leiden, om een rechtmatig karakter te verlenen aan het gebruik van die benaming door een onderneming gevestigd op het grondgebied van de lidstaat waar de benaming is geregistreerd, wanneer die onderneming de betrokken benaming alleen gebruikt voor producten die bestemd zijn om te worden verkocht buiten het land van registratie en uitsluitend op het grondgebied van de lidstaat die zich tegen het gebruik van die benaming niet heeft verzet?

    4) Verstrijkt de termijn van vijf jaar als bedoeld in artikel 13, lid 2, van verordening (EEG) nr. 2081/92, voor het gebruik met betrekking tot het product waarvan de benaming is geregistreerd op 12 juni 1996 [zie verordening (EG) nr. 1107/96, reeds aangehaald], op 12 juni 2001?

    5) Heeft een onderneming gevestigd in een lidstaat, op verzoek waarvan een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) overeenkomstig artikel 17 van verordening (EEG) nr. 2081/92 is geregistreerd, en die een benaming die tot verwarring met de geregistreerde benaming kan leiden, zonder onderbreking gedurende vijf jaar vóór de inwerkingtreding van verordening (EEG) nr. 2081/92 (24 juli 1993) heeft gebruikt, het recht om deze benaming te gebruiken om het onderscheid duidelijk te maken met producten die uitsluitend bestemd zijn om te worden verkocht buiten de lidstaat van registratie, en alleen op het grondgebied van een lidstaat die zich niet tegen het gebruik van die benaming op zijn grondgebied heeft verzet?

    6) Indien de vijfde vraag bevestigend wordt beantwoord: kan de onderneming die is gevestigd in de lidstaat van registratie van de BOB, rechtmatig haar producten identificeren door de benaming die tot verwarring kan leiden met de geregistreerde benaming, te gebruiken tot het verstrijken van het vijfde jaar volgend op de datum van registratie van de beschermde benaming (12 juni 1996), dit wil zeggen tot 12 juni 2001?

    7) Is ervan uit te gaan, dat bij het verstrijken van de in de zesde vraag supra bedoelde datum (12 juni 2001) een verbod geldt op het gebruik van elke benaming die tot verwarring kan leiden met de geregistreerde benaming, in alle lidstaten, voor elke marktdeelnemer die niet uitdrukkelijk het recht heeft om de geregistreerde benaming in de zin van verordening (EEG) nr. 2081/92 te gebruiken?"

    Ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing

    15 De Duitse regering betoogt dat het verzoek om een prejudiciële beslissing niet-ontvankelijk is omdat het antwoord op de gestelde vragen niet noodzakelijk is voor de beslissing in het hoofdgeding. De door Bigi gebruikte benaming parmesan" is immers een soortnaam en niet een BOB in de zin van verordening nr. 2081/92.

    16 De benaming parmesan", aldus de Duitse regering, is een soortnaam omdat daarmee in het algemeen op zich reeds geraspte kaas, of voor raspen bestemde kaas wordt bedoeld. Parmesan" is aldus een gangbare naam [...] geworden van een [...] levensmiddel" als bedoeld in artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2081/92. De Duitse regering verwijst met name naar punt 35 van de conclusie van advocaat-generaal Ruiz-Jarabo Colomer in de zaak Canadane Cheese Trading en Kouri (beschikking van 8 augustus 1997, C-317/95, Jurispr. blz. I-4681), betreffende het karakter van een soortnaam van de benaming parmezaanse kaas".

    17 De Duitse regering betoogt dat aangezien enkel de benaming Parmigiano Reggiano" is geregistreerd, de communautaire bescherming zich hiertoe beperkt en enkel betrekking heeft op de precieze formulering van de geregistreerde benaming. Zij voegt daaraan toe dat volgens de rechtspraak van het Hof bescherming van elk van de samenstellende delen van een samengestelde benaming mogelijk is voorzover het geen soortnaam of gangbare benaming betreft (arrest van 9 juni 1998, Chiciak en Fol, C-129/97 en C-130/97, Jurispr. blz. I-3315, punt 37).

    18 In dit verband dient te worden herinnerd aan de vaste rechtspraak, dat in het kader van de in artikel 234 EG neergelegde samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof, het uitsluitend een zaak is van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis te beoordelen als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt. Wanneer de vragen betrekking hebben op de uitlegging van gemeenschapsrecht, is het Hof derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoorden (zie met name arrest van 15 december 1995, Bosman, C-415/93, Jurispr. blz. I-4921, punt 59).

    19 Nochtans heeft het Hof ook geoordeeld, dat het in uitzonderlijke omstandigheden aan hem staat om, ter toetsing van zijn bevoegdheid, een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden waaronder de nationale rechter hem om een prejudiciële beslissing heeft verzocht. Het Hof kan slechts weigeren een uitspraak te doen over een prejudiciële vraag van een nationale rechter, wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het gemeenschapsrecht geen enkel verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is, of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die voor hem noodzakelijk zijn om een nuttig antwoord te geven op de gestelde vragen (zie met name arrest van 22 januari 2002, Canal Satélite Digital, C-390/99, Jurispr. blz. I-607, punt 19).

    20 In casu is het echter verre van evident dat de benaming parmesan" een soortnaam is geworden. Behalve de Duitse regering en in zekere zin de Oostenrijkse regering, hebben alle regeringen die opmerkingen hebben ingediend in de onderhavige zaak, alsmede de Commissie, betoogd dat de Franse benaming parmesan" de juiste vertaling vormt van de BOB Parmigiano Reggiano".

    21 In die omstandigheden kan niet worden betoogd dat duidelijk blijkt dat de door de verwijzende rechter gestelde vragen vallen in een van de situaties bedoeld in de in punt 19 van dit arrest genoemde rechtspraak. Daaruit volgt, dat het verzoek om een prejudiciële beslissing ontvankelijk is.

    De prejudiciële vragen

    22 De prejudiciële vragen betreffen bepaalde aspecten van de afwijkende regeling van artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2081/92.

    23 Gelet op het feit dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde producten afkomstig zijn uit de lidstaat die de registratie heeft verkregen van de BOB waarmee zij niet in overeenstemming zijn en waarvan de bescherming uit hoofde van artikel 13, lid 1, eerste alinea, sub a en b, van verordening nr. 2081/92 aan de orde is, moet vooraf worden onderzocht of deze afwijkende regeling van toepassing kan zijn op dergelijke producten.

    24 Derhalve moet het toepassingsgebied van die afwijkende regeling worden onderzocht. In dat verband moet rekening worden gehouden niet alleen met de bewoordingen van artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2081/82, maar ook met de doelstelling van deze bepaling binnen het algemene kader van die verordening.

    25 Volgens de bewoordingen van artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2081/92 voorziet dit artikel in een afwijkende regeling, waarvan de uitvoering afhangt van de wil van de betrokken lidstaat om voor zijn grondgebied voor een beperkte periode de voorheen geldende nationale regeling te handhaven, en vereist dat aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In wezen moet volgens deze voorwaarden de onderneming die op de afwijkende regeling een beroep wil doen, de betrokken producten gedurende een gespecificeerde periode onder de in de tussentijd geregistreerde benaming legaal in de handel hebben gebracht en moet uit de etikettering van de producten duidelijk de werkelijke oorsprong ervan blijken.

    26 Artikel 13, lid 2, tweede alinea, van verordening nr. 2081/92 bepaalt bovendien dat deze afwijking er niet toe mag leiden dat die producten vrijelijk in de handel worden gebracht op het grondgebied van een lidstaat waarvoor deze benaming verboden was.

    27 Artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2081/92 voert aldus een van de doelstellingen van verordening nr. 2081/92 uit, te weten dat niet met onmiddellijke ingang de mogelijkheid wordt opgeheven om krachtens artikel 17 van verordening nr. 2081/92 geregistreerde benamingen te gebruiken voor producten die niet aan het productdossier van de betrokken BOB beantwoorden. Zoals de derde overweging van de considerans van verordening nr. 535/97 vermeldt, heeft de communautaire wetgever het noodzakelijk geacht een aanpassingsperiode toe te staan om te voorkomen dat producenten die dergelijke benamingen reeds sinds lange tijd gebruiken, nadeel ondervinden.

    28 Zoals deze overweging echter tevens uiteenzet mag die overgangsperiode uitsluitend voor overeenkomstig artikel 17 van verordening nr. 2081/92 geregistreerde benamingen gelden, dat wil zeggen voor benamingen die, zoals in het hoofdgeding, volgens de vereenvoudigde procedure zijn geregistreerd. Deze procedure veronderstelt met name dat de benaming waarvan een lidstaat registratie vraagt, in die lidstaat wettelijk beschermd is of in de lidstaten waarin geen beschermingssysteem bestaat, door gebruik is erkend.

    29 Met andere woorden, de vereenvoudigde procedure veronderstelt dat de producten die niet beantwoorden aan het productdossier voor die benaming, op het tijdstip waarop een lidstaat de registratie van een benaming als BOB aanvraagt, niet rechtmatig op zijn grondgebied kunnen worden verhandeld.

    30 In die omstandigheden moet verordening nr. 2081/92 in die zin worden uitgelegd dat wanneer een benaming eenmaal als BOB is geregistreerd, de afwijkende regeling waarin artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2081/92 voorziet teneinde het onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde grenzen mogelijk te maken dat gebruik van deze benaming wordt voortgezet, uitsluitend geldt voor producten die niet afkomstig zijn uit de staat waarin de BOB is geregistreerd.

    31 Zoals de advocaat-generaal in de punten 71 tot en met 79 van zijn conclusie heeft opgemerkt is deze uitlegging van artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2081/92 in overeenstemming met de in de zesde en de zevende overweging van de considerans van verordening nr. 2081/92 geformuleerde doelstellingen van bescherming van de consument en van eerlijke mededinging.

    32 Artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2081/92 moet derhalve aldus worden uitgelegd dat de bij deze bepaling ingevoerde afwijkende regeling niet geldt voor producten afkomstig uit de staat die de registratie heeft verkregen van de BOB waarvan de bescherming uit hoofde van artikel 13, lid 1, eerste alinea, sub a en b, van verordening nr. 2081/92 aan de orde is en ten aanzien waarvan die producten niet aan het productdossier beantwoorden.

    33 Aangezien de afwijkende regeling van artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2081/92 niet geldt voor producten zoals die waar het in het hoofdgeding om gaat, behoeft op de door het Tribunale di Parma gestelde vragen derhalve niet te worden geantwoord.

    34 Gelet op een en ander moet aan de verwijzende rechter worden geantwoord dat artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2081/92 in die zin moet worden uitgelegd dat de bij deze bepaling ingevoerde afwijkende regeling niet geldt voor producten afkomstig uit de staat die de registratie heeft verkregen van de BOB waarvan de bescherming uit hoofde van artikel 13, lid 1, eerste alinea, sub a en b, van verordening nr. 2081/92 aan de orde is en ten aanzien waarvan die producten niet aan het productdossier beantwoorden.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    35 De kosten door de Italiaanse, de Duitse, de Griekse, de Franse, de Oostenrijkse en de Portugese regering alsmede door de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE,

    uitspraak doende op de door het Tribunale di Parma bij beschikking van 21 februari 2000 gestelde vragen, verklaart voor recht:

    Artikel 13, lid 2, van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 535/97 van de Raad van 17 maart 1997, moet aldus worden uitgelegd dat de bij deze bepaling ingevoerde afwijkende regeling niet geldt voor producten afkomstig uit de lidstaat die de registratie heeft verkregen van de beschermde oorsprongsbenaming waarvan de bescherming uit hoofde van artikel 13, lid 1, eerste alinea, sub a en b, van verordening nr. 2081/92, zoals gewijzigd, aan de orde is en ten aanzien waarvan die producten niet aan het productdossier beantwoorden.

    Top